Local view for "http://purl.org/linkedpolitics/eu/plenary/2007-09-05-Speech-3-019"

Predicate	Value (sorted: default)
rdf:type	lpv_eu:Speech6
dcterms:Date	"2007-09-05"^^xsd:date6
dcterms:Is Part Of	lp_eu:Combaterea terorismului (dezbatere)6
dcterms:Language	"nl"^^xsd:language6
lpv:document identification number	"en.20070905.2.3-019"6
lpv:hasSubsequent	lp_eu:2007-09-05-Speech-3-0206
lpv:speaker	lp:Jan Marinus Wiersma6
lpv:spoken text	"Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het van belang is vandaag dit debat te voeren. Het is belangrijk ook dat het Parlement vragen stelt over de voortgang in de samenwerking tussen de lidstaten op een zeer prioritair gebied, het bestrijden van terrorisme. Er heerst een zekere twijfel of die samenwerking wel altijd voldoende is en of de Raad wel altijd adequaat reageert op de dreiging die vandaag al vele malen beschreven is. Er blijkt ook een gebrek aan urgentie op het gebied van de voortgang die de Raad gemaakt heeft op een aantal punten. Belangrijk is daarbij ook de vraag wie coördinator De Vries opvolgt. Er is al een aantal maanden een lacune op dat punt. Maar er blijft ook de vraag: waar is de reactie van de Raad op het verslag-Fava, het uitgebreide verslag van dit Parlement over de CIA en bepaalde praktijken die hebben plaatsgevonden in de strijd tegen het terrorisme? De samenwerking is niet altijd zoals ze zou moeten zijn ondanks - en dat moet ik nogmaals herhalen - de enorme inzet van commissaris Frattini, die ook zonet blijk heeft gegeven van een krachtdadige aanpak. Maar wat hij wil en kan wordt natuurlijk voor een deel uiteindelijk bepaald door wat de Raad mogelijk maakt. Ik wil vandaag vooral aandacht vragen voor één belangrijk punt dat zowel de commissaris als de Raad hebben aangestipt, namelijk het aspect van radicalisering en recrutering. We moeten ook op Europees niveau, in de vorm van samenwerking tussen de lidstaten, op zoek gaan naar de beste manier om radicalisering, zowel religieus gemotiveerd als van rechts-extremistische oorsprong, tegen te gaan. Belangrijk is hierbij hoe we de jongeren kunnen bereiken die voor dat soort radicalisering gevoelig zijn. Dat is een prioriteit van de Raad, van de Commissie en ook in het Parlement zal hierover binnenkort verder worden gediscussieerd. Er moet worden gezocht naar de motieven van jongeren die zich door radicalisering soms ook laten verleiden tot terroristische acties. Die motieven variëren van onvrede over de eigen situatie, onvrede over wat zich in de internationale politiek afspeelt, of over polarisatie binnen de eigen maatschappij, behoefte aan zingeving, frustraties over de wereldpolitiek. Ook armoede is soms een motief. We moeten al die motieven bekijken, willen we komen tot een effectieve aanpak. Jongeren in Marokko die aanslagen plegen, hebben vaak een heel andere motivatie dan mensen die dat in Nederland gedaan hebben, bijvoorbeeld degene die Theo van Gogh vermoord heeft. We moeten gezamenlijk zoeken naar argumenten die radicalisering kunnen tegengaan, betere omstandigheden creëren waarin jongeren niet zo snel gevoelig worden voor het aanzetten tot radicalisering en soms aanzetten tot geweld. De kring van radicaliserende jongeren klein houden, is een eerste opgave. Daarbij past repressief beleid: aanpakken van mensen die aansporen tot geweld, aanpakken ook van virtuele netwerken via het internet waarmee jongeren worden aangespoord tot extreem gedrag, maar ook insluiten van groepen via preventief beleid. Dat begint op lokaal niveau, maar kan ook vertaald worden naar het nationale en het Europese niveau. Ik wijs hierbij op nieuwe initiatieven die zijn aangekondigd door de Nederlandse regering en waarvoor ook een behoorlijke hoeveelheid geld is vrijgemaakt om op lokaal niveau in de wijken een aanpak te vinden om jongeren op te sporen die misschien gevoelig zijn voor radicalisering en wat daaruit kan voortvloeien. Ik zou de Commissie willen aanbevelen vooral te kijken naar de Nederlandse ervaring, hoe die kan worden uitgewisseld met andere lidstaten. Misschien is het ook mogelijk om via het integratiefonds van de Europese Commissie een aantal van die activiteiten te stimuleren zodat ook daar een toegevoegde waarde komt van Europese aanpak. Ik zou nogmaals willen vragen aan de commissaris of hij ook mogelijkheden ziet om de Nederlandse praktijk uit te wisselen met andere lidstaten die met dezelfde problemen worden geconfronteerd, met name in de grote steden."@nl3
lpv:spokenAs	member; Delegation for relations with the countries of south-east Europe (2007-03-15--2009-07-13)23 member; Delegation to the EU-Moldova Parliamentary Cooperation Committee (2004-09-15--2009-07-13)23 vice-chair; PES (2004-07-20--2009-07-13)23 member; SEDE (2007-01-31--2009-07-13)23 unknown; Partij van de Arbeid (2004-07-20--2009-07-13)23 member; AFET (2007-01-31--2009-07-13)23
lpv:translated text	". Pane předsedající, domnívám se, že dnešní rozprava je velmi důležitá. Dále je pro Parlament důležité, aby se dotázal na pokrok v oblasti spolupráce mezi členskými státy ve vysoce prioritní oblasti, kterou představuje potírání terorismu. Existují určité pochybnosti o tom, zda je tato spolupráce vždy uspokojivá a zda je reakce Rady na ohrožení, o němž jsme zde dnes již mnohokrát slyšeli, vždy přiměřená. Nedostatek naléhavé potřeby se stal zjevným, pokud jde o pokrok Rady ve více bodech. Stejně důležitá je v této souvislosti otázka nástupce pana Gijse de Vriese ve funkci koordinátora pro potírání terorismu, která je již několik měsíců volná. Otázkou také zůstává, co se stalo s odpovědí Rady na zprávu poslance Favy, která je komplexní zprávou Parlamentu o americké CIA a určitých praktikách, které se v boji proti terorismu používají. Spolupráce není vždy taková, jaká by měla být, navzdory, a to musím zopakovat, obrovskému závazku komisaře Frattiniho, který nám tu právě představil svůj energický přístup. Přirozeně však to, co hodlá učinit, a to, co je schopen učinit, v konečném důsledku závisí do jisté míry na tom, co mu umožní Rada. Rád bych dnes upozornil na jedno konkrétní důležité hledisko, na které odkazovali komisař i úřadující předseda Rady, a jímž je radikalizace a nábor teroristů. Musíme najít nejlepší způsob, jak bojovat proti radikalizaci, ať již je nábožensky motivovaná, nebo má původ v pravicovém extremismu, na evropské úrovni a také ve formě spolupráce mezi členskými státy. V této souvislosti je důležité najít způsob, jak kontaktovat mladé lidi, kteří mají sklony k takovémuto způsobu radikalizace. To je prioritou Rady i Komise a Parlament tuto otázku v blízké budoucnosti podrobněji prodiskutuje. Musíme se snažit odhalit motivy mladých lidí, kteří jsou v důsledku radikalizace někdy sváděni k tomu, aby se zapojili do teroristické činnosti. Mezi tyto motivy patří nespokojenost s vlastní situací, nesouhlas s děním v mezinárodní politice nebo polarizace jejich vlastní společnosti, potřeba jakéhosi smyslu a frustrace ze světové politiky. Jedním z motivů může být i chudoba. Chceme-li dospět k účinnému přístupu, musíme přezkoumat všechny tyto motivy. Motivy mladých lidí, kteří páchají atentáty v Maroku, jsou často zcela odlišné od motivů lidí, kteří je páchají v Nizozemsku, například od motivů, které měl vrah Thea van Gogha. Musíme se spojit, abychom našli argumenty, které budou pro boj proti radikalizaci dostatečně silné, a zlepšit podmínky k tomu, aby mladí lidé nebyli tak přístupní vůči podněcování radikalizace a násilí. Prvořadou výzvou je udržovat nízký počet radikalizovaných mladých lidí. Vhodnou politikou je v tomto případě politika potlačení. Zaměřit se na ty, kdo podněcují druhé k násilí, sledovat virtuální internetové sítě, které podněcují mladé lidi k extrémistickému chování, stejně jako zabraňovat činnosti skupin prostřednictvím politiky prevence. Takovéto postupy začínají na místní úrovni, ale mohou být transformovány na vnitrostátní a evropskou úroveň. V této souvislosti bych rád upozornil na nové iniciativy přijaté nizozemskou vládou, na které byl rovněž vyčleněn výrazný objem finančních prostředků. Budou využity na místní úrovni, na sídlištích, s cílem najít způsob, jak odhalit mladé lidi, kteří by mohli mít sklony k radikalizaci a všemu, co z ní může plynout. Chtěl bych doporučit, aby se Komise zaměřila na zkušenosti z Nizozemska a na způsob, jakým je lze vyměňovat s ostatními členskými státy. Mohlo by být také možné využít integračního fondu Komise k podpoře některých z těchto aktivit, k dodání přidané hodnoty evropského přístupu i v této oblasti. Rád bych se pana komisaře znovu zeptal, zda si i on dokáže představit nějaké možnosti výměny nizozemských postupů s jinými členskými státy, které čelí stejným problémům, zejména ve velkých městech a velkoměstech."@cs1 "Hr. formand! Jeg tror, det er vigtigt at føre denne forhandling i dag. Det er også vigtigt, at Parlamentet stiller spørgsmål om forløbet af samarbejdet mellem medlemsstaterne på et meget prioriteret område, nemlig terrorbekæmpelse. Der hersker en vis tvivl om, hvorvidt dette samarbejde altid er tilstrækkeligt, og om Rådet altid reagerer hensigtsmæssigt på den trussel, som i dag er beskrevet mange gange. Det viser sig også, at det ikke anses for presserende, at Rådet gør fremskridt på en række punkter. I den forbindelse er det ligeledes vigtigt, hvem der bliver koordinatoren De Vries' efterfølger. Der har i nogle måneder været en lakune på dette punkt. Men der er også stadig spørgsmålet, hvor Rådets reaktion bliver af på Fava-betænkningen, Parlamentets udførlige betænkning om CIA og visse metoder, som har fundet sted som led i terrorbekæmpelsen. Samarbejdet er ikke altid, som det burde være, til trods for - og det må jeg endnu en gang gentage - kommissær Frattinis enorme indsats. Denne viste igen for lidt siden, at han griber kraftigt ind. Men hvad han vil og kan, bestemmes selvfølgelig for en del i sidste instans af, hvad Rådet muliggør. Jeg vil i dag først og fremmest gøre opmærksom på ét vigtigt punkt, som både kommissæren og Rådet har nævnt, nemlig aspektet radikalisering og rekruttering. Vi må også på europæisk plan, i form af samarbejde mellem medlemsstaterne, søge den bedste måde at bekæmpe radikalisering på, både den religiøst motiverede og den højreekstremistiske. Det er i den forbindelse vigtigt, hvordan vi kan nå de unge, som er modtagelige over for den slags radikalisering. Det er en prioritet for Rådet og Kommissionen, og også Parlamentet vil snart drøfte dette. Vi må søge de motiver, som driver unge, der gennem radikalisering sommetider også lader sig friste til terroraktioner. Disse motiver varierer fra utilfredshed over deres egen situation, utilfredshed over, hvad der foregår i den internationale politik, eller over polarisering inden for deres eget samfund, behov for at give livet mening og frustrationer over verdenspolitikken. Også fattigdom udgør sommetider et motiv. Vi må undersøge alle disse motiver, hvis vi vil nå frem til en effektiv løsning. Unge i Marokko, som begår attentater, har ofte en helt anden motivation end folk, som har gjort det i Nederlandene, f.eks. han, som myrdede Theo van Gogh. Vi må i fællesskab søge argumenter, som kan modvirke radikalisering, skabe bedre omstændigheder, hvor unge ikke så hurtigt bliver modtagelige for tilskyndelser til radikalisering og sommetider tilskyndelse til vold. Den første opgave er at begrænse kredsen af radikaliserede unge. Dertil passer repressiv politik, dvs. at vi skal gribe ind over for mennesker, som tilskynder til vold, og over for virtuelle netværk gennem internet, hvor unge tilskyndes til ekstrem adfærd, men også inddrage grupper gennem præventiv politik. Det begynder på lokalt plan, men kan også overføres til nationalt og europæisk plan. Jeg henviser her til nye initiativer, som den nederlandske regering har bebudet, og hvortil der også er stillet en pæn portion penge til rådighed for i de lokale bydele at finde en metode til at opspore unge, som måske er modtagelige for radikalisering, og hvad der kan følge deraf. Jeg vil gerne anbefale Kommissionen især at se på de nederlandske erfaringer og på, hvordan disse kan udveksles med andre medlemsstater. Måske er det også muligt gennem Kommissionens integrationsfond at stimulere en række af disse aktiviteter, således at en europæisk strategi også der kan skabe merværdi. Jeg vil endnu en gang spørge kommissæren, om han også ser muligheder for at udveksle de nederlandske erfaringer i praksis med andre medlemsstater, som konfronteres med de samme problemer, navnlig i de store byer."@da2 ". Herr Präsident! Dass wir heute diese Aussprache führen, halte ich für wichtig. Nicht minder wichtig ist, dass sich das Parlament nach den Fortschritten bei der Zusammenarbeit zwischen den Mitgliedstaaten auf einem so vorrangigen Gebiet wie der Bekämpfung des Terrorismus erkundigt. Es bestehen gewisse Zweifel, ob diese Kooperation stets ausreichend ist und ob vom Rat immer die richtigen Gegenmaßnahmen gegen die heute mehrfach geschilderte Bedrohung getroffen werden. In verschiedenen Punkten lassen die Fortschritte des Rates die notwendige Dringlichkeit offensichtlich vermissen. Ebenfalls von Bedeutung in diesem Zusammenhang ist die Frage nach dem Nachfolger des Anti-Terrorismus-Koordinators Gijs de Vries, dessen Posten seit Monaten unbesetzt ist. Offen bleibt ferner die Frage nach der Stellungnahme des Rates zum Bericht Fava, dem ausführlichen Bericht dieses Parlaments über die CIA und bestimmte Vorgehensweisen bei der Terrorismusbekämpfung. Die Zusammenarbeit erfolgt nicht immer so, wie es sein sollte, trotz des – wie ich nochmals betonen möchte – enormen Einsatzes von Kommissar Frattini, der sein entschlossenes Durchgreifen soeben einmal mehr unter Beweis gestellt hat, dessen Aktionspläne und Handlungsfähigkeit jedoch selbstverständlich zu einem gewissen Grad letzten Endes durch die vom Rat gebotenen Möglichkeiten bestimmt werden. Ich möchte heute insbesondere auf einen sowohl von dem Kommissar als auch vom Rat angesprochenen bedeutenden Gesichtspunkt hinweisen, nämlich die Radikalisierung und Rekrutierung. Durch Zusammenarbeit zwischen den Mitgliedstaaten muss auch auf europäischer Ebene ermittelt werden, wie der – sei es religiös motivierten oder auf rechtsextremem Hintergrund beruhenden – Radikalisierung am wirksamsten zu begegnen ist. Im Vordergrund steht dabei die Aufgabe, nach Wegen zu suchen, um die für eine solche Radikalisierung anfälligen Jugendlichen erreichen zu können. Dies ist einer der Schwerpunkte des Rates und der Kommission, und auch das Parlament wird sich in naher Zukunft ausführlich mit dem Thema befassen. Es gilt, die Gründe zu eruieren, aus denen sich Jugendliche durch Radikalisierung bisweilen zu Terrorakten verleiten lassen. Diese Gründe reichen von der Unzufriedenheit mit der eigenen Situation und Verdrossenheit über die Geschehnisse in der internationalen Politik über das Auseinanderdriften der eigenen Gesellschaft bis hin zu dem Bedürfnis nach Sinngebung sowie Enttäuschungen über die Weltpolitik. Armut kann ebenfalls ein Beweggrund sein. Alle diese Motive müssen untersucht werden, wenn effektiv vorgegangen werden soll. Jugendliche in Marokko, die Anschläge verüben, haben oft ganz andere Beweggründe als Attentäter in den Niederlanden, wie beispielsweise der Mörder von Theo van Gogh. Wir müssen gemeinsam nach Gegenargumenten gegen eine solche Radikalisierung suchen und bessere Verhältnisse schaffen, damit sich Jugendliche nicht so bereitwillig zu Radikalisierung und Gewalt anstacheln lassen. Eine primäre Aufgabe besteht darin, die Anzahl radikalisierender Jugendlicher niedrig zu halten. Dementsprechend bedarf es hier einerseits repressiver Maßnahmen, indem Menschen, die andere zur Gewalt anspornen, dingfest gemacht und Schritte gegen virtuelle Internet-Netzwerke, die Jugendliche zu radikalem Verhalten animieren, unternommen werden, und andererseits einer präventiven Politik, damit die Gruppen keinen neuen Zulauf erhalten. Dies beginnt auf lokaler Ebene, kann aber auch auf die nationale und europäische Ebene übertragen werden. Ich verweise an dieser Stelle auf neue Initiativen, die von der niederländischen Regierung angekündigt und wofür auch entsprechende Mittel bereitgestellt wurden, die in den Gemeinden, in den Wohnbezirken, eingesetzt werden sollen, um einen Weg zur Erfassung von Jugendlichen zu finden, die möglicherweise für eine Radikalisierung, mit allen sich daraus ergebenden Folgen, anfällig sind. Ich möchte empfehlen, dass die Kommission ihr Augenmerk auf die niederländische Erfahrung richtet und Möglichkeiten für einen Erfahrungsaustausch mit anderen Mitgliedstaaten prüft. Eventuell können auch über den Integrationsfonds der Europäischen Kommission einige dieser Tätigkeiten gefördert werden, so dass sich auch hier durch das Vorgehen auf EU-Ebene ein zusätzlicher Nutzen ergibt. Den Kommissar möchte ich nochmals fragen, ob er ebenfalls Möglichkeiten für die Vermittlung der niederländischen Erfahrungen an andere Mitgliedstaaten sieht, die sich denselben Problemen gegenübersehen, namentlich in den Großstädten."@de9 "Κύριε Πρόεδρε, πιστεύω ότι είναι σημαντική η διεξαγωγή αυτής της συζήτησης σήμερα. Είναι επίσης σημαντικό να θέσει το Ευρωπαϊκό Κοινοβούλιο ερωτήματα σχετικά με την πρόοδο της συνεργασίας μεταξύ των κρατών μελών σε ένα πεδίο υψηλής προτεραιότητας, στην καταπολέμηση της τρομοκρατίας. Υπάρχουν ορισμένες αμφιβολίες σχετικά με το αν η συνεργασία είναι πάντοτε ικανοποιητική και αν η απάντηση του Συμβουλίου στην απειλή που περιγράφηκε σήμερα πολλάκις είναι πάντοτε η ενδεδειγμένη. Είναι πρόδηλη η απουσία του κατεπείγοντος χαρακτήρα στην πρόοδο που έχει σημειώσει το Συμβούλιο σε μια σειρά σημείων. Επίσης, είναι σημαντικό εν προκειμένω το θέμα του διαδόχου του Gijs de Vries στη θέση του συντονιστή αντιτρομοκρατικής δράσης, που παραμένει κενή εδώ και κάποιους μήνες. Παραμένει, επίσης, το ερώτημα σχετικά με το τι συνέβη όσον αφορά την αντίδραση του Συμβουλίου στην έκθεση Fava, την περιεκτική έκθεση του Κοινοβουλίου για τη CIA και ορισμένες πρακτικές που χρησιμοποιήθηκαν στην καταπολέμηση της τρομοκρατίας. Η συνεργασία δεν είναι πάντοτε αυτή που θα έπρεπε, παρά την –οφείλω να το επαναλάβω– απίστευτη δέσμευση του Επιτρόπου Frattini, που μόλις επέδειξε για μία ακόμη φορά τη σθεναρή του προσέγγιση. Φυσικά, όμως, αυτό που θέλει και που δύναται να κάνει καθορίζεται εν τέλει ως έναν βαθμό από αυτό που το Συμβούλιο καθιστά δυνατό. Σήμερα, θέλω ιδίως να επιστήσω την προσοχή σε μια σημαντική πτυχή, στην οποία αναφέρθηκαν ακροθιγώς τόσο ο Επίτροπος όσο και ο Προεδρεύων του Συμβουλίου, και αυτή είναι η ριζοσπαστικοποίηση και η στρατολόγηση. Πρέπει να αναζητήσουμε τον καλύτερο τρόπο καταπολέμησης της ριζοσπαστικοποίησης –είτε της υποκινούμενης από θρησκευτικούς λόγους είτε αυτής που είναι ακροδεξιάς προέλευσης– και σε ευρωπαϊκό επίπεδο, με τη μορφή της συνεργασίας μεταξύ των κρατών μελών. Είναι σημαντικό ως προς αυτό να βρούμε τρόπους προσέγγισης των νέων, που είναι ευεπίφοροι στη ριζοσπαστικοποίηση αυτού του είδους. Αυτή είναι μία από τις προτεραιότητες του Συμβουλίου και της Επιτροπής, ενώ και το Ευρωπαϊκό Κοινοβούλιο θα συζητήσει το θέμα περαιτέρω στο προσεχές μέλλον. Πρέπει να προσπαθήσουμε να ανακαλύψουμε τα κίνητρα των νέων ανθρώπων που, ως αποτέλεσμα της ριζοσπαστικοποίησης, παρασύρονται ενίοτε να επιδοθούν σε τρομοκρατικές δραστηριότητες. Αυτά τα κίνητρα περιλαμβάνουν την απογοήτευση σε σχέση με την προσωπική τους κατάσταση, τη δυσαρέσκεια για τα όσα συμβαίνουν στη διεθνή πολιτική ή για την πόλωση της δικής τους κοινωνίας, την ανάγκη νοηματοδότησης και την έντονη δυσφορία για την παγκόσμια πολιτική. Η φτώχεια μπορεί επίσης να αποτελέσει κίνητρο. Πρέπει να εξετάσουμε όλα αυτά τα κίνητρα, αν θέλουμε να επιτύχουμε μια αποτελεσματική προσέγγιση. Τα κίνητρα των νέων στο Μαρόκο που διεξήγαγαν τις επιθέσεις συχνά διαφέρουν τελείως από τα κίνητρα εκείνων που έπραξαν τα ίδια στις Κάτω Χώρες, λόγου χάρη του ανθρώπου που δολοφόνησε τον Theo van Gogh. Πρέπει να ενώσουμε τις προσπάθειές μας για να αναζητήσουμε επιχειρήματα, ικανά να καταπολεμήσουν τη ριζοσπαστικοποίηση και να βελτιώσουν τις περιστάσεις, ούτως ώστε οι νέοι άνθρωποι να μην είναι τόσο πολύ ευεπίφοροι στα κελεύσματα ριζοσπαστικοποίησης και βίας. Μια αρχική πρόκληση είναι η συγκράτηση του αριθμού των ριζοσπαστικοποιημένων νέων σε χαμηλά ποσοστά. Κατάλληλη πολιτική εν προκειμένω είναι αυτή της καταστολής: η αντιμετώπιση αυτών που εξωθούν άλλους στη βία, η αντιμετώπιση των εικονικών δικτύων στο Διαδίκτυο που εξωθούν τους νέους σε ακραίες συμπεριφορές, καθώς και η συγκράτηση των ομάδων μέσω μιας προληπτικής πολιτικής. Αυτό ξεκινά σε τοπικό επίπεδο, μπορεί όμως να μεταφραστεί σε εθνικό και ευρωπαϊκό επίπεδο. Θέλω εν προκειμένω να επιστήσω την προσοχή στις νέες πρωτοβουλίες που ανακοίνωσε η ολλανδική κυβέρνηση, για τις οποίες μάλιστα δεσμεύτηκαν σημαντικά ποσά. Αυτά θα χρησιμοποιηθούν σε τοπικό επίπεδο, στις γειτονιές, για να βρεθεί μια προσέγγιση με στόχο την επισήμανση των νέων που ενδέχεται να είναι ευεπίφοροι στη ριζοσπαστικοποίηση και σε όσα αυτή συνεπάγεται. Θέλω να προτείνω στην Επιτροπή να εστιάσει στην εμπειρία των Κάτω Χωρών, στον τρόπο με τον οποίο μπορεί αυτή να μεταλαμπαδευτεί σε άλλα κράτη μέλη. Μπορεί, επίσης, να είναι δυνατή η χρήση του Ταμείου Ένταξης της Επιτροπής για την προώθηση ορισμένων από αυτές τις δραστηριότητες, προκειμένου να κομίσουν την προστιθέμενη αξία μιας ευρωπαϊκής προσέγγισης και σε αυτό το πεδίο. Θέλω να ζητήσω από τον Επίτροπο για μία ακόμη φορά να εξετάσει τις δυνατότητες μεταλαμπάδευσης της ολλανδικής πρακτικής στα άλλα κράτη μέλη που αντιμετωπίζουν τα ίδια προβλήματα, ιδίως σε μεγάλες πόλεις και αστικά κέντρα."@el10 "Mr President, I believe it is important to hold this debate today. It is also important for Parliament to ask questions about progress in the cooperation between Member States in a high-priority area, the fight against terrorism. There are some doubts about whether that cooperation is always satisfactory, and whether the Council’s response to the threat that has been described many times today is always adequate. A lack of urgency has become apparent with regard to the Council’s progress on a number of points. Also important in this regard is the issue of the successor to Gijs de Vries in the post of Counter-Terrorism Coordinator, which has lain vacant for some months now. The question also remains as to what has happened to the Council’s response to the Fava report, Parliament’s comprehensive report on the CIA and certain practices that have been used in the fight against terrorism. Cooperation is not always as it should be, in spite of – I must reiterate this – the tremendous commitment of Commissioner Frattini, who has just given a further demonstration of his vigorous approach. Naturally, however, what he wants and is able to do is ultimately determined to some extent by what the Council makes possible. Today I should like to call attention to one important aspect in particular, one alluded to by both the Commissioner and the President-in-Office, and that is radicalisation and recruitment. We must seek the best way to combat radicalisation – be it religiously motivated or of right-wing extremist origin – at European level, too, in the form of cooperation between Member States. It is important in this regard to find ways of reaching out to young people who are susceptible to this kind of radicalisation. That is one of the priorities of the Council and the Commission, and Parliament, too, will be discussing the subject further in the near future. We must try to discover the motives of the young people who, as a result of radicalisation, are sometimes enticed to engage in terrorist activities. These motives include dissatisfaction with their own situation, discontent with what is happening in international politics or with the polarisation of their own society, a need for meaning, and frustration with world politics. Poverty can also be a motive. We must examine all these motives if we wish to achieve an effective approach. The motives of young people in Morocco who have carried out attacks are often completely different from the motives of those who have done so in the Netherlands, for example the man who murdered Theo van Gogh. We must join together to seek arguments capable of combating radicalisation, and improve circumstances so that young people are not so readily susceptible to incitement to radicalisation and violence. Keeping numbers of radicalised young people down is an initial challenge. An appropriate policy here is one of repression: tackling those who incite others to violence, tackling virtual Internet networks that incite young people to extreme behaviour, and also containing groups via a preventive policy. This begins at local level, but can also be translated to national and European level. I should like to draw attention in this regard to the new initiatives announced by the Dutch Government, for which a substantial amount of money has also been earmarked. This is to be used at local level, in the neighbourhoods, to find an approach to identifying young people who may be susceptible to radicalisation and everything that can result from this. I should like to recommend that the Commission focuses on the experience of the Netherlands, on how this can be exchanged with other Member States. It may also be possible to use the Commission’s Integration Fund to promote some of these activities, to bring the added value of a European approach to bear in this field, too. I should like to ask the Commissioner once more whether he, too, can envisage any possibilities for exchanging Dutch practice with other Member States who are facing the same problems, particularly in large towns and cities."@en4 "Señor Presidente, creo que es importante que hoy entablemos este debate. También es importante que el Parlamento formule preguntas acerca de los progresos de la cooperación entre los Estados miembros en la lucha contra el terrorismo, un asunto de enorme prioridad. Existen ciertas dudas acerca de si esa cooperación ha sido siempre satisfactoria o si la respuesta del Consejo ante la amenaza, que tantas veces se ha descrito hoy, ha sido siempre adecuada. Se ha hecho patente una falta de urgencia con respecto a los progresos del Consejo en una serie de cuestiones. Es asimismo importante la cuestión de la persona que sucederá a Gijs de Vries en el cargo de Coordinador para la lucha contra el terrorismo, que lleva varios meses vacante. También nos queda por saber qué ha sucedido con la respuesta del Consejo al Informe Fava, el exhaustivo informe del Parlamento acerca de la CIA y de ciertas prácticas que se han utilizado en la lucha contra el terrorismo. La cooperación no ha sido siempre como debería haber sido, a pesar de la formidable dedicación —debo insistir en ello— del Comisario Frattini, quien nos acaba de obsequiar con otra muestra de su enérgico planteamiento. Aunque, lógicamente, sus deseos y su capacidad de actuación están condicionados en parte y en última instancia a lo permitido por el Consejo. Hoy me gustaría destacar una cuestión importante, a la que se han referido tanto el Comisario como el Presidente en ejercicio del Consejo; a saber: la radicalización y la captación. Debemos hallar la mejor manera de luchar contra la radicalización —esté motivada por la religión o por el extremismo de derechas— a escala europea, por medio de la cooperación entre los Estados miembros. Para ello, es importante que averigüemos cómo llegar a los jóvenes propensos a este tipo de radicalización. Se trata de un asunto prioritario tanto para el Consejo como para la Comisión, y el Parlamento también lo debatirá con mayor detalle dentro de poco. Debemos intentar averiguar qué mueve a los jóvenes que, una vez radicalizados, a veces son captados para participar en actividades terroristas. Algunos motivos son la insatisfacción con su situación, el descontento con la coyuntura política internacional o con la polarización de su sociedad, la necesidad de una razón de ser y la frustración por la política mundial. La pobreza también puede ser un motivo. El análisis de todos esos motivos es fundamental para la adopción de una estrategia eficaz. La motivación de los jóvenes que han perpetrado atentados en Marruecos suele ser completamente distinta de la de aquéllos que lo han hecho en los Países Bajos, como, por ejemplo, el hombre que asesinó a Theo van Gogh. Debemos unir nuestros esfuerzos para encontrar argumentos disuasorios de la radicalización eficaces, así como para mejorar la situación, a fin de que los jóvenes no sean tan susceptibles de ser incitados a la radicalización y la violencia. El primer reto sería conseguir que no aumentase el número de jóvenes radicales. Una política de represión sería idónea para este caso; a saber: enfrentarse a los instigadores a la violencia; hacer frente a las redes virtuales de Internet que incitan a los jóvenes al extremismo y contener las actividades de los grupos mediante una política preventiva. Si bien empezaría a aplicarse a escala local, también podría llevarse a la práctica a escala nacional y europea. Me gustaría destacar, a este respecto, las nuevas iniciativas anunciadas por el Gobierno neerlandés, a las que también se ha destinado una cantidad de fondos importante. Se emplearán a escala local, en los barrios, para hallar una estrategia de identificación de jóvenes propensos a la radicalización y a cuanto pudiera derivarse de ello. Desearía sugerir que la Comisión se centrara en la experiencia de los Países Bajos y en la manera de extrapolar tal experiencia a otros Estados miembros. Cabe la posibilidad de que el Fondo comunitario para la integración también pueda utilizarse para promover algunas de estas actividades, para aportar a este ámbito el valor añadido de un planteamiento europeo. Me gustaría volver a preguntar al Comisario si él también podría estudiar la posibilidad de aplicar la experiencia de los Países Bajos a otros Estados miembros que se enfrentan a los mismos problemas, sobre todo en las grandes ciudades."@es21 "Austatud juhataja, ma olen veendunud, et on tähtis pidada täna seda arutelu. Samuti on parlamendi jaoks tähtis esitada küsimusi edusammude kohta liikmesriikide vahelises koostöös kõrge tähtsusega alal, terrorismivastases võitluses. On mõned kahtlused selles, kas see koostöö on alati küllaldane, ning kas nõukogu reaktsioon ohule, mida on täna mitmel korral kirjeldatud, on alati adekvaatne. Nõukogu edusammude mitmete punktide suhtes on ilmnenud puudujäägid kiireloomulisuses. Selles suhtes on tähtis ka Gijs de Vries`i järglase küsimus terrorismivastase võitluse koordinaatori ametikohal, mis on juba mitmeid kuid olnud täitmata. Samuti on jätkuvalt üleval küsimus, mis on saanud nõukogu vastusest Fava raportile, parlamendi laiaulatuslikule raportile CIA ja teatavate praktikate kohta, mida on terrorismivastases võitluses kasutatud. Koostöö ei ole alati selline nagu peaks olema, vaatamata – ma pean seda kordama – volinik Frattini tohutule pühendumusele, kes on just veelgi tõestanud oma jõulist lähenemist. Ometi, loomulikult on see, mida ta tahab ja mida saab teha, lõppkokkuvõttes määratud teatavas osas sellega, mida nõukogu võimaldab. Täna tahaksin ma juhtida tähelepanu eelkõige ühele tähtsale aspektile, millele on vihjanud nii volinik kui eesistuja, ning selleks on radikaliseerumine ja terroristide värbamine. Me peame otsima parimat viisi radikaliseerumise – olgu see motiveeritud religioonist või paremäärmuslusest – vastu võitlemiseks ka Euroopa tasandil liikmesriikide vahelise koostöö vormis. Seejuures on tähtis leida teid jõudmaks noorte inimesteni, kes on sellise radikaliseerumise suhtes vastuvõtlikud. See on üks nõukogu ja komisjoni prioriteete ning ka parlament arutab seda teemat lähitulevikus edasi. Me peame püüdma teada saada noorte inimeste motiive, keda radikaliseerumise tulemusena on mõnikord ahvatletud terrorismitegevusse astumisele. Need motiivid hõlmavad rahulolematust oma olukorraga, rahulolematust seoses rahvusvahelises poliitikas toimuvaga või nende oma seltskonna vastandlikuks muutumisega, vajadust tähenduse järele ning pettumust maailmapoliitika suhtes. Vaesus võib samuti olla motiiv. Kui me tahame jõuda tõhusa lähenemiseni, peame kõiki neid motiive uurima. Noorte inimeste motiivid Marokos, kes on viinud läbi rünnakuid, on sageli täiesti teistsugused kui nendel, kes on teinud sama Madalmaades, näiteks mehel, kes tappis Theo van Gogh`i. Me peame ühiselt otsima argumente, millega on võimalik radikaliseerumise vastu võidelda, ning olukorda parandama, et noored ei oleks radikaliseerumisele ja vägivallale õhutamise suhtes nii otseselt vastuvõtlikud. Esmane väljakutse on radikaliseerunud noorte arvu ohjamine. Siinkohal on sobivaks repressioonitaktika: tuleb võtta käsile need, kes õhutavad teisi vägivallale, võtta käsile virtuaalsed Interneti-võrgustikud, kus õhutatakse noori äärmuslikule tegevusele, ning samuti kontrollida gruppe, suunates neid ennetavale tegevusele. See saab alguse kohaliku kogukonna tasandilt, kuid seda võib üle kanda ka riigi ja Euroopa tasandile. Ma tahaksin selles suhtes juhtida tähelepanu Hollandi valitsuse väljakuulutatud uutele algatustele, mille jaoks on eraldatud ka oluline rahasumma. See on mõeldud kasutamiseks kohalikul tasandil, naabruskonnas, et leida lähenemine nende noorte tuvastamiseks, kes võivad olla vastuvõtlikud radikaliseerumisele ning kõigele sellest tulenevale. Ma soovitaksin, et komisjon osutaks erilist tähelepanu Madalmaade kogemusele ning sellele, kuidas saaks seda teiste liikmesriikidega jagada. Samuti võib olla võimalik kasutada komisjoni Integratsioonifondi, et edendada mõningaid nendest tegevustest, tuues nii sellele alale juurde ka Euroopa lähenemise lisandväärtust. Ma tahaksin volinikult veelkord küsida, kas ka tema näeb võimalusi Hollandi praktika jagamiseks teiste liikmesriikidega, kes seisavad silmitsi samade probleemidega, eelkõige suurtes linnades."@et5 ". Arvoisa puhemies, minusta on tärkeää käydä tätä keskustelua tänään. On myös tärkeää, että parlamentti esittää kysymyksiä jäsenvaltioiden välisen yhteistyön etenemisestä hyvin tärkeässä asiassa, terrorismin torjunnassa. Voidaan epäillä, onko yhteistyö aina riittävää ja onko neuvoston reagointi tänään jo moneen otteeseen kuvailtuun terrorismin uhkaan aina oikea. Neuvoston etenemistä monissa kysymyksissä leimaa selvästi hitaus. Tältä osin myös Gijs de Vriesin seuraaja terrorismin torjunnan koordinaattoriksi on tärkeä kysymys, sillä paikka on ollut auki jo muutamia kuukausia. Avoimeksi on jäänyt myös neuvoston vastaus Favan mietintöön, tuohon parlamentin kattavaan mietintöön CIA:sta ja muista terrorismin torjunnassa käytetyistä keinoista. Yhteistyö ei aina ole sellaista kuin pitäisi huolimatta – tätä haluan korostaa – komission jäsenen Frattinin hienosta sitoutumisesta, kun hän hetki sitten osoitti jälleen tarmokkuutensa asiassa. Se, mitä hän haluaa ja voi tehdä riippuu luonnollisesti jossakin määrin viime kädessä neuvoston asettamista rajoista. Haluaisin tänään kiinnittää huomion erityisesti yhteen tärkeään näkökohtaan, johon sekä komission jäsen että neuvoston puheenjohtaja viittasivat, nimittäin radikalisoitumiseen ja terroristiryhmiin värväämiseen. Meidän on löydettävä parhaat keinot radikalisoitumisen estämiseksi myös Euroopassa – olipa kyse sitten uskonnollisesti motivoituneista tai äärioikeistolaista alkuperää olevista keinoista – jäsenvaltioiden välisen yhteistyön muodossa. Tässä mielessä on tärkeää löytää keinot niiden nuorten tavoittamiseksi, jotka ovat alttiita radikalisoitumisilmiölle. Tämä on yksi neuvoston ja komission ensisijaisista tehtävistä, ja myös parlamentti käsittelee asiaa lisää lähitulevaisuudessa. On yritettävä saada selville niiden nuorten vaikuttimet, joita radikalisoitumisen seurauksena houkutellaan mukaan terroristiseen toimintaan. Syitä ovat muun muassa tyytymättömyys omaan elämäntilanteeseen, kansainväliseen politiikkaan tai yhteiskuntien kahtiajakoon, tarve hakea merkitystä elämälle sekä turhautuminen maailmanpolitiikkaan. Myös köyhyys voi olla motiivina. Meidän on tarkasteltava kaikkia näitä motiiveja tehokkaan ratkaisun löytämiseksi. Iskuihin osallistuneiden nuorten marokkolaisten motiivit ovat usein täysin erilaiset kuin esimerkiksi Hollannissa Theo van Goghin murhanneen motiivit. Meidän on yhdessä kartoitettava niitä perusteita, joilla radikalisoitumista voidaan estää, ja parannettava elinoloja niin, etteivät nuoret olisi niin alttiita yllytyksille mennä mukaan radikaaliin ja väkivaltaiseen toimintaan. Radikaalisessa toiminnassa mukana olevien nuorten määrän vähentäminen on ensimmäinen haaste. Tähän voidaan vastata tarkoituksenmukaisesti esimerkiksi rangaistuksilla: rangaistaan niitä, jotka yllyttävät muita väkivaltaan, kielletään virtuaaliset Internet-verkot, joilla nuoria yllytetään äärimmäisiin tekoihin ja hillitään ryhmiä ennalta ehkäisevin toimin. Toimet aloitetaan paikallisesti, mutta ne voidaan ulottaa myös kansalliselle tasolle ja EU:n tasolle. Haluan tältä osin kiinnittää huomion Hollannin hallituksen ilmoittamiin uusiin aloitteisiin, joille on osoitettu myös huomattavat määrärahat. Määrärahat käytetään paikallisesti eri asuinalueilla, ja tarkoituksena on löytää keinot niiden nuorten tunnistamiseksi, jotka ovat alttiita radikalisoitumiselle ja sen seurauksille. Haluaisin kehottaa komissiota keskittymään Alankomaiden kokemuksiin ja siihen, miten kokemuksia voitaisiin vaihtaa muiden jäsenvaltioiden kanssa. Myös komission kotouttamisrahastoa on mahdollista käyttää toimien edistämiseen ja eurooppalaisen lisäarvon tuomiseen myös tälle alalle. Haluaisin kysyä vielä kerran komission jäseneltä, voiko hänkin harkita mahdollisuutta vaihtaa Hollannin kokemuksia muiden samankaltaisten ongelmien kanssa erityisesti suurissa kylissä ja kaupungeissa painivien jäsenvaltioiden kanssa."@fi7 "M. le Président, j'estime que le débat d’aujourd’hui revêt de l’importance. Il est également crucial que le Parlement soit tenu informé de l’évolution de la coopération entre les États membres dans ce domaine hautement prioritaire que constitue la lutte contre le terrorisme. Nous pouvons mettre en doute l'efficacité de cette coopération et de la réponse du Conseil face à la menace qui a été décrite de nombreuses fois aujourd’hui. Le progrès du Conseil sur certains points témoigne d'un manifeste manque d’urgence. À cet égard, la question de la succession de Gijs de Vries à la fonction de coordinateur antiterrorisme, qui demeure vacante depuis quelques mois, est également importante La question de la réponse du Conseil au rapport Fava, le rapport exhaustif du Parlement sur la CIA et certaines pratiques qui ont été appliquées pour lutter contre le terrorisme, demeure ouverte. La coopération ne tient pas toujours ses promesses, en dépit, je souhaite le redire, des efforts considérables du commissaire Frattini, qui vient de nous donner de plus amples exemples de la vigueur de son approche. Il va de soi cependant que ce qu’il souhaite et est capable de faire dépend finalement, dans une certaine mesure, de la latitude donnée par la Conseil. Je souhaite aujourd’hui attirer l’attention sur un aspect majeur en particulier, auquel le commissaire et le président en exercice ont fait allusion, à savoir la radicalisation et le recrutement. Nous devons chercher le meilleur mode de lutte contre la radicalisation, qu’elle soit de motivation religieuse ou d’origine d’extrême droite, à l’échelle européenne, également, sous forme de coopération entre les États membres. Il est important à cet égard de trouver des moyens pour conscientiser les jeunes qui sont enclins à ce type de radicalisation. Il s’agit là d’une des priorités du Conseil et de la Commission, et le Parlement, également, discutera plus amplement du sujet dans un avenir proche. Nous devons essayer de mettre le doigt sur les raisons qui, en raison de la radicalisation, incitent parfois les jeunes à s’engager dans des activités terroristes. Parmi ces motifs figurent le mécontentement face à leur situation, la politique internationale ou la polarisation de leur propre société, ainsi que le besoin de donner un sens à leur vie et la frustration à l'égard de la politique à l’échelle mondiale. La pauvreté peut également être un motif. Si nous voulons formuler une approche efficace, nous devons analyser tous ces motifs. Les motifs des jeunes au Maroc qui ont mené des attaques sont souvent complètement différents de ceux des jeunes qui en ont conduites aux Pays-Bas, l’homme qui a assassiné Theo van Gogh par exemple. Nous devons travailler ensemble pour trouver des arguments qui font le poids contre la radicalisation et améliorer les conditions afin que les jeunes ne soient pas si facilement influencés par la radicalisation et la violence. Le premier défi consiste à limiter le phénomène de radicalisation des jeunes. La répression constitue ici une politique appropriée: s'attaquer à ceux qui prêchent la violence, aux réseaux Internet virtuels qui incitent les jeunes à adopter des comportements extrêmes, ainsi que le maintien sous contrôle des groupes par l'entremise d'une politique préventive. Si ces efforts doivent d'abord être menés au niveau local, ils peuvent toutefois être repercutés aux niveaux national et européen. À cet égard, je souhaite attirer l’attention sur les nouvelles initiatives annoncées par le gouvernement néerlandais, auxquelles de considérables sommes ont déjà été allouées. Ces initiatives seront déployées au niveau local, dans les quartiers, afin de trouver une approche permettant d’identifier les jeunes en proie à la radicalisation et à toutes les conséquences y afférent. Je désire recommander que la Commission se penche sur l’expérience des Pays-Bas et sur la manière d’en faire bénéficier les autres États membres. Nous pourrions également faire appel au Fonds d’intégration de la Commission pour promouvoir certaines de ces activités, pour apporter la valeur ajoutée d’une approche européenne en la matière, également. Je souhaite demander une fois de plus au commissaire s’il peut, lui aussi, étudier la possibilité d’échanger la pratique néerlandaise avec d’autres États membres en proie aux mêmes problèmes, notamment dans les grandes villes."@fr8 "Elnök úr! Meglátásom szerint fontos, hogy ezt a vitát ma tartsuk meg. Az is lényeges, hogy a Parlament kérdéseket tegyen fel a tagállamok között egy kiemelt fontosságú területen, a terrorizmus elleni küzdelemben folytatott együttműködés előrehaladására vonatkozóan. Kétségek vannak afelől, hogy ez az együttműködés mindig kielégítő-e, és hogy a Tanács e fenyegetésre adott – ma már számos alkalommal körülírt – reakciója mindig megfelelő-e. A sürgősség hiánya nyilvánvalóvá vált a Tanács által számos kérdésben tett előrehaladást illetően. Ezzel összefüggésben fontos még Gijs de Vries utódjának kérdése is a terrorizmusellenes koordinátornak a már néhány hónapja megüresedett tisztségében. Az a kérdés is megmaradt, hogy mi történt a Tanács Fava-jelentésre – a Parlamentnek a CIA-ra és a terrorizmus elleni küzdelemben használt bizonyos gyakorlatokra vonatkozó, átfogó jelentésére – adott válaszával. Az együttműködés nem mindig olyan, mint amilyennek lennie kellene – ezt muszáj megismételnem –, Frattini biztos úr óriási elkötelezettsége ellenére se, aki épp most adta újabb tanújelét szigorú megközelítésének. Természetes viszont, hogy amit akar és amit tenni tud, azt végső soron bizonyos mértékben az határozza meg, hogy a Tanács mit tesz lehetővé. Ma különösen egy fontos aspektusra szeretném felhívni a figyelmet, egy olyan dologra, amelyet a biztos úr és a soros elnök úr is említett, és ez a radikalizmus és a toborzás. Meg kell találnunk – az akár vallási indíttatású, akár jobboldali szélsőséges – radikalizmus elleni európai szintű küzdelem legmegfelelőbb módját is, a tagállamok közötti együttműködés formájában. E tekintetben fontos, hogy megtaláljuk annak módjait, hogy miként érhetjük el az ilyen típusú radikalizmusra fogékony fiatalokat. Ez a Tanács és a Bizottság, valamint a Parlament egyik prioritása, amelyet a közeljövőben tárgyalni fogunk. Meg kell próbálnunk feltárni az olyan fiatalok indítékait, akiket – a radikalizmus eredményeként – olykor terroristatevékenységekben való részvételre csábítanak. Ezen indítékok között van a saját helyzetükkel kapcsolatos elégedetlenség, az azzal kapcsolatos elégedetlenség, ami a nemzetközi politikában történik, illetve a saját társadalmuk polarizálódásával kapcsolatos elégedetlenség, a dolgok mögötti értelem keresése és a világpolitikával szembeni frusztráció. A szegénység is lehet indíték. Mindezeket az indítékokat meg kell vizsgálnunk, ha hatékony megközelítést akarunk elérni. A Marokkóban támadásokat végrehajtó fiatalok indítékai gyakran teljesen különböznek azon személyek indítékaitól, akik ezt Hollandiában tették, például azé az emberé, aki Theo van Gogh-ot gyilkolta meg. Össze kell fognunk a radikalizmus elleni küzdelemre alkalmas érvek felkutatásában, és javítanunk kell a körülményeket, hogy a fiatalok ne legyenek ennyire készségesen fogékonyak a radikalizmusra és az erőszakra való felbujtásra . A radikalizálódott fiatalok számának alacsonyan tartása pusztán kezdeti kihívás. A megfelelő politika itt az elnyomás: azok kezelése, akik másokat erőszakra buzdítanak, azon virtuális, internetes hálózatok kezelése, amelyek szélsőséges viselkedésre buzdítanak fiatalokat, valamint a csoportok megfékezése megelőző jellegű politika révén. Ez helyi szinten kezdődik, de nemzeti és európai szintre is adaptálható. E tekintetben szeretném felhívni a figyelmet a holland kormány által meghirdetett új kezdeményezésekre, amelyekre jelentős mennyiségű pénzt is elkülönítettek. Ezt helyi szinten, a szomszédságban kell felhasználni, hogy megtalálják a radikalizmusra és minden ebből fakadó dologra esetlegesen fogékony fiatalok azonosítására alkalmas megközelítést. Azt szeretném ajánlani, hogy a Bizottság összpontosítson Hollandia azzal kapcsolatos tapasztalataira, hogy ez miként cserélhető ki más tagállamokkal. Esetleg a Bizottság integrációs alapját is fel lehetne használni néhány ilyen tevékenység előmozdítására, az európai megközelítés hozzáadott értékének e területre való kiterjesztése céljából. Szeretném még egyszer megkérdezni a biztos urat, hogy lát-e ő is bármiféle lehetőséget arra, hogy a holland gyakorlatot – a különösen a nagyvárosokban – ugyanilyen problémákkal szembesülő más tagállamokkal kicseréljék."@hu11 "Signor Presidente, è a mio avviso importante tenere questa discussione oggi, così come è importante che il Parlamento rivolga delle domande sul progresso raggiunto nella collaborazione fra gli Stati membri in un settore di massima priorità come la lotta al terrorismo. Vi sono alcuni dubbi sul fatto che la cooperazione fra gli Stati membri sia sempre soddisfacente, e che la risposta del Consiglio alla minaccia descritta oggi così tante volte sia sempre adeguata. Per quanto riguarda i risultati ottenuti dal Consiglio in tutta una serie di settori, si è andata evidenziando una mancanza di urgenza. A tale proposito è importante anche la questione della successione al coordinatore De Vries, carica ormai vacante da alcuni mesi. Rimane sospesa la questione di quale fine abbia fatto la risposta del Consiglio alla relazione Fava, alla relazione del Parlamento sulla CIA e su certe pratiche che sono state utilizzate nella lotta al terrorismo. La cooperazione non sempre procede come dovrebbe, nonostante – e lo devo ribadire – il formidabile impegno del Commissario Frattini, il quale ha appena dato ancora una volta prova della sua attitudine vigorosa. Tuttavia, ciò che egli intende e può fare dipende in parte in ultima istanza dalle decisioni del Consiglio. Vorrei oggi richiamare l’attenzione in particolare su un importante aspetto citato sia dal Commissario che dal Presidente in carica del Consiglio, ovvero l’aspetto della radicalizzazione e del reclutamento. Dobbiamo ricercare il modo migliore per combattere la radicalizzazione, sia quella di matrice religiosa sia quella di estrema destra, a anche a livello europeo, collaborando fra Stati membri. E’ importante a tale riguardo trovare il modo di comunicare ai giovani che sono a rischio di questo genere di radicalizzazione. Questo rappresenta una delle priorità del Consiglio e della Commissione, e il Parlamento discuterà anch’esso tale tematica nel futuro prossimo. Dobbiamo cercare di scoprire le motivazioni dei giovani che, in conseguenza della radicalizzazione, sono a volte spinti a compiere atti terroristici. Fra tali motivi vi sono lo scontento per la loro situazione, lo scontento nei confronti di ciò che avviene sullo scenario politico internazionale o per la polarizzazione della loro società, una ricerca di significato, nonché una frustrazione nei confronti della politica internazionale. Anche la povertà può essere una ragione. Dobbiamo valutare tutte queste motivazioni se vogliamo adottare un approccio efficace. Le ragioni che hanno spinto giovani marocchini a compiere attentati sono spesso completamente diverse dalle motivazioni di quanti lo hanno fatto nei Paesi Bassi, come nel caso dell’uomo che ha assassinato Theo van Gogh. Dobbiamo unire le nostre forze per trovare argomenti validi per combattere la radicalizzazione, e migliorare le condizioni, affinché i giovani non siano così facili prede dell’incitamento all’estremismo e alla violenza. Cercare di tenere basso il numero di giovani radicalizzati costituisce una sfida prioritaria. La politica da adottare in questo campo è una di tipo repressivo: colpire quanti incitano gli altri alla violenza, colpire le reti virtuali che incitano su i giovani all’estremismo, e ricorrere inoltre ad una politica di carattere preventivo per contenere tali gruppi. Questa azione comincia a livello locale, ma può essere trasposta anche a livello nazionale ed europeo. A tale riguardo vorrei richiamare l’attenzione sulle nuove iniziative annunciate dal governo olandese, per le quali sono state stanziate delle somme considerevoli, che dovranno essere utilizzate a livello locale, nei quartieri, al fine di trovare un approccio per individuare i giovani che possono essere esposti al pericolo della radicalizzazione e alle sue conseguenze. Vorrei invitare la Commissione a soffermarsi sull’esperienza dei Paesi Bassi, su come gli altri Stati membri possano fare tesoro di tale esperienza. Un’altra possibile opzione è quella di utilizzare il Fondo per l’integrazione della Commissione per promuovere tali attività, per far pesare in questo campo il valore aggiunto dell’esperienza europea. Vorrei chiedere ancora una volta al Commissario se anche lui prevede la possibilità di condividere l’esperienza olandese con gli altri Stati membri che devono fronteggiare gli stessi problemi, soprattutto nelle grandi città."@it12 "Pone Pirmininke, esu įsitikinęs, kad svarbu šiandien surengti šias diskusijas. Parlamentui taip pat svarbu pateikti klausimus apie valstybių narių bendradarbiavimo pažangą itin svarbioje srityje – kovoje su terorizmu. Kyla kai kurių abejonių, ar šis bendradarbiavimas yra visada patenkinamas ir ar Tarybos atsakas į daug kartų šiandien paminėtą grėsmę visada yra adekvatus. Ne vienu atveju Tarybos veiksmai parodė, kad reaguojama nepakankamai skubiai. Šiuo atžvilgiu yra svarbus klausimas, kas pakeis Gijs de Vries kovos su terorizmu koordinatoriaus poste, kuris jau keli mėnesiai yra neužimtas. Taip pat neatsakyta į klausimą, kas atsitiko su Tarybos atsakymu į Fava pranešimą, išsamią Parlamento ataskaitą apie CŽV ir kai kurias praktikas, naudotas kovoje su terorizmu. Bendradarbiavimas ne visada yra toks, koks turėtų būti, nežiūrint – turiu tai pakartoti – nepaprastų komisaro Frattini pastangų, kuris ką tik pademonstravo savo aktyvią poziciją. Tačiau suprantama, kad tai, ką jis nori ir gali padaryti, galiausiai tam tikru mastu nulemia tai, kokias Taryba sudaro galimybes. Šiandien norėčiau atkreipti dėmesį į vieną svarbų aspektą, apie kurį užsiminė ir komisaras, ir Tarybos pirmininkas – tai radikalėjimas ir verbavimas. Turime ieškoti geriausio būdo kovoti su radikalėjimu – tiek motyvuotu religija, tiek susijusiu su dešiniosios pakraipos ekstremistais – Europos lygmeniu, taip pat ir bendradarbiaujant valstybėms narėms. Šiuo atžvilgiu svarbu surasti būdus, kaip pasiekti jaunus žmones, kurie pasiduoda tokio tipo radikalėjimui. Tai vienas iš Tarybos ir Komisijos prioritetų; Parlamentas taip pat artimiausiu metu svarstys šį klausimą. Turime pamėginti atskleisti jaunų žmonių motyvus, kurie vykstant radikalėjimui kartais skatinami dalyvauti teroristinėje veikloje. Tarp šių motyvų yra nepasitenkinimas savo padėtimi, pasipiktinimas tarptautinės politikos reiškiniais, atskirtis savojoje visuomenėje, poreikis rasti prasmę ir nusivylimas pasauline politika. Motyvu gali būti ir skurdas. Turime išnagrinėti visus motyvus, jeigu norime rasti veiksmingą veikimo būdą. Surengusių išpuolius jaunų marokiečių motyvai dažnai iš esmės skiriasi nuo tų, kurie tai padarė Nyderlanduose; pavyzdžiui vyras, kuris nužudė Theo van Gogh. Mes turime kartu ieškoti argumentų, galinčių įveikti radikalėjimą, ir pagerinti sąlygas, kad jauni žmonės nebūtų tokie imlūs radikalėjimui ir smurto propagandai. Pasiekti, kad radikalių jaunų žmonių skaičius mažėtų yra pirminis iššūkis. Šiuo atveju tinka prievartos politika: imantis priemonių prieš tuos, kas skatina kitus imtis smurto, prieš virtualius internetinius tinklus, kurie skatina jaunus žmones pasirinkti ekstremalų elgesį, ir prevencinėmis priemonėmis apribojant grupuočių veiklą. Tai prasideda lokaliniame lygmenyje, bet gali būti išplėstas į nacionalinį ir europinį lygmenį. Šiuo atžvilgiu norėčiau atkreipti dėmesį į naujas Danijos Vyriausybės iniciatyvas, kurioms taip pat numatytos ženklios pinigų sumos. Tai gali būti pritaikyta lokaliame lygmenyje, kaimynystėje, surandant būdą identifikuoti jaunus žmones, kurie linkę pasukti radikalėjimo keliu ir atlikti su tuo susijusius veiksmus. Norėčiau pasiūlyti, kad Komisija atkreiptų dėmesį į Nyderlandų patirtį ir į tai, kaip ja gali būti pasidalinta su kitomis valstybėmis narėmis. Galbūt galima būtų panaudoti Komisijos integracijos fondą paremiant kai kurias iš tų veiklų, kad Europos pastangos šioje srityje būtų sėkmingos. Norėčiau dar kartą paklausti Komisaro, ar jis taip pat matytų galimybę, kad Danijos patirtį perimtų kitos valstybės narės, kurios susiduria su tokiomis pat problemomis, ypač didmiesčiuose ir dideliuose miestuose."@lt14 "Priekšsēdētāja kungs, es uzskatu, ka šodienas debates ir ļoti svarīgas. Parlamentam svarīgi ir arī uzdot jautājumus par progresu dalībvalstu sadarbībā lielākās prioritātes jomā – cīņā pret terorismu. Ir zināmas šaubas par to, vai šī sadarbība vienmēr ir apmierinoša, un vai Padomes reakcija uz draudiem, kas šodien ir minēta jau vairākkārt, vienmēr ir atbilstoša. Steidzamības trūkums ir kļuvis acīmredzams attiecībā uz Padomes progresu vairākos punktos. Saistībā ar to svarīgs ir arī pēcteča jautājums pretterorisma koordinatora amatā, kurš pēdējos mēnešus ir vakants. Neatbildēts vēl joprojām ir jautājums par to, kāda bija Padomes reakcija uz ziņojumu, Parlamenta vispusīgo ziņojumu par CIP un atsevišķām darbībām, ko izmantoja cīņā pret terorismu. Sadarbība ne vienmēr ir tāda, kādai tai vajadzētu būt, par spīti – šo es vēlos uzsvērt – komisāra kurš tikko veica savas enerģiskās pieejas papildu demonstrāciju, milzīgajam ieguldījumam. Taču dabīgi, ka tas, ko viņš vēlas un spēj darīt, ir galu galā zināmā mērā atkarīgs no tā, ko Padome atļauj. Šodien es vēlos pievērst uzmanību it īpaši vienam ļoti svarīgam punktam, par kuru deva mājienu gan komisārs, gan priekšsēdētājs, un tā ir radikalizācija un vervēšana. Mums ir jāmeklē labākais veids, kā apkarot radikalizāciju – vai nu tā ir reliģiski motivēta vai to kultivē labējie ekstrēmisti – Eiropas līmenī, arī dalībvalstīm sadarbojoties. Saistībā ar to svarīgi ir rast veidus, kā palīdzēt jauniešiem, kuri ir atsaucīgi šāda veida radikalizācijai. Šī ir viena no Padomes un Komisijas prioritātēm, un arī Parlaments šo jautājumu apspriedīs tuvākajā nākotnē. Mums ir jāatklāj jauniešu, kuri radikalizācijas dēļ dažkārt tiek vilināti iesaistīties teroristu aktivitātes, motīvi. Šie motīvi ir tādi kā neapmierinātība ar esošo situāciju, nepatika par to, kas notiek starptautiskajā politikā vai viņu sabiedrības polarizēšanās, jēgas meklējumi un vilšanās pasaules politikā. Arī nabadzība var būt iemesls. Mums ir jāapzina visi šie iemesli, ja mēs vēlamies panākt efektīvu pieeju. To Marokas jauniešu iemesli, kuri ir veikuši uzbrukumus, bieži vien ir atšķirīgi no to jauniešu iemesliem, kuri ir veikuši uzbrukumus Nīderlandē, piemēram, vīrietis, kurš noslepkavoja . Mums ir jāapvienojas, lai atrastu argumentus, ar ko varētu apkarot radikalizāciju un uzlabot apstākļus, lai jaunieši nebūtu tik viegli pamudināmi uz radikalizāciju un vardarbību. Sākotnējais uzdevums ir saglabāt zemu radikālo jauniešu skaitu. Atbilstoša politika šajā jomā ir viens no apspiešanas veidiem: ar profilakses politiku apkarot tos, kuri kūda citus uz vardarbību, apkarot virtuālos interneta tīklus, kas mudina jauniešus uz ekstrēmām darbībām, kā arī grupas. Tas sākas vietējā līmenī, taču to var piemērot arī valstu un Eiropas līmenī. Šajā sakarā vēlos pievērst uzmanību jaunajām Nīderlandes valdības iniciatīvām, kurām ir piešķirti arī ievērojami naudas līdzekļi. Tās piemēro vietējā līmenī, kaimiņattiecību līmenī, lai atrastu pieeju, kā identificēt jauniešus, kuri varētu būt viegli pieejami radikalizācijai un visam, kas ar to saistīts. Vēlos ieteikt, lai Komisija koncentrējas uz Nīderlandes pieredzi, uz to, kā ar šo praksi var iepazīstināt citas dalībvalstis. Iespējams, ka šim mērķim var izmantot Komisijas Integrācijas fondu, lai veicinātu dažas no šīm aktivitātēm, lai Eiropas pieejai rastos pievienotā vērtība arī šajā jomā. Vēlos vaicāt komisāram vēlreiz, vai arī viņš var paredzēt jebkādas iespējas Nīderlandes prakses apmaiņai ar citām dalībvalstīm, kuras saskaras ar tām pašām problēmām, jo sevišķi lielpilsētās un mazpilsētās."@lv13 "Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het van belang is vandaag dit debat te voeren. Het is belangrijk ook dat het Parlement vragen stelt over de voortgang in de samenwerking tussen de lidstaten op een zeer prioritair gebied, het bestrijden van terrorisme. Er heerst een zekere twijfel of die samenwerking wel altijd voldoende is en of de Raad wel altijd adequaat reageert op de dreiging die vandaag al vele malen beschreven is. Er blijkt ook een gebrek aan urgentie op het gebied van de voortgang die de Raad gemaakt heeft op een aantal punten. Belangrijk is daarbij ook de vraag wie coördinator De Vries opvolgt. Er is al een aantal maanden een lacune op dat punt. Maar er blijft ook de vraag: waar is de reactie van de Raad op het verslag-Fava, het uitgebreide verslag van dit Parlement over de CIA en bepaalde praktijken die hebben plaatsgevonden in de strijd tegen het terrorisme? De samenwerking is niet altijd zoals ze zou moeten zijn ondanks - en dat moet ik nogmaals herhalen - de enorme inzet van commissaris Frattini, die ook zonet blijk heeft gegeven van een krachtdadige aanpak. Maar wat hij wil en kan wordt natuurlijk voor een deel uiteindelijk bepaald door wat de Raad mogelijk maakt. Ik wil vandaag vooral aandacht vragen voor één belangrijk punt dat zowel de commissaris als de Raad hebben aangestipt, namelijk het aspect van radicalisering en recrutering. We moeten ook op Europees niveau, in de vorm van samenwerking tussen de lidstaten, op zoek gaan naar de beste manier om radicalisering, zowel religieus gemotiveerd als van rechts-extremistische oorsprong, tegen te gaan. Belangrijk is hierbij hoe we de jongeren kunnen bereiken die voor dat soort radicalisering gevoelig zijn. Dat is een prioriteit van de Raad, van de Commissie en ook in het Parlement zal hierover binnenkort verder worden gediscussieerd. Er moet worden gezocht naar de motieven van jongeren die zich door radicalisering soms ook laten verleiden tot terroristische acties. Die motieven variëren van onvrede over de eigen situatie, onvrede over wat zich in de internationale politiek afspeelt, of over polarisatie binnen de eigen maatschappij, behoefte aan zingeving, frustraties over de wereldpolitiek. Ook armoede is soms een motief. We moeten al die motieven bekijken, willen we komen tot een effectieve aanpak. Jongeren in Marokko die aanslagen plegen, hebben vaak een heel andere motivatie dan mensen die dat in Nederland gedaan hebben, bijvoorbeeld degene die Theo van Gogh vermoord heeft. We moeten gezamenlijk zoeken naar argumenten die radicalisering kunnen tegengaan, betere omstandigheden creëren waarin jongeren niet zo snel gevoelig worden voor het aanzetten tot radicalisering en soms aanzetten tot geweld. De kring van radicaliserende jongeren klein houden, is een eerste opgave. Daarbij past repressief beleid: aanpakken van mensen die aansporen tot geweld, aanpakken ook van virtuele netwerken via het internet waarmee jongeren worden aangespoord tot extreem gedrag, maar ook insluiten van groepen via preventief beleid. Dat begint op lokaal niveau, maar kan ook vertaald worden naar het nationale en het Europese niveau. Ik wijs hierbij op nieuwe initiatieven die zijn aangekondigd door de Nederlandse regering en waarvoor ook een behoorlijke hoeveelheid geld is vrijgemaakt om op lokaal niveau in de wijken een aanpak te vinden om jongeren op te sporen die misschien gevoelig zijn voor radicalisering en wat daaruit kan voortvloeien. Ik zou de Commissie willen aanbevelen vooral te kijken naar de Nederlandse ervaring, hoe die kan worden uitgewisseld met andere lidstaten. Misschien is het ook mogelijk om via het integratiefonds van de Europese Commissie een aantal van die activiteiten te stimuleren zodat ook daar een toegevoegde waarde komt van Europese aanpak. Ik zou nogmaals willen vragen aan de commissaris of hij ook mogelijkheden ziet om de Nederlandse praktijk uit te wisselen met andere lidstaten die met dezelfde problemen worden geconfronteerd, met name in de grote steden."@mt15 "Panie przewodniczący! Jestem przekonany, że niniejsza debata ma dziś duże znaczenie. Ważne jest również, by Parlament Europejski kierował pytania na temat rozwoju współpracy pomiędzy państwami członkowskimi w tym priorytetowym obszarze, jakim jest walka z terroryzmem. Istnieją pewne wątpliwości, czy współpraca ta jest satysfakcjonująca oraz czy Rada reaguje w odpowiedni sposób na owo zagrożenie, które nie raz było już opisane. Brak szybkiej reakcji Rady jest w kilku przypadkach ewidentny. Znaczenie ma również pojawienie się Gijsa de Vriesa – sukcesora koordynatora do spraw walki z terroryzmem. Stanowisko to przez kilka miesięcy pozostawało nieobsadzone. Bez odpowiedzi pozostaje też pytanie na temat reakcji Rady na sprawozdanie Claudio Favy – jest to obszerne sprawozdanie w sprawie CIA i niektórych praktyk stosowanych w walce z terroryzmem. Współpraca w tym zakresie nie zawsze przybiera pożądaną formę, pomimo – muszę to ponownie podkreślić – ogromnego poświęcenia komisarza Franco Frattiniego, który dał głęboki wyraz swojego zaangażowania w przedmiotową kwestię. Oczywiście jego wola i chęci determinowane są do pewnego stopnia przez możliwości, na jakie w tym obszarze pozwala Rada. Dziś chciałbym zwrócić uwagę na jeden znaczący aspekt tego problemu, do którego odnieśli się zarówno pan komisarz, jak i urzędujący przewodniczący Rady. Mam na myśli radykalizację i werbowanie. Musimy znaleźć najlepszy środek do walki z radykalizmem – zarówno mającym podłoże religijne, jak i wywodzące się z prawicowego ekstremizmu. Walka ta powinna przybrać między innymi formę współpracy pomiędzy państwami członkowskimi na europejskim poziomie. W tym kontekście należy znaleźć sposób dotarcia do młodych osób, które są podatne na tego typu radykalizację. Jest to jeden z priorytetów Rady i Komisji. Parlament również odbędzie wkrótce debatę na ten temat. Musimy podjąć próbę zrozumienia motywów kierujących młodymi osobami, które – wskutek radykalizacji – mają tendencję do angażowania się w działalność terrorystyczną. Wśród tych motywów wymienić można niezadowolenie z własnej sytuacji, z sytuacji na arenie międzynarodowej, polaryzację społeczeństwa, poszukiwanie w życiu znaczenia oraz frustrację sytuacją polityczną na świecie. Ubóstwo również może stanowić jeden z motywów. Aby znaleźć odpowiednie podejście do problemu, należy przeanalizować wszystkie te motywy. Motywy młodych Marokańczyków przeprowadzających ataki są zupełnie inne niż motywy kierujące takimi osobami mieszkającymi w Holandii, jak na przykład motywy mężczyzny, który zamordował Theo van Gogha. Musimy zjednoczyć się w poszukiwaniu argumentów mogących stanowić środek walki z radykalizacją oraz pracować nad poprawą warunków życia mieszkańców, tak by młode osoby nie ulegały tak łatwo zachętom do radykalizacji i używania przemocy. Głównym wyzwaniem jest niedoprowadzenie do wzrostu liczby zradykalizowanych młodych osób. Odpowiednim podejściem w tym przypadku jest polityka represji: do rozwiązania pozostaje kwestia tych, którzy zachęcają innych do przemocy, wirtualnych sieci internetowych, które podżegają młodych do radykalnych zachowań, a także objęcie odpowiednich grup polityką prewencyjną. Tego typu działania znajdują początek na poziomie lokalnym, ale można je również przenieść na poziom krajowy, a nawet europejski. W tym kontekście chciałbym zwrócić uwagę na nowe inicjatywy zaproponowane przez rząd holenderski, na które zarezerwowano znaczącą ilość środków finansowych. Mają one zostać użyte na poziomie lokalnym. Jest to narzędzie sąsiedztwa, które pomóc ma w identyfikacji młodych osób podatnych na radykalizację i tym podobne procesy. Zachęcam, by Komisja wzięła pod uwagę doświadczenie Holandii i zastanowiła się, w jaki sposób państwa członkowskie mogą podzielić się nim między sobą. W celu promocji tego typu działań możliwe jest również skorzystanie z Funduszu Integracji Komisji Europejskiej, tak aby zostało wniesione także europejskie podejście jako wartość dodana w walce z terroryzmem. Niniejszym zwracam się ponownie do pana komisarza z pytaniem, czy mógłby również przewidzieć możliwość wymiany holenderskich doświadczeń z innymi państwami członkowskimi, borykającymi się z podobnym problemem, szczególnie w dużych ośrodkach miejskich."@pl16 "Senhor Presidente, julgo que é importante que este debate seja realizado hoje. É importante também que o Parlamento coloque questões sobre os progressos realizados no âmbito da cooperação entre os Estados-Membros num domínio altamente prioritário como a luta contra o terrorismo. Existem algumas dúvidas sobre se essa cooperação é sempre satisfatória e sobre se o Conselho reage sempre adequadamente à ameaça que aqui foi hoje muitas vezes descrita. Tornou-se evidente que há uma falta de sentido de urgência nos progressos realizados pelo Conselho num conjunto de pontos. Um aspecto importante neste contexto é também a questão do sucessor de Gijs de Vries no cargo de coordenador da luta contra o terrorismo, cargo esse que já se encontra há alguns meses por preencher. Outra questão que subsiste é a de saber o que aconteceu à reacção do Conselho ao relatório Fava, o extenso relatório do Parlamento sobre a CIA e sobre determinadas práticas que foram utilizadas na luta contra o terrorismo. A cooperação nem sempre é como deveria ser, a despeito – devo reiterar – do enorme empenho do Comissário Frattini, que ainda agora nos deu mais uma demonstração da sua vigorosa abordagem. É evidente, porém, que aquilo que ele quer e pode fazer acaba por ser de algum modo determinado pelo que o Conselho torna possível. Hoje, gostaria de chamar a vossa atenção para um aspecto particular, que foi referido tanto pelo Comissário como pelo Presidente em exercício do Conselho, nomeadamente a radicalização e o recrutamento. Temos de procurar encontrar a melhor maneira de combater a radicalização – tanto a de motivação religiosa como a inspirada pela extrema-direita –, também a nível europeu, mediante a cooperação entre os Estados-Membros. Para tal é importante encontrar formas de chegar aos jovens que são vulneráveis a este tipo de radicalização. Essa é uma das prioridades do Conselho e da Comissão, e também o Parlamento voltará em breve a debater este assunto. Temos de procurar descobrir os motivos dos jovens que, em resultado da radicalização, são por vezes incitados a envolver-se em actividades terroristas. Entre estes motivos contam-se a insatisfação com a sua própria situação, o descontentamento com aquilo que acontece na política internacional ou com a polarização dentro da própria sociedade, a necessidade de encontrar um sentido para a vida e a frustração no que respeita à política mundial. A pobreza pode também ser um motivo. Se quisermos chegar a uma abordagem eficaz, teremos de examinar todos estes motivos. Os motivos dos jovens em Marrocos que cometeram atentados são frequentemente muito diferentes dos que levaram alguns a fazê-lo nos Países Baixos – por exemplo os do assassino de Theo van Gogh. Temos de unir esforços para encontrar argumentos capazes de combater a radicalização, e no sentido, também, de melhorar as condições de vida para evitar que os jovens não sejam tão sensíveis aos apelos à radicalização e à violência. Restringir o número de jovens radicalizados constitui um primeiro desafio. A política mais adequada para esse fim é uma política de repressão: abordar aqueles que incitam os outros à violência, abordar as redes virtuais da Internet que instigam os jovens a adoptar comportamentos extremos e também refrear grupos através uma política preventiva. Isso começa a nível local, mas pode também ser transposto para os níveis nacional e europeu. Neste contexto gostaria de chamar a atenção para as novas iniciativas anunciadas pelo Governo neerlandês, para as quais foi também reservada uma importante quantidade de dinheiro. Esse dinheiro será aplicado a nível local, nos bairros, a fim de encontrar uma abordagem que permita identificar os jovens susceptíveis à radicalização e a tudo o que daí pode resultar. Gostaria de recomendar à Comissão que se concentre na experiência dos Países Baixos, na forma como esta pode ser transmitida a outros Estados-Membros. Talvez seja também possível utilizar o Fundo de Integração da Comissão para promover algumas destas actividades, para realçar a mais-valia de uma abordagem europeia também neste domínio. Gostaria de perguntar uma vez mais ao Comissário se também ele vê possibilidades de promover a troca da experiência neerlandesa com outros Estados-Membros que são confrontados com os mesmos problemas, em especial nas grandes cidades e nas grandes metrópoles."@pt17 "Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het van belang is vandaag dit debat te voeren. Het is belangrijk ook dat het Parlement vragen stelt over de voortgang in de samenwerking tussen de lidstaten op een zeer prioritair gebied, het bestrijden van terrorisme. Er heerst een zekere twijfel of die samenwerking wel altijd voldoende is en of de Raad wel altijd adequaat reageert op de dreiging die vandaag al vele malen beschreven is. Er blijkt ook een gebrek aan urgentie op het gebied van de voortgang die de Raad gemaakt heeft op een aantal punten. Belangrijk is daarbij ook de vraag wie coördinator De Vries opvolgt. Er is al een aantal maanden een lacune op dat punt. Maar er blijft ook de vraag: waar is de reactie van de Raad op het verslag-Fava, het uitgebreide verslag van dit Parlement over de CIA en bepaalde praktijken die hebben plaatsgevonden in de strijd tegen het terrorisme? De samenwerking is niet altijd zoals ze zou moeten zijn ondanks - en dat moet ik nogmaals herhalen - de enorme inzet van commissaris Frattini, die ook zonet blijk heeft gegeven van een krachtdadige aanpak. Maar wat hij wil en kan wordt natuurlijk voor een deel uiteindelijk bepaald door wat de Raad mogelijk maakt. Ik wil vandaag vooral aandacht vragen voor één belangrijk punt dat zowel de commissaris als de Raad hebben aangestipt, namelijk het aspect van radicalisering en recrutering. We moeten ook op Europees niveau, in de vorm van samenwerking tussen de lidstaten, op zoek gaan naar de beste manier om radicalisering, zowel religieus gemotiveerd als van rechts-extremistische oorsprong, tegen te gaan. Belangrijk is hierbij hoe we de jongeren kunnen bereiken die voor dat soort radicalisering gevoelig zijn. Dat is een prioriteit van de Raad, van de Commissie en ook in het Parlement zal hierover binnenkort verder worden gediscussieerd. Er moet worden gezocht naar de motieven van jongeren die zich door radicalisering soms ook laten verleiden tot terroristische acties. Die motieven variëren van onvrede over de eigen situatie, onvrede over wat zich in de internationale politiek afspeelt, of over polarisatie binnen de eigen maatschappij, behoefte aan zingeving, frustraties over de wereldpolitiek. Ook armoede is soms een motief. We moeten al die motieven bekijken, willen we komen tot een effectieve aanpak. Jongeren in Marokko die aanslagen plegen, hebben vaak een heel andere motivatie dan mensen die dat in Nederland gedaan hebben, bijvoorbeeld degene die Theo van Gogh vermoord heeft. We moeten gezamenlijk zoeken naar argumenten die radicalisering kunnen tegengaan, betere omstandigheden creëren waarin jongeren niet zo snel gevoelig worden voor het aanzetten tot radicalisering en soms aanzetten tot geweld. De kring van radicaliserende jongeren klein houden, is een eerste opgave. Daarbij past repressief beleid: aanpakken van mensen die aansporen tot geweld, aanpakken ook van virtuele netwerken via het internet waarmee jongeren worden aangespoord tot extreem gedrag, maar ook insluiten van groepen via preventief beleid. Dat begint op lokaal niveau, maar kan ook vertaald worden naar het nationale en het Europese niveau. Ik wijs hierbij op nieuwe initiatieven die zijn aangekondigd door de Nederlandse regering en waarvoor ook een behoorlijke hoeveelheid geld is vrijgemaakt om op lokaal niveau in de wijken een aanpak te vinden om jongeren op te sporen die misschien gevoelig zijn voor radicalisering en wat daaruit kan voortvloeien. Ik zou de Commissie willen aanbevelen vooral te kijken naar de Nederlandse ervaring, hoe die kan worden uitgewisseld met andere lidstaten. Misschien is het ook mogelijk om via het integratiefonds van de Europese Commissie een aantal van die activiteiten te stimuleren zodat ook daar een toegevoegde waarde komt van Europese aanpak. Ik zou nogmaals willen vragen aan de commissaris of hij ook mogelijkheden ziet om de Nederlandse praktijk uit te wisselen met andere lidstaten die met dezelfde problemen worden geconfronteerd, met name in de grote steden."@ro18 ". Pán predsedajúci, domnievam sa, že dnešná rozprava je veľmi dôležitá. Rovnako je pre Parlament dôležité, aby sa opýtal na pokrok v oblasti spolupráce medzi členskými štátmi vo vysoko prioritnej oblasti, ktorou je boj proti terorizmu. Existujú určité pochybnosti o tom, či je táto spolupráca vždy uspokojivá a či je reakcia Rady na ohrozenie, o ktorej sme tu už dnes veľakrát počuli, vždy primeraná. Nedostatok naliehavej potreby sa stal zjavným, pokiaľ ide o pokrok Rady vo viacerých bodoch. Rovnako dôležitá je v tejto súvislosti otázka nástupcu pána Gijsa de Vriesa na poste koordinátora pre boj proti terorizmu, ktorý je už niekoľko mesiacov neobsadený. Otázkou rovnako zostáva, čo sa stalo s odpoveďou Rady na správu poslanca Favu, ktorá je komplexnou správou Parlamentu o americkej CIA a určitých praktikách, ktoré sa v boji proti terorizmu využívajú. Spolupráca nie je vždy taká, aká by mala byť, napriek, a to musím zopakovať, obrovskému záväzku komisára Frattiniho, ktorý nám tu práve predstavil svoj energický prístup. Prirodzene však to, čo hodlá urobiť a to, čo je schopný urobiť, v konečnom dôsledku do istej miery závisí od toho, čo mu umožní Rada. Dnes by som rád upozornil na jeden konkrétny dôležitý aspekt, na ktorý odkazovali komisár, ako aj úradujúci predseda Rady, a ktorým je radikalizácia a nábor teroristov. Musíme nájsť najlepší spôsob, akým bojovať proti radikalizácii, či už je nábožensky motivovaná, alebo má pôvod v pravicovom extrémizme, na európskej úrovni a tiež vo forme spolupráce medzi členskými štátmi. V tejto súvislosti je dôležité nájsť spôsob, ako kontaktovať mladých ľudí, ktorí majú sklony na takýto spôsob radikalizácie. Toto je prioritou Rady, ako aj Komisie a Parlament túto otázku v blízkej budúcnosti podrobnejšie prediskutuje. Musíme sa snažiť odhaliť motívy mladých ľudí, ktorí sú v dôsledku radikalizácie niekedy zvádzaní k tomu, aby sa zapojili do teroristickej činnosti. Medzi tieto motívy patria nespokojnosť s vlastnou situáciou, nesúhlas s dianím v medzinárodnej politike alebo polarizácia ich vlastnej spoločnosti, potreba akéhosi zmyslu a frustrácia zo svetovej politiky. Chudoba môže byť tiež jedným z motívov. Ak chceme dospieť k účinnému prístupu, musíme preskúmať všetky tieto motívy. Motívy mladých ľudí, ktorí páchajú atentáty v Maroku sú často úplne odlišné od motívov ľudí, ktorí ich páchajú v Holandsku, napríklad od motívov vraha Thea van Gogha. Musíme sa spojiť, aby sme našli argumenty dosť silné na boj proti radikalizácii a zlepšiť podmienky, aby mladí ľudia neboli tak ľahko náchylní na podnecovanie radikalizácie a násilia. Prvotnou výzvou je udržiavať nízky počet radikalizovaných mladých ľudí. Vhodnou politikou v tomto prípade je politika potlačenia. Zamerať sa na tých, ktorí podnecujú iných na násilie, riešiť virtuálne internetové siete, ktoré podnecujú mladých ľudí na extrémistické správanie, ako aj zabraňovať činnosti skupín prostredníctvom politiky prevencie. Takéto postupy začínajú na miestnej úrovni, ale môžu byť transformované na vnútroštátnu a európsku úroveň. V tejto súvislosti by som rád upozornil na nové iniciatívy prijaté holandskou vládou, na ktoré bol tiež vyčlenený výrazný objem finančných prostriedkov. Využijú sa na miestnej úrovni, na sídliskách, s cieľom nájsť prístup, akým odhaliť mladých ľudí, ktorí by mohli mať sklony na radikalizáciu a všetko, k čomu môže viesť. Chcel by som odporučiť, aby sa Komisia zamerala na skúsenosti z Holandska a na spôsob, akými sa dajú vymieňať s ostatnými členskými štátmi. Rovnako by mohlo byť možné využiť integračný fond Komisie na podporu niektorých z týchto aktivít, na dodanie pridanej hodnoty európskeho prístupu aj v tejto oblasti. Chcel by som sa ešte raz opýtať pána komisára, či si aj on dokáže predstaviť nejaké možnosti výmeny holandských postupov s inými členskými štátmi, ktoré čelia rovnakým problémom, najmä vo veľkých mestách a veľkomestách."@sk19 ". Gospod predsednik, menim, da je pomembno, da imamo danes to razpravo. Prav tako je pomembno, da Parlament zastavi vprašanja o napredku v zvezi s sodelovanjem med državami članicami na tem prednostnem področju, tj. boj proti terorizmu. Nekatere skrbi, ali je sodelovanje zadovoljivo in ali je odziv Sveta na grožnjo, ki je bil danes že večkrat opisan, ustrezen. Pomanjkanje nujnosti je postalo očitno v zvezi z napredkom Sveta glede več točk. V zvezi s tem je prav tako pomembno vprašanje naslednika gospoda Gijsa de Vriesa na mestu koordinatorja za boj proti terorizmu, ki je prosto že več mesecev. Odprto je tudi vprašanje, kaj se je zgodilo z odzivom Sveta na poročilo gospoda Fave, tj. izčrpnim poročilom Parlamenta o CII in nekaterih praksah, ki se uporabljajo v boju proti terorizmu. Sodelovanje ni vedno tako, kot bi moralo biti, kljub – to moramo izpostaviti – ogromnemu prizadevanju komisarja Frattinija, ki je pravkar dodatno razložil svoj aktiven pristop. Vendar je seveda to, kar želi narediti in kar lahko naredi, na koncu delno odvisno od tega, kar mu omogoči Svet. Danes bi rad izpostavil zlasti pomemben vidik, ki sta ga izpostavila že komisar in predsedujoči, to sta radikalizacija in novačenje. Poiskati moramo najboljši način za boj proti radikalizaciji – ne glede na to, ali so razlogi zanjo verski ali desničarsko ekstremistični – tudi na evropski ravni, in sicer v obliki sodelovanja med državami članicami. V zvezi s tem je pomembno, da se poišče način za vzpostavitev stika z mladimi, ki so dovzetni za tak način radikalizacije. To je ena od prednostnih nalog Sveta, pri čemer bosta tudi Komisija in Parlament v bližnji prihodnosti dodatno razpravljala o tej temi. Prizadevati si moramo, da bomo poiskali razloge, ki mlade, kot posledica radikalizacije, včasih spodbudijo k sodelovanju v terorističnih dejavnostih. Ti razlogi vključujejo nezadovoljstvo s svojim položajem, nezadovoljstvo z dogajanjem v mednarodni politiki ali polarizacijo družbe, potrebo po iskanju pomena in razočaranje nad svetovno politiko. Eden od razlogov je lahko tudi revščina. Vse te razloge moramo pregledati, če želimo oblikovati učinkovit dostop. Razlogi mladih, ki so izvedli napade v Maroku, so pogosto popolnoma drugačni od razlogov odgovornih za napad na Nizozemskem, na primer moškega, ki je umoril Thea van Gogha. Združiti se moramo in poiskati načine, na katere se bomo lahko borili proti radikalizaciji, in izboljšali okoliščine, da mladi ne bodo tako zelo dovzetni za spodbujanje k radikalizaciji in nasilju. Glavni izziv je znižanje števila radikaliziranih mladih. Pri tem je ustrezna represivna politika: boj proti tistim, ki spodbujajo druge k nasilju, boj proti virtualnim internetnim mrežam, s katerimi se mlade spodbuja k ekstremističnemu vedenju, in omejevanje skupin s preventivno politiko. To se začne na lokalni ravni, lahko pa se prenese tudi na nacionalno in evropsko raven. V zvezi s tem bi rad izpostavil nove pobude, ki jih je objavila nizozemska vlada, za katere je bila prav tako namenjena znatna količina denarja. To je treba izvajati na lokalni ravni, v soseskah, da se poišče pristop za opredelitev mladih, ki so dovzetni za radikalizacijo in vse, kar lahko izhaja iz tega. Priporočam, da se Komisija osredotoči na izkušnje Nizozemske, in na to, kako bi bilo mogoče deliti te izkušnje z drugimi državami članicami. Prav tako bi bilo mogoče uporabiti integracijski sklad Komisije za spodbujanje nekaterih dejavnosti, da bi evropski pristop imel dodano vrednost tudi na tem področju. Komisarja še enkrat sprašujem, ali bi lahko tudi on predvidel možnosti za izmenjavo nizozemske prakse z drugimi državami članicami, ki se spopadajo z enakimi težavami, zlasti v velikih mestih."@sl20 "Herr talman! Jag anser att det är viktigt att hålla denna debatt i dag. Det är också viktigt att parlamentet ställer frågor om framstegen i samarbetet mellan medlemsstaterna på ett högprioriterat område, nämligen kampen mot terrorismen. Det råder en del tvivel om huruvida det samarbetet alltid är nöjaktigt och huruvida rådets gensvar på det hot som beskrivits många gånger i dag alltid är tillräckligt. Det framgår att rådet på ett antal punkter inte agerat tillräckligt snabbt. Av vikt i detta sammanhang är också frågan om Gijs de Vries efterträdare på posten som samordnare mot terrorismen, som nu varit vakant i några månader. Dessutom kvarstår frågan om vad som hänt med rådets svar på Favabetänkandet, parlamentets omfattande betänkande om CIA och vissa metoder som använts i kampen mot terrorismen. Samarbetet är inte alltid vad det borde vara, trots – det måste jag upprepa – kommissionsledamot Franco Frattinis oerhörda engagemang. Vi har just fått ytterligare en förevisning av hans kraftfulla ståndpunkt. Vad han vill och kan göra avgörs dock givetvis i slutändan i viss mån av vad rådet möjliggör. I dag vill jag framför allt uppmärksamma en viktig aspekt som både kommissionsledamoten och rådets ordförande nämnde, nämligen radikalisering och nyrekrytering. Vår strävan måste vara att på bästa sätt bekämpa radikalisering – oavsett om den är religiöst motiverad eller har högerextremistiskt ursprung – även på EU-nivå, genom samarbete mellan medlemsstaterna. I det sammanhanget är det viktigt att finna sätt att nå ut till unga som är mottagliga för detta slags radikalisering. Det är en av rådets och kommissionens prioriteringar, och även parlamentet kommer att diskutera frågan ytterligare under den närmaste framtiden. Vi måste försöka identifiera de motiv som ibland driver unga människor att till följd av radikalisering ägna sig åt terroristverksamhet. Bland dessa motiv finns missnöje med den egna situationen och med vad som händer inom den internationella politiken eller med polariseringen av det egna samhället, ett sökande efter en mening och frustration över världspolitiken. Fattigdom kan också vara ett motiv. Vi måste undersöka alla dessa motiv om vi vill att våra insatser ska vara effektiva. Motiven för ungdomar i Marocko som genomfört attacker skiljer sig ofta helt och hållet från motiven för dem som gjort det i Nederländerna, t.ex. den man som mördade Theo van Gogh. Vi måste tillsammans försöka finna argument mot radikalisering och förbättra villkoren så att ungdomar inte är så benägna att dras till radikalisering och våld. Att hålla antalet radikaliserade ungdomar nere är en första utmaning. Här är det lämpligt med en repressionsstrategi: att ta itu med dem som driver andra till våldshandlingar och med virtuella nätverk på Internet som uppmanar ungdomar till extrema handlingar och även att hålla tillbaka grupper genom en förebyggande strategi. Insatserna börjar på lokal nivå men kan också omsättas till nationell och europeisk nivå. Jag vill i detta avseende fästa uppmärksamhet på de nya initiativ som tillkännagetts av den nederländska regeringen och som man även har avsatt ett stort belopp för att finansiera. Syftet är att på lokal nivå, i stadsdelarna, ta fram en metod för att identifiera unga med benägenhet för radikalisering och allt det kan leda till. Jag vill rekommendera kommissionen att titta närmare på Nederländernas erfarenheter och på hur de kan spridas till andra medlemsstater. Kanske kan också kommissionens integrationsfond användas för att stödja en del av denna verksamhet, så att mervärdet av åtgärder på EU-nivå blir tydligt även på det här området. Jag vill än en gång fråga kommissionsledamoten om han också anser att det är möjligt att sprida Nederländernas praxis till andra medlemsstater som står inför samma svårigheter, särskilt i större städer."@sv22
lpv:unclassifiedMetadata	"Internet"12 "Jan Marinus Wiersma,"18,15 "Theo van Gogh"13 "namens de PSE-Fractie"18,15

Named graphs describing this resource:

The resource appears as object in 2 triples

Context graph