Local view for "http://purl.org/linkedpolitics/eu/plenary/2004-11-17-Speech-3-008"
Predicate | Value (sorted: default) |
---|---|
rdf:type | |
dcterms:Date | |
dcterms:Is Part Of | |
dcterms:Language | |
lpv:document identification number |
"en.20041117.3.3-008"6
|
lpv:hasSubsequent | |
lpv:speaker | |
lpv:spoken text |
". Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dames en heren, het is mij een genoegen u vandaag verslag te doen van de afgelopen Europese Raad op 4 en 5 november. De Europese Raad heeft een goede bijeenkomst gehad.
Vorige week vond in Nederland een ministeriële conferentie plaats waarop het onderwerp integratie al indringend werd besproken. Natuurlijk hebben we de afgelopen week direct gebruik gemaakt van het bestaande operationele instrumentarium. Ook hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzocht aanstaande vrijdag in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken met hun collega's de gebeurtenissen in Nederland te bespreken en over Europese aspecten daarvan te overleggen.
Ik keer terug naar mijn rol van Voorzitter van de Europese Raad en naar het eigenlijke onderwerp van dit debat. De Europese Raad stelt op 5 november het Haags Programma vast. Het programma geeft de grote lijnen weer van onze samenwerking op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht voor de komende 5 jaar.
Het Haags Programma is bovendien het eerste veelomvattende pakket van maatregelen waarover met 25 lidstaten is onderhandeld. Dat geeft aan dat we ook in een grotere Unie het eens kunnen worden over belangrijke, ingewikkelde beleidsvraagstukken. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
In een Europa zonder binnengrenzen moeten we de handen ineenslaan om problemen als georganiseerde misdaad, terrorisme en mensensmokkel aan te pakken. We moeten ook intensief samenwerken op het gebied van asiel en migratie. Asielzoekers en migranten hebben immers recht op duidelijkheid in Europa.
Het Haags Programma bouwt voort op het programma van Tampere, dat in 1999 voor het eerst de samenwerking op dit terrein formuleerde. Het is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, de Commissie-evaluatie van Tampere en de aanbeveling van het Europees Parlement van 14 oktober dit jaar, met name voor wat betreft de besluitvormingsmethoden.
Het Haags Programma geeft belangrijke nieuwe impulsen. Mazen tussen nationale systemen worden gedicht, waardoor fenomenen als grensoverschrijdende criminaliteit veel minder kansen krijgen. Er zal scherper worden toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van genomen maatregelen en de effectiviteit ervan zal regelmatig onder de loep worden genomen.
Wat houdt het Haags Programma concreet in?
De Unie zal de informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten van de lidstaten makkelijker maken op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie.
Over terrorisme is afgesproken dat lidstaten verder gaan dan het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich ook zullen richten op het gehele grondgebied van de EU. Instellingen als Europol en Eurojust krijgen een centrale rol in de misdaadbestrijding.
We gaan krachtig verder werken aan een Europese rechtsruimte, waarin men zijn straf niet meer kan ontlopen door naar een andere EU-lidstaat uit te wijken.
Centraal stonden terreinen die voor burgers van groot belang zijn, zoals de economie, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Daarnaast gaan we toewerken naar een gemeenschappelijk asielstelsel in 2010, waarin in alle landen dezelfde procedures worden gevolgd. We willen één stelsel dat humaan, maar ook duidelijk is, zodat er een einde komt aan het ‘asielshoppen’.
Ook illegale immigratie zal beter worden aangepakt. Daarbij horen een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en betere grenscontroles.
We werken nu aan basisbeginselen voor integratie die zo mogelijk al tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen worden vastgesteld. Daarmee is een begin gemaakt tijdens een informele ministeriële conferentie in Groningen.
Een ander punt dat ik in het bijzonder wil noemen, is de invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het terrein van asiel en migratie, iets waarop u in uw aanbeveling van 14 november jongstleden heeft aangedrongen. We gaan, zoals u ons heeft gevraagd, de Unie slagvaardiger en democratischer maken op dit terrein. Per 1 april 2005 vindt deze invoering plaats. Er bestonden weliswaar bij enkele lidstaten sterke wensen om hierop diverse uitzonderingen te maken, maar uiteindelijk is dit beperkt gebleven tot de uitzondering van legale migratie.
Het is, Voorzitter, al met al een ambitieus en realistisch programma. De Europese Commissie zal daar volgend jaar een actieplan voor presenteren. De afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die daarin worden opgenomen, zullen u in de raadplegings- en medebeslissingsprocedure worden voorgelegd. Ik ben bijzonder blij dat nu tussen de lidstaten overeenstemming is bereikt over de doelstellingen en de weg waarlangs we die willen bereiken.
Een veiliger Europa voor vrije burgers van wie de grondrechten goed zijn beschermd. Dáár gaat het ons om.
Dan het andere belangrijke thema van de afgelopen Europese Raad; de Europese economie ofwel de voorbereiding van de
van de Lissabon-strategie.
Het jaar 2004 staat in het teken van een licht herstel van de economie in Europa. Dat herstel is echter geen vanzelfsprekendheid. Om ons Europese maatschappijmodel veilig te stellen, zullen we ons verder moeten aanpassen.
Het belangrijkste wapenfeit van het verslag Kok, Voorzitter, is dat het de relevantie, meer nog, de noodzaak van de Lissabon-strategie helder aantoont. De hoofddoelstelling van de strategie staat volledig overeind. Er is geen alternatief.
De wereld om ons heen verandert omdat naast de VS ook economieën als China en India niet alleen maar op loonkosten, maar ook steeds meer op kwaliteit en innovatie concurreren. Maar Europa zelf verandert ook: de vergrijzing neemt toe, met alle gevolgen voor de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van pensioenstelsels en de gezondheidszorg.
Voorts hebben we gesproken over
over de verbetering van communicatie en interactie tussen politici en burgers over Europa. Tenslotte hebben wij een aantal actuele externe dossiers besproken, waaronder met name Irak.
Toch is de weg duidelijk: alleen door de uitdaging van de toekomst aan te gaan, kunnen wij de verworvenheden van het heden behouden. Kennis, innovatie en concurrentievermogen moeten de pijlers zijn onder het aanpassingvermogen van de Europese economie. Europa moet zijn sterke kanten verder ontwikkelen. Vanuit een breed en hoog opgeleide bevolking, flexibele arbeidsmarkten, activerende sociale stelsels en innovatieve ecologie zal Europa de mondiale uitdaging kunnen aangaan.
Het verslag Kok laat dus glashelder zien dat de Lissabon-strategie met kracht moet worden voortgezet. In een aantal opzichten is vooruitgang en voortgang geboekt. Op het gebied van de arbeidsparticipatie, op het gebied van de interne markt en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en huishoudens. Maar, laten we onszelf geen rad voor de ogen draaien, tegelijkertijd geeft Kok aan dat de inspanningen, vooral door de lidstaten zelf, omhoog moeten. Anders halen wij de doelstellingen zeker niet.
Juist over dit proces, het doorvoeren van structurele verandering met behoud van publiek draagvlak, heb ik tijdens de afgelopen Europese Raad een zeer levendige discussie informeel met mijn collega's gevoerd. Praktijkervaringen werden uitgewisseld, toekomstvisies geschetst. Het was een goede discussie, juist omdat het verslag Kok naar de lidstaten zelf verwijst.
Wat mij bij die informele discussie opviel, was de eensgezindheid over de noodzaak van hervormingen en over de noodzaak hierover goed te communiceren met de samenleving en het maatschappelijk middenveld.
Daarnaast waren de regeringsleiders eensgezind in hun bereidheid de politieke verantwoordelijkheid voor de Lissabon-strategie op zich te nemen, op Europees niveau, maar ook thuis, in eigen land. Verheugend daarbij was ook dat de beoogde voorzitter van de nieuwe Europese Commissie, de heer Barroso, bevestigde dat hij de Lissabon-strategie als kern ziet van zijn beleid en dat hij binnen de Commissie zelf hiervoor de verantwoordelijkheid zal nemen.
Ik heb nu gesproken over de rollen die de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten moeten spelen. Maar het verslag Kok richt zich ook rechtstreeks tot het Europees Parlement, dat meer bij deze strategie betrokken zou moeten worden. Zo bevat het een suggestie dat u een vaste parlementaire commissie instelt die zich richt op de Lissabon-strategie en groei en werkgelegenheid. Ik ben uiteraard geïnteresseerd te vernemen wat u met deze aanbeveling zal gaan doen.
Voorzitter, dan wil ik ingaan op het andere thema
. U heeft daar zelf ook met ons over gesproken. Het besef dat met onze burgers beter moet worden gecommuniceerd over wat Europa is en doet, vergt voortdurende aandacht. Ik acht het positief dat toekomstige voorzitterschappen hebben aangegeven de besprekingen hierover voort te zullen zetten.
De ratificatie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is een belangrijke gelegenheid om de communicatie met burgers verder te verbeteren. De burgers van Europa delen essentiële waarden en het is aan politici, aan u en aan mij, om het Europees project van Europa over te brengen. Zorgen voor een echt open debat vereist samenspel tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik verwelkom dan ook het voornemen van beoogd Commissievoorzitter Barroso om een vice-voorzitter te belasten met de portefeuille communicatie. Wij zien uit naar de aangekondigde communicatiestrategie, die nog voor de Europese Raad van juni zal worden voorgelegd.
Voorzitter, ik ben nu aangekomen bij de behandelde kwesties van extern beleid. Allereerst Irak. De Europese Raad heeft overeenstemming kunnen bereiken over een pakket van ondersteuningsmaatregelen voor Irak voor de korte termijn. Dat pakket hebben we tijdens de lunch op 5 november aan de Iraakse premier Allawi, die wij hiervoor speciaal hadden uitgenodigd, aangeboden. Bovendien hebben we Irak toen uitzicht op samenwerking en dialoog voor de lange termijn geboden. Allawi heeft ons bedankt voor de steun aan het Iraakse wederopbouwproces. In dit proces spelen de verkiezingen een belangrijke rol. Ik hecht dan ook groot belang aan de mededeling van premier Allawi dat deze verkiezingen, ondanks de aanhoudende veiligheidsproblemen, uiterlijk in januari zullen plaatsvinden.
Onze ontmoeting met Allawi en het hulppakket dat wij hebben aangeboden, tonen aan dat de Europese Unie bereid en in staat is om een grotere rol te spelen bij de concrete ondersteuning van het politieke en economische wederopbouwproces in Irak. Bovendien werd zo een signaal gegeven van eensgezindheid binnen de Unie ten aanzien van Irak.
Mijnheer de Voorzitter, de recente ontwikkelingen in mijn eigen land laten mij geen andere keuze dan te beginnen met het thema vrijheid, veiligheid en recht. Die ontwikkelingen vormen een wrang maar krachtig bewijs dat een verdere stap in de samenwerking op die terreinen onontbeerlijk is.
Een tweede punt van extern beleid waarover de Europese Raad zich uitsprak, is Iran. Laat ik helder zijn: wij willen volledige en duurzame opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten door Iran, op vrijwillige basis. Alleen dan kan de Europese Unie Iran uitzicht bieden op besprekingen over een samenwerking op lange termijn, die voor zowel de Europese Unie als Iran voordelen zal bieden. Het akkoord dat in het weekend met Teheran is bereikt, is een stap in de goede richting. We moeten er ons wel eerst van overtuigen dat de opschorting door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie snel kan worden vastgesteld. Wanneer ook deze poging mislukt, lijkt slechts één mogelijkheid te resteren, en dat is een gang naar de VN-Veiligheidsraad.
Voorzitter, dit brengt me bij het Midden-Oosten. Er lijkt voor het vredesproces in het Midden-Oosten een nieuwe
te ontstaan. Het Israëlische besluit zich uit de Gazastrook terug te trekken biedt hopelijk een nieuwe mogelijkheid voor het uitvoeren van de
. De Europese Raad heeft hierop willen inspelen. Wij hebben nu op voorstel van Javier Solana een actieprogramma op korte termijn vastgesteld ter ondersteuning van de Palestijnen op de terreinen van veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economisch ontwikkeling. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit programma is uiteraard de medewerking nodig van zowel de Palestijnen als de Israëli's. Nu wordt gerouwd om de dood van president Arafat. Ik hoop echter dat de Palestijnse Autoriteit, wanneer in januari een nieuwe President zal zijn gekozen, snel en daadkrachtig een nieuwe start zal maken.
De situatie in Sudan blijft buitengewoon moeilijk. De Europese Raad heeft de regering van Sudan en alle andere partijen opgeroepen aan de internationale eisen te voldoen. Wij hebben hierbij een duidelijke
namelijk de mogelijkheid om zonodig sancties in te stellen. Indien dat echt noodzakelijk is, dan zullen wij dat ook doen.
Voorzitter, drie weken geleden heeft het Europees Parlement met de Raad een debat gevoerd over Oekraïne. Ik hoop dat het signaal dat de Europese Raad heeft gegeven door de Oekraïense autoriteiten goed wordt begrepen. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen vindt aanstaande zondag plaats. Deze ronde zal democratischer moeten zijn dan de eerste. Zo niet, dan moeten wij ons beraden over de gevolgen die wij daaraan willen verbinden.
Zoals uit de conclusies blijkt, Voorzitter, heeft de Europese Raad niet gesproken over de uitbreiding van de Unie. Dat zullen wij in december doen. Wij zullen dan de uitkomst kennen van het debat dat het Parlement hieraan zal wijden. De beslissingen waarvoor wij aangaande de vier kandidaat-lidstaten staan, kunnen de Unie ingrijpend veranderen. Om met vertrouwen de besluitvorming en de uitvoering van de besluiten tegemoet te kunnen zien, is een duidelijke, positieve en toekomstgerichte visie van het Parlement van groot belang. Ik hoop dat dit het resultaat zal zijn op 2 december.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, enkele woorden over het Parlement zelf en over de Commissie.
Allereerst: ik deel uw wil om de slepende kwestie van het statuut van de leden van dit Parlement op te lossen. Transparante en eenduidige afspraken over het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden van de leden van uw parlement, voorkomen percepties die het vertrouwen in de instellingen en de Unie als geheel ondergraven. Het voorzitterschap, in de persoon van de minister voor Europese Zaken Nicolaï, zal in de komende periode onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om over deze al te lang onopgeloste kwestie overeenstemming te bereiken. Hierover zal deze dagen ook met u, mijnheer de Voorzitter, worden overlegd.
Strikt genomen stond de uitkomst van het debat dat dit parlement drie weken geleden voerde over de voorgestelde Commissie niet op de agenda van de Europese Raad. Terecht hebt U, Mijnheer de Voorzitter, er in Uw bijdrage in de Europese Raad niettemin aandacht aan besteed. Ik wil dat nu ook doen.
De Unie is niet in een crisis geraakt door dit debat, integendeel, zij is erdoor versterkt. Aan het Parlement is in het Verdrag een belangrijke rol toegewezen bij de benoeming van de Commissie. Het is het volste recht van het Parlement een voorgestelde Commissie af te wijzen. Dat het Parlement, als de Commissie in stemming zou zijn gebracht, dat zou hebben gedaan, is een uiting van politiek zelfbewustzijn.
Evenzeer is het goed dat beoogd voorzitter Barroso de politieke lessen heeft getrokken uit het debat die hij moest trekken. Hij heeft zijn Commissie kunnen bijstellen opdat hij een zo breed mogelijke steun krijgt in dit Parlement. Hij legt zo een sterke basis voor samenspel tussen Parlement en Commissie.
Mijnheer de voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk voor de woorden van steun en solidariteit aan de Nederlandse regering en de gehele Nederlandse samenleving die u uitsprak op 15 november. Sta mij toe om daar in mijn nationale hoedanigheid op te reageren.
Vanuit de Raad bezien, is de uitkomst eveneens positief. De Raad wil snel aan de slag, met Parlement en Commissie. Er wachten ons belangrijke vraagstukken en belangrijke keuzes. Ik heb goede hoop dat het Europees Parlement morgen zijn vertrouwen in de Commissie zal uitspreken en dat wij daarna gezamenlijk aan het werk gaan.
Nederland is trots op zijn diversiteit. Wij hebben sinds de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen opgenomen uit vele landen. Sommigen omdat zij werden vervolgd, anderen omdat zij een betere toekomst bij ons konden opbouwen en welkome versterkingen vormden op onze arbeidsmarkt. De bijdrage van deze mensen aan de kwaliteit van onze samenleving is groot en wordt gewaardeerd.
Nu horen zij bij ons, zij en hun familieleden. Dat 'erbij horen' vraagt evenwel aandacht en inspanningen, van beide kanten. Integratie is een complex vraagstuk, dat raakt aan identiteit, normen en waarden en elkaar leren kennen en begrijpen. Tegelijk vereist integratie ook het respecteren en naleven van de fundamentele spelregels van onze samenleving: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving, respect voor de democratische rechtsstaat die individuen de bescherming moet bieden waarop zij recht hebben.
De vorige keer dat ik dit Parlement mocht toespreken heb ik gezegd, sprekend over het perspectief van de Turkse toetreding tot de Unie, dat islam of religie niet het onderwerp is. Ik herhaal dat vandaag. In onze Europese samenleving kunnen mensen met verschillende geloofsovertuigingen uitstekend naast, en met elkaar leven. Wat niet kan, is geloof misbruiken als voorwendsel om aanslagen te plegen op mensen, scholen, moskeeën of kerken. Daar moeten wij ons allemaal, in heel Europa, met overtuiging en daadkracht tegen verzetten.
Mijnheer de Voorzitter, in uw steunbetuiging van afgelopen maandag wees u op de betekenis van recente gebeurtenissen in Nederland voor de gehele Europese samenleving. Ik geef u daarin gelijk. Nederland is ervan overtuigd dat we beter moeten samenwerken bij terrorismebestrijding. De felle reacties en tegenreacties na de moord op Van Gogh lieten nogmaals zien dat er spanning zit in de samenhang in onze samenleving. Ook in Europa moeten we van elkaar leren op het terrein van de integratie van minderheden. Ik ga zodadelijk nader in op het meerjarenprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het Haags Programma, dat in een verdieping op beide terreinen voorziet."@nl3
|
lpv:translated text |
"Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dames en heren, het is mij een genoegen u vandaag verslag te doen van de afgelopen Europese Raad op 4 en 5 november. De Europese Raad heeft een goede bijeenkomst gehad.
Vorige week vond in Nederland een ministeriële conferentie plaats waarop het onderwerp integratie al indringend werd besproken. Natuurlijk hebben we de afgelopen week direct gebruik gemaakt van het bestaande operationele instrumentarium. Ook hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzocht aanstaande vrijdag in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken met hun collega's de gebeurtenissen in Nederland te bespreken en over Europese aspecten daarvan te overleggen.
Ik keer terug naar mijn rol van Voorzitter van de Europese Raad en naar het eigenlijke onderwerp van dit debat. De Europese Raad stelt op 5 november het Haags programma vast. Het programma geeft de grote lijnen weer van onze samenwerking op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht voor de komende 5 jaar.
Het Haags programma is bovendien het eerste veelomvattende pakket van maatregelen waarover met 25 lidstaten is onderhandeld. Dat geeft aan dat we ook in een grotere Unie het eens kunnen worden over belangrijke, ingewikkelde beleidsvraagstukken. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
In een Europa zonder binnengrenzen moeten we de handen ineenslaan om problemen als georganiseerde misdaad, terrorisme en mensensmokkel aan te pakken. We moeten ook intensief samenwerken op het gebied van asiel en migratie. Asielzoekers en migranten hebben immers recht op duidelijkheid in Europa.
Het Haags programma bouwt voort op het programma van Tampere, dat in 1999 voor het eerst de samenwerking op dit terrein formuleerde. Het is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, de Commissie-evaluatie van Tampere en de aanbeveling van het Europees Parlement van 14 oktober dit jaar, met name voor wat betreft de besluitvormingsmethoden.
Het Haags programma geeft belangrijke nieuwe impulsen. Mazen tussen nationale systemen worden gedicht, waardoor fenomenen als grensoverschrijdende criminaliteit veel minder kansen krijgen. Er zal scherper worden toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van genomen maatregelen en de effectiviteit ervan zal regelmatig onder de loep worden genomen.
Wat houdt het Haags programma concreet in?
De Unie zal de informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten van de lidstaten makkelijker maken op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie.
Over terrorisme is afgesproken dat lidstaten verder gaan dan het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich ook zullen richten op het gehele grondgebied van de EU. Instellingen als Europol en Eurojust krijgen een centrale rol in de misdaadbestrijding.
We gaan krachtig verder werken aan een Europese rechtsruimte, waarin men zijn straf niet meer kan ontlopen door naar een andere EU-lidstaat uit te wijken.
Centraal stonden terreinen die voor burgers van groot belang zijn, zoals de economie, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Daarnaast gaan we toewerken naar een gemeenschappelijk asielstelsel in 2010, waarin in alle landen dezelfde procedures worden gevolgd. We willen één stelsel dat humaan, maar ook duidelijk is, zodat er een einde komt aan het ‘asielshoppen’.
Ook illegale immigratie zal beter worden aangepakt. Daarbij horen een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en betere grenscontroles.
We werken nu aan basisbeginselen voor integratie die zo mogelijk al tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen worden vastgesteld. Daarmee is een begin gemaakt tijdens een informele ministeriële conferentie in Groningen.
Een ander punt dat ik in het bijzonder wil noemen, is de invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het terrein van asiel en migratie, iets waarop u in uw aanbeveling van 14 november jongstleden heeft aangedrongen. We gaan, zoals u ons heeft gevraagd, de Unie slagvaardiger en democratischer maken op dit terrein. Per 1 april 2005 vindt deze invoering plaats. Er bestonden weliswaar bij enkele lidstaten sterke wensen om hierop diverse uitzonderingen te maken, maar uiteindelijk is dit beperkt gebleven tot de uitzondering van legale migratie.
Het is, Voorzitter, al met al een ambitieus en realistisch programma. De Europese Commissie zal daar volgend jaar een actieplan voor presenteren. De afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die daarin worden opgenomen, zullen u in de raadplegings- en medebeslissingsprocedure worden voorgelegd. Ik ben bijzonder blij dat nu tussen de lidstaten overeenstemming is bereikt over de doelstellingen en de weg waarlangs we die willen bereiken.
Een veiliger Europa voor vrije burgers van wie de grondrechten goed zijn beschermd. Dáár gaat het ons om.
Dan het andere belangrijke thema van de afgelopen Europese Raad; de Europese economie ofwel de voorbereiding van de
van de Lissabon-strategie.
Het jaar 2004 staat in het teken van een licht herstel van de economie in Europa. Dat herstel is echter geen vanzelfsprekendheid. Om ons Europese maatschappijmodel veilig te stellen, zullen we ons verder moeten aanpassen.
Het belangrijkste wapenfeit van het verslag Kok, Voorzitter, is dat het de relevantie, meer nog, de noodzaak van de Lissabon-strategie helder aantoont. De hoofddoelstelling van de strategie staat volledig overeind. Er is geen alternatief.
De wereld om ons heen verandert omdat naast de VS ook economieën als China en India niet alleen maar op loonkosten, maar ook steeds meer op kwaliteit en innovatie concurreren. Maar Europa zelf verandert ook: de vergrijzing neemt toe, met alle gevolgen voor de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van pensioenstelsels en de gezondheidszorg.
Voorts hebben we gesproken over
over de verbetering van communicatie en interactie tussen politici en burgers over Europa. Tenslotte hebben wij een aantal actuele externe dossiers besproken, waaronder met name Irak.
Toch is de weg duidelijk: alleen door de uitdaging van de toekomst aan te gaan, kunnen wij de verworvenheden van het heden behouden. Kennis, innovatie en concurrentievermogen moeten de pijlers zijn onder het aanpassingvermogen van de Europese economie. Europa moet zijn sterke kanten verder ontwikkelen. Vanuit een breed en hoog opgeleide bevolking, flexibele arbeidsmarkten, activerende sociale stelsels en innovatieve ecologie zal Europa de mondiale uitdaging kunnen aangaan.
Het verslag Kok laat dus glashelder zien dat de Lissabon-strategie met kracht moet worden voortgezet. In een aantal opzichten is vooruitgang en voortgang geboekt. Op het gebied van de arbeidsparticipatie, op het gebied van de interne markt en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en huishoudens. Maar, laten we onszelf geen rad voor de ogen draaien, tegelijkertijd geeft Kok aan dat de inspanningen, vooral door de lidstaten zelf, omhoog moeten. Anders halen wij de doelstellingen zeker niet.
Juist over dit proces, het doorvoeren van structurele verandering met behoud van publiek draagvlak, heb ik tijdens de afgelopen Europese Raad een zeer levendige discussie informeel met mijn collega's gevoerd. Praktijkervaringen werden uitgewisseld, toekomstvisies geschetst. Het was een goede discussie, juist omdat het verslag Kok naar de lidstaten zelf verwijst.
Wat mij bij die informele discussie opviel, was de eensgezindheid over de noodzaak van hervormingen en over de noodzaak hierover goed te communiceren met de samenleving en het maatschappelijk middenveld.
Daarnaast waren de regeringsleiders eensgezind in hun bereidheid de politieke verantwoordelijkheid voor de Lissabon-strategie op zich te nemen, op Europees niveau, maar ook thuis, in eigen land. Verheugend daarbij was ook dat de beoogde voorzitter van de nieuwe Europese Commissie, de heer Barroso, bevestigde dat hij de Lissabon-strategie als kern ziet van zijn beleid en dat hij binnen de Commissie zelf hiervoor de verantwoordelijkheid zal nemen.
Ik heb nu gesproken over de rollen die de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten moeten spelen. Maar het verslag Kok richt zich ook rechtstreeks tot het Europees Parlement, dat meer bij deze strategie betrokken zou moeten worden. Zo bevat het een suggestie dat u een vaste parlementaire commissie instelt die zich richt op de Lissabon-strategie en groei en werkgelegenheid. Ik ben uiteraard geïnteresseerd te vernemen wat u met deze aanbeveling zal gaan doen.
Voorzitter, dan wil ik ingaan op het andere thema
. U heeft daar zelf ook met ons over gesproken. Het besef dat met onze burgers beter moet worden gecommuniceerd over wat Europa is en doet, vergt voortdurende aandacht. Ik acht het positief dat toekomstige voorzitterschappen hebben aangegeven de besprekingen hierover voort te zullen zetten.
De ratificatie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is een belangrijke gelegenheid om de communicatie met burgers verder te verbeteren. De burgers van Europa delen essentiële waarden en het is aan politici, aan u en aan mij, om het Europees project van Europa over te brengen. Zorgen voor een echt open debat vereist samenspel tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik verwelkom dan ook het voornemen van beoogd Commissievoorzitter Barroso om een vice-voorzitter te belasten met de portefeuille communicatie. Wij zien uit naar de aangekondigde communicatiestrategie, die nog voor de Europese Raad van juni zal worden voorgelegd.
Voorzitter, ik ben nu aangekomen bij de behandelde kwesties van extern beleid. Allereerst Irak. De Europese Raad heeft overeenstemming kunnen bereiken over een pakket van ondersteuningsmaatregelen voor Irak voor de korte termijn. Dat pakket hebben we tijdens de lunch op 5 november aan de Iraakse premier Allawi, die wij hiervoor speciaal hadden uitgenodigd, aangeboden. Bovendien hebben we Irak toen uitzicht op samenwerking en dialoog voor de lange termijn geboden. Allawi heeft ons bedankt voor de steun aan het Iraakse wederopbouwproces. In dit proces spelen de verkiezingen een belangrijke rol. Ik hecht dan ook groot belang aan de mededeling van premier Allawi dat deze verkiezingen, ondanks de aanhoudende veiligheidsproblemen, uiterlijk in januari zullen plaatsvinden.
Onze ontmoeting met Allawi en het hulppakket dat wij hebben aangeboden, tonen aan dat de Europese Unie bereid en in staat is om een grotere rol te spelen bij de concrete ondersteuning van het politieke en economische wederopbouwproces in Irak. Bovendien werd zo een signaal gegeven van eensgezindheid binnen de Unie ten aanzien van Irak.
Mijnheer de Voorzitter, de recente ontwikkelingen in mijn eigen land laten mij geen andere keuze dan te beginnen met het thema vrijheid, veiligheid en recht. Die ontwikkelingen vormen een wrang maar krachtig bewijs dat een verdere stap in de samenwerking op die terreinen onontbeerlijk is.
Een tweede punt van extern beleid waarover de Europese Raad zich uitsprak, is Iran. Laat ik helder zijn: wij willen volledige en duurzame opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten door Iran, op vrijwillige basis. Alleen dan kan de Europese Unie Iran uitzicht bieden op besprekingen over een samenwerking op lange termijn, die voor zowel de Europese Unie als Iran voordelen zal bieden. Het akkoord dat in het weekend met Teheran is bereikt, is een stap in de goede richting. We moeten er ons wel eerst van overtuigen dat de opschorting door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie snel kan worden vastgesteld. Wanneer ook deze poging mislukt, lijkt slechts één mogelijkheid te resteren, en dat is een gang naar de VN-Veiligheidsraad.
Voorzitter, dit brengt me bij het Midden-Oosten. Er lijkt voor het vredesproces in het Midden-Oosten een nieuwe
te ontstaan. Het Israëlische besluit zich uit de Gazastrook terug te trekken biedt hopelijk een nieuwe mogelijkheid voor het uitvoeren van de
. De Europese Raad heeft hierop willen inspelen. Wij hebben nu op voorstel van Javier Solana een actieprogramma op korte termijn vastgesteld ter ondersteuning van de Palestijnen op de terreinen van veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economisch ontwikkeling. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit programma is uiteraard de medewerking nodig van zowel de Palestijnen als de Israëli's. Nu wordt gerouwd om de dood van president Arafat. Ik hoop echter dat de Palestijnse Autoriteit, wanneer in januari een nieuwe President zal zijn gekozen, snel en daadkrachtig een nieuwe start zal maken.
De situatie in Sudan blijft buitengewoon moeilijk. De Europese Raad heeft de regering van Sudan en alle andere partijen opgeroepen aan de internationale eisen te voldoen. Wij hebben hierbij een duidelijke
namelijk de mogelijkheid om zonodig sancties in te stellen. Indien dat echt noodzakelijk is, dan zullen wij dat ook doen.
Voorzitter, drie weken geleden heeft het Europees Parlement met de Raad een debat gevoerd over Oekraïne. Ik hoop dat het signaal dat de Europese Raad heeft gegeven door de Oekraïense autoriteiten goed wordt begrepen. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen vindt aanstaande zondag plaats. Deze ronde zal democratischer moeten zijn dan de eerste. Zo niet, dan moeten wij ons beraden over de gevolgen die wij daaraan willen verbinden.
Zoals uit de conclusies blijkt, Voorzitter, heeft de Europese Raad niet gesproken over de uitbreiding van de Unie. Dat zullen wij in december doen. Wij zullen dan de uitkomst kennen van het debat dat het Parlement hieraan zal wijden. De beslissingen waarvoor wij aangaande de vier kandidaat-lidstaten staan, kunnen de Unie ingrijpend veranderen. Om met vertrouwen de besluitvorming en de uitvoering van de besluiten tegemoet te kunnen zien, is een duidelijke, positieve en toekomstgerichte visie van het Parlement van groot belang. Ik hoop dat dit het resultaat zal zijn op 2 december.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, enkele woorden over het Parlement zelf en over de Commissie.
Allereerst: ik deel uw wil om de slepende kwestie van het statuut van de leden van dit Parlement op te lossen. Transparante en eenduidige afspraken over het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden van de leden van uw parlement, voorkomen percepties die het vertrouwen in de instellingen en de Unie als geheel ondergraven. Het voorzitterschap, in de persoon van de minister voor Europese Zaken Nicolaï, zal in de komende periode onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om over deze al te lang onopgeloste kwestie overeenstemming te bereiken. Hierover zal deze dagen ook met u, mijnheer de Voorzitter, worden overlegd.
Strikt genomen stond de uitkomst van het debat dat dit parlement drie weken geleden voerde over de voorgestelde Commissie niet op de agenda van de Europese Raad. Terecht hebt U, Mijnheer de Voorzitter, er in Uw bijdrage in de Europese Raad niettemin aandacht aan besteed. Ik wil dat nu ook doen.
De Unie is niet in een crisis geraakt door dit debat, integendeel, zij is erdoor versterkt. Aan het Parlement is in het Verdrag een belangrijke rol toegewezen bij de benoeming van de Commissie. Het is het volste recht van het Parlement een voorgestelde Commissie af te wijzen. Dat het Parlement, als de Commissie in stemming zou zijn gebracht, dat zou hebben gedaan, is een uiting van politiek zelfbewustzijn.
Evenzeer is het goed dat beoogd voorzitter Barroso de politieke lessen heeft getrokken uit het debat die hij moest trekken. Hij heeft zijn Commissie kunnen bijstellen opdat hij een zo breed mogelijke steun krijgt in dit Parlement. Hij legt zo een sterke basis voor samenspel tussen Parlement en Commissie.
Mijnheer de voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk voor de woorden van steun en solidariteit aan de Nederlandse regering en de gehele Nederlandse samenleving die u uitsprak op 15 november. Sta mij toe om daar in mijn nationale hoedanigheid op te reageren.
Vanuit de Raad bezien, is de uitkomst eveneens positief. De Raad wil snel aan de slag, met Parlement en Commissie. Er wachten ons belangrijke vraagstukken en belangrijke keuzes. Ik heb goede hoop dat het Europees Parlement morgen zijn vertrouwen in de Commissie zal uitspreken en dat wij daarna gezamenlijk aan het werk gaan.
Nederland is trots op zijn diversiteit. Wij hebben sinds de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen opgenomen uit vele landen. Sommigen omdat zij werden vervolgd, anderen omdat zij een betere toekomst bij ons konden opbouwen en welkome versterkingen vormden op onze arbeidsmarkt. De bijdrage van deze mensen aan de kwaliteit van onze samenleving is groot en wordt gewaardeerd.
Nu horen zij bij ons, zij en hun familieleden. Dat 'erbij horen' vraagt evenwel aandacht en inspanningen, van beide kanten. Integratie is een complex vraagstuk, dat raakt aan identiteit, normen en waarden en elkaar leren kennen en begrijpen. Tegelijk vereist integratie ook het respecteren en naleven van de fundamentele spelregels van onze samenleving: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving, respect voor de democratische rechtsstaat die individuen de bescherming moet bieden waarop zij recht hebben.
De vorige keer dat ik dit Parlement mocht toespreken heb ik gezegd, sprekend over het perspectief van de Turkse toetreding tot de Unie, dat islam of religie niet het onderwerp is. Ik herhaal dat vandaag. In onze Europese samenleving kunnen mensen met verschillende geloofsovertuigingen uitstekend naast, en met elkaar leven. Wat niet kan, is geloof misbruiken als voorwendsel om aanslagen te plegen op mensen, scholen, moskeeën of kerken. Daar moeten wij ons allemaal, in heel Europa, met overtuiging en daadkracht tegen verzetten.
Mijnheer de Voorzitter, in uw steunbetuiging van afgelopen maandag wees u op de betekenis van recente gebeurtenissen in Nederland voor de gehele Europese samenleving. Ik geef u daarin gelijk. Nederland is ervan overtuigd dat we beter moeten samenwerken bij terrorismebestrijding. De felle reacties en tegenreacties na de moord op Van Gogh lieten nogmaals zien dat er spanning zit in de samenhang in onze samenleving. Ook in Europa moeten we van elkaar leren op het terrein van de integratie van minderheden. Ik ga zodadelijk nader in op het meerjarenprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het Haags Programma, dat in een verdieping op beide terreinen voorziet."@cs1
"Hr. formand, ærede medlemmer af Europa-Parlamentet, mine damer og herrer, det er mig en glæde i dag at aflægge beretning fra Det Europæiske Råds møde den 4.-5. november. Det var et godt møde.
I sidste uge blev der i Nederlandene afholdt en ministerkonference, hvor emnet integration blev drøftet indgående. Vi har naturligvis også i den seneste uge gjort direkte brug af det eksisterende operationelle instrumentarium. Justitsministeren og indenrigsministeren har endvidere anmodet om, at begivenhederne i Nederlandene drøftes med kollegerne i Rådet (retlige og indre anliggender) fredag i denne uge, og at man drøfter de europæiske aspekter af begivenhederne.
Lad mig vende tilbage til rollen som formand for Det Europæiske Råd og det egentlige emne for denne forhandling. Det Europæiske Råd vedtog den 5. november Haag-programmet. Programmet beskriver i grove træk vores samarbejde med hensyn til frihed, sikkerhed og retfærdighed i de kommende fem år.
Haag-programmet er ydermere den første omfattende pakke af foranstaltninger, som forhandles med 25 medlemsstater. Det vidner om, at vi også i en udvidet Union kan nå til enighed om væsentlige, komplekse politiske spørgsmål. Det giver tiltro til fremtiden.
I et Europa uden indre grænser må vi stå sammen, når det drejer sig om at løse problemer som organiseret kriminalitet, terrorisme og menneskehandel. Vi må også samarbejde intensivt, når det gælder asyl og indvandring. Asylsøgere og indvandrere har krav på klare bestemmelser i Europa.
Haag-programmet bygger videre på Tampere-programmet fra 1999, i hvilket samarbejdet på dette felt for første gang blev formuleret. Haag-programmet bygger på bidrag fra medlemsstaterne, Kommissionens evaluering af Tampere-programmet, og Europa-Parlamentets henstilling af 14. oktober 2004, især hvad angår beslutningsprocedurerne.
Haag-programmet giver nye impulser på vigtige områder. Nettet mellem de nationale systemer bliver mere fintmasket, hvilket giver langt færre muligheder for fænomener som grænseoverskridende kriminalitet. Tilsynet vil blive skærpet, når det gælder effektiv gennemførelse af de foranstaltninger, der træffes, og det vil regelmæssigt blive vurderet, hvorvidt de pågældende foranstaltninger er effektive.
Hvad indeholder Haag-programmet konkret?
Unionen vil lette udvekslingen af information mellem medlemsstaternes politi, retsvæsen og efterretningstjenester på grundlag af disponibilitetsprincippet.
Hvad angår terrorisme, er det aftalt, at medlemsstaterne går videre end opretholdelse af egen sikkerhed, men også fokuserer på sikkerheden i EU som helhed. Organer som Europol og Eurojust kommer til at spille en central rolle, når det gælder bekæmpelse af kriminalitet.
Vi vil ihærdigt arbejde videre med oprettelsen af et europæisk retligt område, hvor det ikke længere er muligt at unddrage sig sin straf ved at flytte til en anden EU-medlemsstat.
De emner, som var i fokus, er af stor betydning for borgerne, såsom økonomi og området med frihed, sikkerhed og retfærdighed.
Endvidere vil vi arbejde hen imod et fælles asylsystem i 2010, hvor der i alle lande anvendes de samme procedurer. Vi ønsker et fælles system, som er humant, men som også er klart, således at der sættes en stopper for "asylshopping".
Også illegal indvanding skal gribes mere effektivt an. Hertil hører en fælles hjemsendelsespolitik og bedre grænsekontrol.
Vi arbejder nu med udformning af basisprincipper vedrørende integration, og de vil om muligt allerede blive fastlagt under det nederlandske formandskab. Første skridt i så henseende blev taget under en uformel ministerkonference i Groningen.
Et andet forhold, jeg vil fremhæve, er anvendelse af kvalificeret flertal og den fælles beslutningsprocedure, når det gælder asyl- og indvandringsområdet. Europa-Parlamentet udtrykte indtrængende ønske herom i sin henstilling af 14. oktober 2004. Vi vil gøre Unionen mere slagkraftig og demokratisk på dette område, sådan som De har ønsket. Ordningen indføres den 1. april 2005. Der var ganske vist enkelte medlemsstater, som nærede et stærkt ønske om at knytte undtagelser hertil, men i sidste ende lykkedes det at begrænse det til undtagelsen vedrørende legal indvandring.
Det er alt i alt et ambitiøst og realistisk program. Kommissionen vil i 2005 fremlægge en handlingsplan herfor. De konkrete forslag til retsforskrifter, som vil indgå deri, vil blive forelagt Europa-Parlamentet i henhold til høringsproceduren og den fælles beslutningsprocedure. Det glæder mig meget, at der nu er opnået enighed medlemsstaterne imellem om målene og om, hvordan vi vil nå målene.
Et mere sikkert Europa for frie borgere, hvis grundlæggende rettigheder beskyttes på effektiv vis, det er, hvad det drejer sig om.
Jeg vil gå til det andet vigtige tema under Det Europæiske Råds møde, nemlig europæisk økonomi og forberedelsen af midtvejsrevisionen af Lissabon-strategien.
2004 er kendetegnet ved en svag økonomisk opgang i Europa. En sådan opgang er imidlertid på ingen måde nogen selvfølge. For at sikre den europæiske samfundsmodel, må vi foretage yderligere tilpasninger.
Kok-rapporten udmærker sig først og fremmest ved, at den klart påviser Lissabon-strategiens relevans, ja, dens nødvendighed. Strategiens hovedmål står uændret. Der er ikke noget alternativ.
Verden omkring os ændrer sig, idet, ud over USA, økonomier som Kina og Indien konkurrerer ikke kun på lønomkostninger, men også i stigende grad på kvalitet og innovation. Europa selv forandrer sig imidlertid også. Befolkningens aldring øges med de følger, det har for erhvervsaktiviteten og pensionssystemernes og sundhedsvæsenets bæredygtighed.
Endvidere drøftede vi formidling af EU
og spørgsmålet om bedre kommunikation og interaktion mellem politikere og borgere om Europa. Endelig drøftede vi en række aktuelle udenrigspolitiske emner, herunder især Irak.
Det er dog klart, hvilken vej vi skal. Kun ved at imødegå fremtidens udfordringer kan vi bevare fortidens landvindinger. Viden, innovation og konkurrenceevne skal være de bærende søjler, når det gælder den europæiske økonomis tilpasningsevne. Europa skal videreudvikle sine stærke sider. Med udgangspunkt i en befolkning, som har en høj og bred uddannelse, i fleksible arbejdsmarkeder, aktiverende sociale systemer og innovativ økologi vil Europa kunne imødegå den globale udfordring.
Kok-rapporten viser således med al ønskelig tydelighed, at Lissabon-strategien beslutsomt bør fortsættes. I flere henseender kan der noteres fremskridt. Når det gælder erhvervsaktiviteten, når det gælder det indre marked og udbredelsen af ikt og internet i skoler, på universiteter, hos myndigheder og i husholdninger. Men lad os ikke stikke os selv blår i øjnene. Det fremgår også af Kok-rapporten, at indsatsen skal øges, især fra medlemsstaternes side. Ellers når vi afgjort ikke målene.
Netop denne proces, gennemførelsen af strukturelle forandringer samtidig med at offentlighedens støtte bevares, gav under mødet i Det Europæiske Råd anledning til en livlig diskussion med mine kolleger på uformelt plan. Der blev udvekslet praktiske erfaringer og skitseret visioner for fremtiden. Det var en god diskussion, netop fordi Kok-rapporten henviser til medlemsstaterne selv.
Jeg fandt det i forbindelse med denne uformelle diskussion bemærkelsesværdigt, hvordan der herskede enighed om behovet for reformer og om behovet for god kommunikation om dette spørgsmål med samfundet, herunder civilsamfundet.
Endvidere var regeringscheferne enige om at erklære sig parat til at påtage sig det politiske ansvar for Lissabon-strategien, såvel på europæisk plan som derhjemme, på det nationale plan. Det var i den forbindelse også glædeligt, at den udpegede formand for den nye Kommissionen, hr. Barroso, bekræftede, at han ser Lissabon-strategien som det centrale element i sin politik, og at han inden for Kommissionens rammer vil tage ansvar herfor.
Jeg har nu talt om, hvilken rolle Det Europæiske Råd, Kommissionen og medlemsstaterne skal spille. Men Kok-rapporten tager også direkte sigte på Europa-Parlamentet, som i højere grad skal inddrages i denne strategi. Rapporten indeholder således et forslag om, at De skal nedsætte et fast parlamentarisk udvalg, som skal koncentrere sig om Lissabon-strategien og vækst og beskæftigelse. Jeg er naturligvis interesseret i at høre, hvad De agter at gøre i den anledning.
Hr. formand, jeg vil nu vende mig mod et andet tema, nemlig
. De har også selv drøftet dette spørgsmål med os. Der er til stadighed grund til at understrege og sikre forståelse for, at kommunikationen med borgerne om, hvad Europa er og gør, bør forbedres. Jeg finder det positivt, at de kommende formandskaber har tilkendegivet, at de vil videreføre denne debat.
Ratifikationen af traktaten om en forfatning for Europa er en vigtig anledning til yderligere at forbedre kommunikationen med borgerne. De europæiske borgere deler afgørende værdier, og det er politikernes opgave, det er Deres og min opgave at formidle det europæiske projekt til borgerne. Samspil mellem Rådet, Europa-Parlamentet og Kommissionen er forudsætningen for virkelig åben debat. Jeg hilser derfor den udpegede kommissionsformands plan om en næstformand med ansvar for kommunikationsporteføljen velkommen. Vi ser frem til den annoncerede kommunikationsstrategi, som vil blive fremlagt inden Det Europæiske Råds møde i juni.
Hr. formand, jeg er nu nået til de spørgsmål vedrørende eksterne anliggender, der blev behandlet. Først Irak. Det Europæiske Råd nåede til enighed om en pakke med støtteforanstaltninger på kort sigt til Irak. Pakken blev forelagt den irakiske premierminister Ayad Allawi, som i samme anledning var inviteret til at deltage i frokostmødet den 5. november. Endvidere fik Irak ved denne lejlighed stillet i udsigt, at der på lang sigt kunne blive tale om samarbejde og dialog. Hr. Allawi takkede os for støtten til genopbygningsprocessen i Irak. I den forbindelse spiller valget en afgørende rolle. Jeg lægger derfor også stor vægt på premierminister Allawis meddelelse om, at valget, til trods for de vedvarende sikkerhedsproblemer, vil blive afholdt i januar.
Mødet med Allawi og den hjælpepakke, vi forelagde, viser, at EU er parat og i stand til at spille en større rolle, når det gælder konkret støtte til den politiske og økonomiske genopbygningsproces i Irak. Endvidere blev der hermed sendt et signal om enighed i EU vedrørende Irak.
Hr. formand, set i lyset af den seneste udvikling i Nederlandene må jeg nødvendigvis indlede med emnet frihed, sikkerhed og retfærdighed. Udviklingen er et sørgeligt, men klart bevis på, at det er påkrævet at styrke samarbejdet på disse områder.
Et andet emne, som Det Europæiske Råd udtalte sig om, hvad angår eksterne anliggender, er Iran. Lad mig sige det klart. Vi ønsker fuldstændig og vedvarende frivillig suspension af alle berignings- og oparbejdningsaktiviteter fra Iran side. Det er forudsætningen for, at EU kan stille Iran i udsigt, at der føres drøftelser om et langsigtet samarbejde, som vil være til gavn for såvel EU som Iran. Den aftale, som sidste weekend blev indgået med Teheran, er et skridt i den rigtige retning. Vi må dog først sikre os, at suspensionen hurtigt kan fastslås af IAEA. Mislykkes også dette forsøg, synes der kun at være en mulighed tilbage, nemlig vejen via FN's Sikkerhedsråd.
Hr. formand, det fører mig til spørgsmålet om Mellemøsten. Der synes at være åbnet
når det gælder fredsprocessen i Mellemøsten. Israels beslutning om tilbagetrækning fra Gazastriben åbner forhåbentlig nye muligheder for at gennemføre køreplanen. Det Europæiske Råd har ønsket at knytte an hertil. Vi har nu efter forslag fra Javier Solana fastlagt et kortfristet handlingsprogram til støtte for palæstinenserne på områderne sikkerhed, reformer, valg og økonomisk udvikling. For at sikre en vellykket gennemførelse af programmet kræves naturligvis såvel palæstinensernes som israelernes medvirken. Lige nu sørger man over præsident Arafats død. Jeg håber imidlertid, at Den Palæstinensiske Myndighed, når der i januar er valgt en ny præsident, hurtigt og handlekraftigt vil starte på en frisk.
Situationen i Sudan er stadigvæk overordentlig vanskelig. Det Europæiske Råd opfordrede Sudans regering og alle andre parter til at opfylde de internationale krav. Vi har helt klart en
til rådighed, nemlig mulighed for om nødvendigt at iværksætte sanktioner. Hvis det virkelig er påkrævet, vil vi også gøre det.
For tre uger siden drøftede Europa-Parlamentet og Rådet situationen i Ukraine. Jeg håber, de ukrainske myndigheder forstår det signal, Det Europæiske Råd sendte. Anden runde af præsidentvalget finder sted på søndag. Anden runde skal være mere demokratisk end første runde. I modsat fald må vi overveje, hvilke konsekvenser vi vil lade det få.
Som det fremgår af konklusionerne fra mødet, drøftede Det Europæiske Råd ikke EU's udvidelse. Det vil vi gøre på mødet i december. På det tidspunkt kender vi udfaldet af Europa-Parlamentets forhandling om emnet. De beslutninger, vi skal træffe vedrørende de fire kandidatlande, kan ændre Unionen på afgørende vis. For tillidsfuldt at kunne imødese beslutningstagningen og gennemførelsen af beslutningerne er en klar, positiv og fremadrettet holdning fra Europa-Parlamentets side af stor betydning. Jeg håber, det bliver resultatet den 2. december.
Afslutningsvis, hr. formand, et par ord om Europa-Parlamentet selv og om Kommissionen.
Først vil jeg sige, at jeg deler Deres ønske om at finde en løsning på den langvarige sag om en vedtægt for Europa-Parlamentets medlemmer. Med gennemsigtige og entydige aftaler om løn og andre arbejdsbetingelser for Parlamentets medlemmer ville vi undgå opfattelser, som undergraver tilliden til EU's institutioner som helhed. Formandskabet vil, repræsenteret ved ministeren for europæiske anliggender, hr. Nicolaï, i den kommende tid undersøge mulighederne for at nå til enighed om dette spørgsmål, som alt for længe har været uløst. Spørgsmålet vil også blive drøftet med Dem, hr. formand, inden for den nærmeste fremtid.
Strengt taget var Europa-Parlamentets debat for tre uger siden om den indstillede Kommission ikke på dagsordenen for Det Europæiske Råds møde. De beskæftigede Dem ikke desto mindre, og helt berettiget, med spørgsmålet i Deres indlæg på mødet, hr. formand. Det samme vil jeg gøre nu.
Unionen er ikke kastet ud i en krise på grund af den pågældende debat, tværtimod, den har styrket Unionen. Traktaten tillægger Europa-Parlamentet en vigtig rolle ved udnævnelsen af Kommissionen. Europa-Parlamentet har fuldt ud ret til at afvise den indstillede Kommission. Havde Parlamentet gjort det, hvis Kommissionen var blevet sat under afstemning, ville det have været en politisk selvbevidst tilkendegivelse.
Det er ligeledes positivt, at den udpegede formand, hr. Barroso, drog den politiske konsekvens, han måtte drage af debatten. Han har været i stand til at justere sin Kommission, således at han opnår så bred støtte i Europa-Parlamentet som muligt. Han lægger dermed et stærkt fundament for samspillet mellem Parlamentet og Kommissionen.
Hr. formand, jeg er Dem meget taknemmelig for den støtte til og solidaritet med den nederlandske regering og hele det nederlandske samfund, De gav udtryk for i Deres indlæg den 15. november. Tillad mig at takke herfor som nederlænder.
Set med Rådets øjne er resultatet også positivt. Rådet vil gerne i gang, sammen med Parlamentet og Kommissionen. Vi står over for vigtige spørgsmål og vigtige valg. Jeg har grund til at tro, at Europa-Parlamentet i morgen udtrykker tillid til Kommissionen, og at vi derefter sammen kan gå i gang med arbejdet.
Vi er i Nederlandene stolte af den diversitet, der præger vores land. Siden Anden Verdenskrig har vi modtaget store grupper af mennesker fra mange forskellige lande. Nogle fordi de blev forfulgt, andre fordi de kunne skabe sig en bedre fremtid hos os, og fordi de på vores arbejdsmarked udgjorde en velkommen forstærkning. Disse mennesker har ydet et stort og værdsat bidrag til kvaliteten af vores samfund.
Nu hører de og deres familie til hos os. Det kræver imidlertid opmærksomhed og indsats fra begge sider således "at høre til". Integration er et komplekst spørgsmål, som vedrører identitet, normer og værdier og det at kende og forstå hinanden. Samtidig kræver integration også respekt for og efterlevelse af grundlæggende spilleregler i vores samfund, nemlig ytringsfrihed, religionsfrihed og respekt for den demokratiske retsstat, som skal sikre borgerne den beskyttelse, de har ret til.
Sidst jeg havde lejlighed til at tale her i Europa-Parlamentet, sagde jeg i forbindelse med Tyrkiets mulige tiltræden til EU, at det ikke var et spørgsmål om islam eller religion i det hele taget. Det vil jeg gentage i dag. I vores europæiske samfund kan mennesker udmærket leve side om side og leve sammen, selv om de ikke har samme religiøse overbevisning. Men vi kan ikke tillade, at troen misbruges som påskud for attentater mod personer, skoler, moskeer eller kirker. Sådanne anslag må vi alle og overalt i Europa vende os imod med overbevisning og handlekraft.
Hr. formand, i Deres indlæg i mandags, hvor De gav udtryk for Deres støtte, påpegede De, at de seneste begivenheder i Nederlandene har betydning for hele det europæiske samfund. Jeg giver Dem ret heri. Nederlandene er overbevist om, at vi må styrke samarbejdet om bekæmpelse af terrorisme. De voldsomme reaktioner og modreaktioner efter mordet på Theo van Gogh vidnede endnu en gang om, at der i vores samfund og den måde, det er opbygget på, eksisterer nogle spændinger. Også i Europa må vi lære af hinanden, når det gælder integration af mindretal. Jeg skal lige om lidt komme nærmere ind på det flerårige program for retlige og indre anliggender, Haag-programmet, som tager sigte på at udbygge begge områder."@da2
".
Herr Präsident, sehr geehrte Abgeordnete, meine Damen und Herren, ich freue mich, Ihnen über die Tagung des Europäischen Rates Bericht erstatten zu können, die am 4. und 5. November stattfand und die recht produktiv war.
Letzte Woche fand eine Ministerkonferenz statt, auf der die Problematik der Integration ausführlich erörtert wurde. Natürlich haben wir im Verlaufe der letzten Woche unverzüglich vom bestehenden operationellen Instrumentarium Gebrauch gemacht. Ferner haben die Justiz- und Innenminister um eine Diskussion der Ereignisse in den Niederlanden und die Erörterung der europäischen Aspekte dieser Ereignisse mit ihren Kollegen im Rat für Justiz und Inneres am kommenden Freitag gebeten.
Ich möchte mich jetzt wieder meiner Funktion als amtierender Präsident des Europäischen Rates und dem eigentlichen Thema dieser Aussprache zuwenden. Der Europäische Rat hat am 5. November das Haager Programm angenommen. Das Programm umreißt unsere Zusammenarbeit im Bereich der Freiheit, der Sicherheit und des Rechts für die nächsten fünf Jahre.
Das Haager Programm ist außerdem das erste umfassende Paket von Maßnahmen, an dessen Aushandlung 25 Mitgliedstaaten beteiligt waren. Daran wird deutlich, dass wir auch in einer erweiterten Union in der Lage sind, Einvernehmen zu wichtigen, komplexen Fragen zu erzielen, was für die Zukunft hoffen lässt.
In einem Europa ohne Binnengrenzen müssen wir mit vereinten Kräften gegen Erscheinungen wie das organisierte Verbrechen, Terrorismus und Menschenhandel vorgehen. Ferner müssen wir auf dem Gebiet der Asyl- und Einwanderungspolitik eng zusammenarbeiten. Schließlich haben Asylbewerber und Einwanderer ein Recht auf klare Aussagen bezüglich ihrer Situation in Europa.
Das Haager Programm baut auf dem Programm von Tampere auf, das 1999 erstmals die Zusammenarbeit in diesem Bereich formulierte. Dem Programm liegen die Beiträge der Mitgliedstaaten, die Evaluierung des Programms von Tampere durch die Kommission sowie die Empfehlungen des Europäischen Parlaments vom 14. Oktober dieses Jahres zugrunde, und zwar insbesondere im Hinblick auf die Entscheidungsfindung.
Das Haager Programm gibt wichtige neue Impulse. Lücken in den einzelstaatlichen Systemen werden geschlossen, sodass Erscheinungen wie der grenzüberschreitenden Kriminalität zunehmend der Boden entzogen wird. Mehr Aufmerksamkeit werden wir der ordnungsgemäßen Umsetzung der beschlossenen Maßnahmen widmen, deren Wirksamkeit wir regelmäßig überprüfen werden.
Was bedeutet das Haager Programm konkret?
Die Union wird den Informationsaustausch für Polizei, Justiz und Nachrichtendienste der Mitgliedstaaten auf der Grundlage des Verfügbarkeitsgrundsatzes erleichtern.
Was den Terrorismus betrifft, so wurde vereinbart, dass sich die Mitgliedstaaten nicht nur für die Aufrechterhaltung der eigenen Sicherheit einsetzen, sondern das gesamte Territorium der EU in ihre diesbezüglichen Überlegungen einbeziehen werden. Institutionen wie Europol und Eurojust wird bei der Bekämpfung der Kriminalität eine zentrale Rolle zukommen.
Wir arbeiten weiter konsequent an der Schaffung eines europäischen Rechtsraums, in dem es nicht mehr möglich sein wird, sich seinem Urteil durch Umzug in einen anderen EU-Mitgliedstaat zu entziehen.
Im Mittelpunkt der Tagung standen Bereiche, die für die Bürger von großer Bedeutung sind, wie die Wirtschaft sowie der Raum der Freiheit, der Sicherheit und des Rechts.
Gleichzeitig werden wir bis 2010 ein gemeinsames Asylsystem erarbeiten, das für sämtliche Länder die gleichen Verfahren vorsieht. Wir wollen ein einheitliches System, das human, aber gleichzeitig eindeutig ist, sodass es nicht mehr möglich sein wird, in mehreren Ländern Asyl zu beantragen.
Ebenfalls vorgesehen ist eine wirksamere Bekämpfung der illegalen Einwanderung, die auch eine gemeinsame Rückführungspolitik sowie bessere Grenzkontrollen umfassen wird.
Wir arbeiten derzeit an den Grundsatzregelungen für die Integration, die nach Möglichkeit im Verlaufe des niederländischen Ratsvorsitzes beschlossen werden sollen. Erste Grundlagen wurden während einer informellen Ministerkonferenz in Groningen gelegt.
Ein weiterer Punkt, den ich unbedingt ansprechen möchte, betrifft die Einführung der Beschlussfassung mit qualifizierter Mehrheit und des Mitentscheidungsverfahrens in den Bereichen Asyl- und Einwanderungspolitik, die Sie in Ihrer Empfehlung vom 14. November gefordert hatten. Wir werden Ihrer Bitte entsprechen und die Union in dieser Hinsicht mit Wirkung vom 1. April 2005 entschlusskräftiger und demokratischer gestalten. Obwohl einige Mitgliedstaaten nachdrücklich um verschiedene Sonderregelungen gebeten hatten, wurden diese schließlich auf die Ausnahme der legalen Einwanderung beschränkt.
Insgesamt kann man von einem ehrgeizigen und realistischen Programm sprechen, zu dem die Europäische Kommission im kommenden Jahr einen Aktionsplan vorlegen wird. Die einzelnen darin enthaltenen Legislativvorschläge werden Ihnen im Rahmen des Anhörungs- und Mitentscheidungsverfahrens zugehen. Besonders freut mich, dass sich die Mitgliedstaaten nunmehr über die Ziele und den Weg zu deren Erreichung geeinigt haben.
Ein sichereres Europa für freie Bürger, deren Grundrechte wirksam geschützt werden – genau darum geht es uns.
Ich möchte mich jetzt dem anderen wichtigen Thema des jüngsten Europäischen Rates zuwenden, nämlich der europäischen Wirtschaft, mit anderen Worten: der Vorbereitung der Halbzeitüberprüfung der Lissabon-Strategie.
Das Jahr 2004 ist gekennzeichnet von einer leichten Erholung der europäischen Wirtschaft. Diese Erholung ist jedoch keine Selbstverständlichkeit. Um unser europäisches Sozialmodell zu schützen, müssen wir weitere Anpassungen vornehmen.
Die wichtigste Leistung des Berichts Kok besteht darin, dass er eindeutig die Bedeutung, ja die Notwendigkeit der Lissabon-Strategie unterstreicht. Das Hauptziel der Strategie hat nichts von seiner Gültigkeit eingebüßt. Eine Alternative dazu gibt es nicht.
Die Welt um uns herum verändert sich, denn neben den USA gibt es Länder wie China und Indien, die nicht nur in Bezug auf Lohnkosten, sondern zunehmend auch im Hinblick auf Qualität und Innovation eine Konkurrenz darstellen. Doch auch Europa ändert sich: Die Bürger werden immer älter, und das hat Konsequenzen für die Erwerbsbeteiligung sowie die Tragfähigkeit von Rentensystemen und der Gesundheitsfürsorge.
Wir haben auch die Frage „Europa den Menschen vermitteln“ diskutiert, also die Verbesserung der Kommunikation und des Zusammenwirkens zwischen Politikern und Bürgern in ganz Europa. Abschließend befassten wir uns mit einer Reihe aktueller außenpolitischer Probleme, einschließlich des Irak.
Trotzdem ist der Weg klar: Nur wenn wir uns den Herausforderungen der Zukunft stellen, können wir die Errungenschaften der Gegenwart erhalten. Wissen, Innovation und Wettbewerbsfähigkeit müssen die Pfeiler bilden, auf denen die Anpassungsfähigkeit der europäischen Wirtschaft ruht. Europa muss seine Stärken weiter ausbauen. Auf der Grundlage einer umfassend und hoch qualifizierten Bevölkerung, flexibler Arbeitsmärkte, aktivierender Sozialsysteme und einer innovativen Ökologie wird Europa in der Lage sein, sich der globalen Herausforderung zu stellen.
Der Bericht Kok macht deutlich, dass die Lissabon-Strategie konsequent verfolgt werden muss. In einer Reihe von Bereichen konnten Fortschritte erzielt werden, so beispielsweise in Bezug auf die Erwerbsbeteiligung, den Binnenmarkt und die Nutzung der Informations- und Kommunikationstechnologie und des Internet an Schulen, Universitäten, in staatlichen Behörden und privaten Haushalten. Dabei sollten wir uns jedoch nichts vormachen. Herr Kok hat gleichzeitig eine Verstärkung der Anstrengungen vor allem seitens der Mitgliedstaaten angemahnt. Andernfalls wird es uns nicht gelingen, unsere Ziele zu erreichen.
Eben dieser Prozess, bei dem der Strukturwandel von der breiten Öffentlichkeit mitgetragen wird, war Gegenstand einer sehr lebhaften Diskussion, die ich mit meinen Kollegen auf der letzten Ratstagung führte. Dabei wurden praktische Erfahrungen ausgetauscht und Aussichten für die Zukunft erörtert. Das war eine solide Diskussion, vor allem weil der Bericht Kok konkret auf die Mitgliedstaaten selbst eingeht.
Bei dieser aufschlussreichen Diskussion fiel mir vor allem auf, dass bezüglich der Notwendigkeit von Reformen und der Notwendigkeit einer guten diesbezüglichen Kommunikation mit der Öffentlichkeit und der Zivilgesellschaft Einvernehmen herrschte.
Ferner bekundeten die Regierungschefs einmütig ihre Bereitschaft, die politische Verantwortung für die Lissabon-Strategie auf europäischer Ebene, aber auch zu Hause in ihren Heimatländern zu übernehmen. Zu begrüßen ist zudem, dass auch der künftige Präsident der neuen Europäischen Kommission, Herr Barroso, bestätigt hat, dass die Lissabon-Strategie einen Schwerpunkt seiner Politik bilden und er persönlich die Verantwortung dafür in der Kommission übernehmen werde.
Ich habe erläutert, welche Rolle der Europäische Rat, die Kommission und die Mitgliedstaaten spielen müssen. Der Bericht Kok geht aber auch konkret auf das Europäische Parlament ein, das stärker in diese Strategie einbezogen werden sollte. So wird beispielsweise vorgeschlagen, dass Sie einen ständigen parlamentarischen Ausschuss zur Lissabonner Strategie für Wachstum und Beschäftigung einsetzen. Mich interessiert natürlich, was Sie auf diese Empfehlung hin unternehmen werden.
Herr Präsident, ich komme jetzt zu einem anderen Thema, das Sie selbst mit uns diskutiert haben, und zwar geht es darum, wie wir Europa den Bürgern vermitteln. Wir dürfen nie aus den Augen verlieren, dass wir den Bürgern wirksamer vermitteln müssen, was Europa bedeutet und was es tut. Positiv finde ich, dass künftige Ratsvorsitze angedeutet haben, dass sie die Diskussionen zu dieser Thematik fortzusetzen gedenken.
Die Ratifizierung des Verfassungsvertrags bietet eine wichtige Gelegenheit, um die Kommunikation mit der Öffentlichkeit weiter zu verbessern. Die Bürger Europas verfügen über gemeinsame Grundwerte, und es ist Aufgabe der Politiker, Ihre und meine Aufgabe, ihnen das europäische Projekt nahe zu bringen. Die Auslösung einer wahrhaft aufgeschlossenen Debatte erfordert die Zusammenarbeit zwischen dem Rat, dem Europäischen Parlament und der Europäischen Kommission. Daher begrüße ich die Absicht des künftigen Präsidenten der Kommission, Herrn Barroso, einem Vizepräsidenten den Bereich der Kommunikation zu übertragen. Mit Interesse sehen wir der angekündigten Kommunikationsstrategie entgegen, die noch vor dem Europäischen Rat im Juni vorgelegt werden soll.
Ich komme jetzt zu den externen Politikbereichen, die Gegenstand der Diskussion waren. Da wäre zunächst der Irak. Der Europäische Rat konnte eine Einigung über ein Paket von kurzfristigen Hilfsmaßnahmen für den Irak erzielen. Dieses Paket haben wir dem irakischen Premierminister Allawi im Rahmen eines Arbeitsessens am 5. November vorgelegt, zu dem wir ihn speziell eingeladen hatten. Ferner haben wir dem Irak Möglichkeiten der langfristigen Zusammenarbeit und des Dialogs in Aussicht gestellt. Herr Allawi dankte uns für die Unterstützung des irakischen Wiederaufbauprozesses, bei dem die Wahlen eine wichtige Rolle spielen. Deshalb messe ich der Aussage von Premierminister Allawi, dass die Wahlen trotz anhaltender Sicherheitsprobleme spätestens im Januar stattfinden werden, große Bedeutung bei.
Unser Treffen mit Herrn Allawi und das von uns vorgelegte Hilfspaket machen deutlich, dass die Europäische Union willens und in der Lage ist, bei der Gewährung konkreter Unterstützung für den politischen und wirtschaftlichen Wiederaufbauprozess im Irak eine gewichtigere Rolle zu spielen. Auch innerhalb der Union waren ähnliche Signale der Einmütigkeit in Bezug auf den Irak zu vernehmen.
Die jüngsten Ereignisse in meinem Heimatland zwingen mich dazu, mit dem Thema Freiheit, Sicherheit und Recht zu beginnen. Diese Entwicklungen verdeutlichen auf sehr unangenehme, aber eindringliche Art und Weise, dass es zwingend weiterer Fortschritte bei der Zusammenarbeit in diesen Bereichen bedarf.
Ein zweiter Punkt, zu dem der Europäische Rat einen Standpunkt geäußert hat, betrifft den Iran. Dazu ist klipp und klar festzustellen, dass wir eine auf freiwilliger Basis beruhende vollständige und endgültige Einstellung jedweder Anreicherungs- und Aufbereitungstätigkeit durch den Iran anstreben. Nur dann kann die Europäische Union dem Iran Gespräche über eine für beide Seiten vorteilhafte langfristige Zusammenarbeit in Aussicht stellen. Obwohl die Vereinbarung, die am Wochenende mit Teheran erzielt wurde, ein Schritt in die richtige Richtung ist, sollten wir uns zunächst davon überzeugen, dass die Einstellung unverzüglich von der Internationalen Atomenergiebehörde festgestellt werden kann. Wenn auch dieser Versuch fehlschlägt, bleibt uns offenbar nichts weiter übrig, als den UN-Sicherheitsrat anzurufen.
Damit komme ich zum Nahen Osten, wo sich erneut Möglichkeiten für den Friedensprozess abzuzeichnen scheinen. Es ist zu hoffen, dass der Beschluss Israels über den Rückzug aus dem Gazastreifen neue Möglichkeiten für die Umsetzung der „Roadmap“ bieten wird. Der Europäische Rat hat sich bemüht, diese Chance zu nutzen. Auf Vorschlag von Javier Solana haben wir jetzt ein kurzfristiges Aktionsprogramm zur Unterstützung der Palästinenser in den Bereichen Sicherheit, Reformen, Wahlen und wirtschaftliche Entwicklung konzipiert. Selbstverständlich sind wir zur erfolgreichen Umsetzung dieses Programms auf die Mitarbeit sowohl der Palästinenser als auch der Israelis angewiesen. Ich hoffe, dass die Palästinensische Autonomiebehörde trotz der derzeitigen Trauer um Präsident Arafat nach der Wahl eines neuen Präsidenten im Januar unverzüglich und entschlossen einen Neuanfang macht.
Die Lage im Sudan ist nach wie vor äußerst schwierig. Der Europäische Rat hat die sudanesische Regierung sowie alle anderen Parteien dringend aufgefordert, die internationalen Forderungen zu erfüllen. Zumindest haben wir diesbezüglich die Möglichkeit, erforderlichenfalls Sanktionen zu verhängen. Sollte es nicht anders gehen, dann werden wir das tun.
Vor drei Wochen führte das Europäische Parlament mit dem Rat eine Aussprache über die Ukraine. Ich hoffe, dass die Botschaft des Europäischen Rates von den ukrainischen Behörden gut verstanden wird. Die zweite Runde der Präsidentschaftswahlen findet an diesem Sonntag statt. Diese Runde muss demokratischer als die erste verlaufen. Sollte das nicht der Fall sein, müssen wir prüfen, welche Konsequenzen wir dafür vorsehen wollen.
Wie aus den Schlussfolgerungen hervorgeht, hat sich der Europäische Rat nicht mit der Erweiterungsthematik befasst. Das werden wir im Dezember tun. Dann werden wir das Ergebnis der Aussprache kennen, die das Parlament dazu durchführen wird. Die Entscheidungen, die hinsichtlich der vier Kandidatenländer anstehen, sind gegebenenfalls mit drastischen Veränderungen für die Union verbunden. Für die Entscheidungsfindung und die gezielte Umsetzung der Entscheidungen bedarf es einer klaren, positiven und zukunftsorientierten Sicht durch das Parlament. Ich hoffe, dass das Ergebnis am 2. Dezember entsprechend ausfallen wird.
Lassen Sie mich abschließend noch kurz etwas zum Parlament selbst und zur Kommission sagen.
Zunächst einmal teile ich Ihren Wunsch, endlich eine Lösung für das Problem des Abgeordnetenstatuts des Europäischen Parlaments zu finden. Transparente und eindeutige Absprachen über Gehälter und andere Arbeitsbedingungen der Abgeordneten Ihres Hauses verhindern, dass ein Eindruck entsteht, der das Vertrauen in die Institutionen der Union als Ganzes unterminiert. In den nächsten Wochen wird der Ratsvorsitz, vertreten durch Herrn Nicolaï, den Minister für europäische Angelegenheiten, Möglichkeiten für die Erzielung einer Einigung in dieser Frage prüfen, die schon viel zu lange ungelöst ist. Herr Präsident, auch Sie wird man in den nächsten Tagen in dieser Angelegenheit konsultieren.
Streng genommen, stand das Ergebnis der Aussprache, die dieses Parlament vor drei Wochen über die vorgeschlagene Kommission geführt hat, nicht auf der Tagesordnung des Europäischen Rates. Dennoch war es richtig, dass Sie, Herr Präsident, in Ihrem Beitrag auf der Ratstagung auf dieses Thema eingegangen sind. Ich möchte das jetzt ebenso halten.
Die Union wurde durch diese Aussprache nicht in eine Krise gestürzt; im Gegenteil, sie ist gestärkt aus ihr hervorgegangen. Der EG-Vertrag sieht für das Parlament eine wichtige Rolle bei der Ernennung der Kommission vor. Das Parlament hat eindeutig das Recht, die vorgeschlagene Kommission abzulehnen. Hätte das Parlament dies im Ergebnis einer Abstimmung getan, so wäre dies ein Ausdruck seines politischen Selbstbewusstseins gewesen.
Gut ist auch, dass Herr Barroso als designierter Kommissionspräsident die entsprechenden politischen Lehren aus der Aussprache gezogen hat. Es ist ihm gelungen, seine Kommission so umzustellen, dass sie auf die größtmögliche Unterstützung seitens dieses Hauses stößt. Damit schafft er solide Grundlagen für die Zusammenarbeit zwischen Parlament und Kommission.
Herr Präsident, ich möchte Ihnen sehr herzlich für die Worte der Unterstützung und Solidarität danken, mit denen Sie sich am 15. November an die niederländische Regierung und das gesamte niederländische Volk gewandt haben. Gestatten Sie mir, dass ich in meiner nationalen Eigenschaft auf diese Worte eingehe.
Auch aus der Sicht des Rates ist das Ergebnis positiv. Der Rat möchte die Zusammenarbeit mit dem Parlament und der Kommission aufnehmen. Wir müssen uns wichtigen Fragen stellen und wichtige Entscheidungen treffen. Ich bin zuversichtlich, dass das Europäische Parlament der Kommission morgen sein Vertrauen aussprechen wird und wir danach in der Lage sein werden, die Ärmel hochzukrempeln.
Die Niederlande sind auf ihre Vielfalt stolz. Seit dem Zweiten Weltkrieg haben wir große Gruppen von Menschen aus vielen Ländern aufgenommen – einige, weil sie verfolgt wurden, andere, weil sie eine bessere Zukunft mit uns aufbauen konnten und eine willkommene Stärkung des Arbeitsmarktes darstellten. Diese Menschen haben unsere Gesellschaft qualitativ immens bereichert, und dafür sind wir sehr dankbar.
Heute gehören sie und ihre Angehörigen zu uns, und diese Zugehörigkeit erfordert von beiden Seiten Rücksichtnahme und Mühe. Die Integration ist ein komplexes Problem, das die Identität, Normen und Werte sowie das gegenseitige Kennenlernen und Verstehen berührt. Gleichzeitig erfordert die Integration die Achtung und Einhaltung der elementaren Spielregeln unseres Zusammenlebens: der Meinungsfreiheit, der Religionsfreiheit und der Achtung der demokratischen Rechtsstaatlichkeit, die den Bürgern den Schutz gewähren muss, auf den sie Anspruch haben.
Das letzte Mal, als ich das Glück hatte, vor diesem Haus zu sprechen, sagte ich unter Bezugnahme auf den möglichen Beitritt der Türkei zur EU, dass der Islam bzw. die Religion nicht das Problem sei. Das würde ich heute wiederholen. In unserer europäischen Gesellschaft können Menschen der unterschiedlichsten Glaubensbekenntnisse neben- und miteinander leben. Nicht hingenommen werden kann jedoch, wenn die Religion als Vorwand für Angriffe auf Menschen, Schulen, Moscheen oder Kirchen benutzt wird. Dagegen müssen wir alle in ganz Europa mit Überzeugung und Entschlossenheit vorgehen.
Herr Präsident, als Sie vergangenen Montag Ihre Unterstützung bekundeten, verwiesen Sie auf die Bedeutung der jüngsten Ereignisse in den Niederlanden für die gesamte europäische Gesellschaft. Darin stimme ich Ihnen zu. Die Niederlande sind der festen Überzeugung, dass wir bei der Bekämpfung des Terrorismus wirksamer zusammenarbeiten müssen. Die heftigen Reaktionen und Gegenreaktionen nach dem Mord an Herrn van Gogh haben erneut gezeigt, dass es Spannungen in der Zusammensetzung unserer Gesellschaft gibt. Auch in Europa müssen wir im Bereich der Integration von Minderheiten voneinander lernen. Ich werde gleich im Einzelnen auf das mehrjährige Programm für Justiz und Inneres, das Haager Programm eingehen, das in beiden Bereichen eine Vertiefung vorsieht."@de9
".
Κύριε Πρόεδρε, κυρίες και κύριοι βουλευτές, κυρίες και κύριοι, είμαι στην ευχάριστη θέση να σας εκθέσω τα αποτελέσματα του Ευρωπαϊκού Συμβουλίου το οποίο πραγματοποιήθηκε στις 4 και 5 Νοεμβρίου και το οποίο υπήρξε εξαιρετικά εποικοδομητικό.
Την περασμένη εβδομάδα πραγματοποιήθηκε μια υπουργική διάσκεψη στην οποία το θέμα της ένταξης συζητήθηκε διεξοδικά. Βεβαίως, κατά τη διάρκεια της περασμένης εβδομάδας εφαρμόσαμε άμεσα τα υφιστάμενα επιχειρησιακά μέσα. Επιπλέον, οι υπουργοί Δικαιοσύνης και Εσωτερικών Υποθέσεων ζήτησαν να συζητήσουν τα γεγονότα που συνέβησαν στις Κάτω Χώρες και να διαβουλευτούν σχετικά με τις ευρωπαϊκές τους πτυχές με τους συναδέλφους τους στο Συμβούλιο Δικαιοσύνης και Εσωτερικών Υποθέσεων την προσεχή Παρασκευή.
Επιτρέψτε μου τώρα να επανέλθω στον ρόλο του Προεδρεύοντος του Ευρωπαϊκού Συμβουλίου και στο πραγματικό θέμα αυτής της συζήτησης. Το Ευρωπαϊκό Συμβούλιο θέσπισε το πρόγραμμα της Χάγης στις 5 Νοεμβρίου. Το εν λόγω πρόγραμμα καθορίζει το πλαίσιο της συνεργασίας μας στον τομέα της ελευθερίας, της ασφάλειας και της δικαιοσύνης κατά την προσεχή πενταετία.
Επιπλέον, το πρόγραμμα της Χάγης είναι η πρώτη διεξοδική δέσμη μέτρων που αποφασίστηκε κατόπιν διαπραγματεύσεων μεταξύ 25 κρατών μελών. Τούτο καταδεικνύει ότι, σε μια διευρυμένη Ένωση, μπορούμε κάλλιστα να καταλήγουμε σε συμφωνία σχετικά με σημαντικά και περίπλοκα θέματα, γεγονός που αποτελεί θετικό οιωνό για το μέλλον.
Σε μια Ευρώπη χωρίς εσωτερικά σύνορα, οφείλουμε να ενώσουμε τις δυνάμεις μας προκειμένου να αντιμετωπίσουμε προβλήματα όπως το οργανωμένο έγκλημα, η τρομοκρατία και η σωματεμπορία. Επιπλέον, πρέπει να συνεργαστούμε στενά στους τομείς του ασύλου και της μετανάστευσης. Εξάλλου, οι αιτούντες άσυλο και οι μετανάστες έχουν δικαίωμα να γνωρίζουν τι ισχύει γι’ αυτούς στην Ευρώπη.
Το πρόγραμμα της Χάγης στηρίζεται στο αντίστοιχο πρόγραμμα του Τάμπερε, το οποίο, το 1999, υπήρξε το πρώτο πρόγραμμα για τη ρύθμιση της συνεργασίας σε αυτόν τον τομέα. Στηρίζεται στη συμβολή των κρατών μελών, στην αξιολόγηση του Τάμπερε από την Επιτροπή και στη σύσταση του Ευρωπαϊκού Κοινοβουλίου της 14ης Οκτωβρίου 2004, ειδικότερα όσον αφορά τις μεθόδους λήψης αποφάσεων.
Το πρόγραμμα της Χάγης προσφέρει σημαντική νέα ώθηση σε διάφορες πτυχές. Τα ενδεχόμενα κενά στα εθνικά συστήματα καλύπτονται, γεγονός το οποίο σημαίνει ότι φαινόμενα όπως το διασυνοριακό έγκλημα θα έχουν πολύ λιγότερες πιθανότητες εμφάνισης. Θα δοθεί μεγαλύτερη προσοχή στην ορθή εφαρμογή των μέτρων που θα λαμβάνονται, η αποτελεσματικότητα των οποίων θα ελέγχεται τακτικά.
Σε τι συνίσταται ακριβώς το πρόγραμμα της Χάγης;
Η Ένωση θα διευκολύνει τις αστυνομικές και δικαστικές υπηρεσίες και τις υπηρεσίες πληροφοριών των κρατών μελών στην ανταλλαγή πληροφοριών βάσει της αρχής της διαθεσιμότητάς τους.
Όσον αφορά την τρομοκρατία, έχει συμφωνηθεί ότι τα κράτη μέλη δεν θα περιοριστούν απλώς στη διατήρηση της δικής τους ασφάλειας· θα επεκτείνουν τα ενδιαφέροντά τους στο σύνολο της επικράτειας της ΕΕ. Όργανα όπως η Europol και η Eurojust θα έχουν κεντρικό ρόλο στην καταπολέμηση του εγκλήματος.
Θα συνεχίσουμε να εργαζόμαστε εντατικά για τη δημιουργία ενός ευρωπαϊκού νομικού χώρου, στον οποίο δεν θα είναι πλέον δυνατόν να αποφεύγει κανείς την έκτιση της ποινής του μετακινούμενος σε άλλο κράτος μέλος της ΕΕ.
Το εν λόγω Συμβούλιο επικεντρώθηκε σε τομείς μείζονος σημασίας για τους πολίτες, όπως η οικονομία και ο χώρος ελευθερίας, ασφάλειας και δικαιοσύνης.
Συγχρόνως, θα εργαστούμε για τη δημιουργία ενός κοινού συστήματος ασύλου έως το 2010, βάσει του οποίου θα ισχύουν οι ίδιες διαδικασίες σε όλες τις χώρες. Επιθυμούμε ένα ενιαίο σύστημα το οποίο θα είναι ανθρώπινο, αλλά και σαφές, προκειμένου να εξαλειφθεί οριστικά το φαινόμενο της μετακίνησης από τη μια χώρα στην άλλη σε αναζήτηση ασύλου.
Η λαθρομετανάστευση θα αντιμετωπιστεί επίσης πιο αποτελεσματικά. Αυτό απαιτεί μια κοινή πολιτική επαναπατρισμού, καθώς και τη βελτίωση των συνοριακών ελέγχων.
Επεξεργαζόμαστε επί του παρόντος τις βασικές αρχές της κοινωνικής ένταξης, οι οποίες, εφόσον καταστεί δυνατό, θα θεσπιστούν κατά τη διάρκεια της ολλανδικής Προεδρίας. Τα αρχικά βήματα επ’ αυτού πραγματοποιήθηκαν κατά τη διάρκεια άτυπης υπουργικής διάσκεψης στο Groningen.
Ένα άλλο σημείο που θέλω να τονίσω ιδιαιτέρως είναι η θέσπιση της ψηφοφορίας με ειδική πλειοψηφία και της συναπόφασης στους τομείς του ασύλου και της μετανάστευσης, κάτι στο οποίο επιμείνατε στη σύστασή σας της 14ης Νοεμβρίου. Θα ανταποκριθούμε στο αίτημά σας βελτιώνοντας τον δημοκρατικό χαρακτήρα και τη δυνατότητα της Ένωσης να λαμβάνει αποφάσεις σε αυτούς τους τομείς. Το σύστημα θα ισχύσει από 1ης Απριλίου 2005. Παρ’ όλο που υπήρξαν επιτακτικά αιτήματα από ορισμένα κράτη μέλη να γίνουν διάφορες παραχωρήσεις, εν τέλει, οι παραχωρήσεις αυτές περιορίστηκαν στην εξαίρεση της νόμιμης μετανάστευσης.
Εν γένει, πρόκειται για ένα φιλόδοξο και ρεαλιστικό πρόγραμμα, στο πλαίσιο του οποίου η Ευρωπαϊκή Επιτροπή καλείται να παρουσιάσει κατά το προσεχές έτος ένα σχέδιο δράσης. Οι χωριστές νομοθετικές προτάσεις που θα περιλαμβάνονται σε αυτό θα τεθούν στην κρίση σας βάσει της διαδικασίας διαβούλευσης και συναπόφασης. Εκφράζω την ιδιαίτερη ικανοποίησή μου για τη συμφωνία που έχει πλέον επιτευχθεί μεταξύ των κρατών μελών σχετικά με τους στόχους και τον τρόπο επίτευξής τους.
Η βασική μας επιδίωξη είναι μια ασφαλέστερη Ευρώπη για ελεύθερους πολίτες, τα συνταγματικά δικαιώματα των οποίων θα προστατεύονται αποτελεσματικά.
Στρέφομαι τώρα στο άλλο σημαντικό θέμα του προσφάτου Ευρωπαϊκού Συμβουλίου, στην ευρωπαϊκή οικονομία, με άλλα λόγια στην προετοιμασία της ενδιάμεσης αναθεώρησης της στρατηγικής της Λισαβόνας.
Το έτος 2004 χαρακτηρίζεται από μια ελαφρά ανάκαμψη της ευρωπαϊκής οικονομίας. Αυτή, όμως, η ανάκαμψη δεν είναι δεδομένη. Προκειμένου να διαφυλάξουμε το ευρωπαϊκό μας κοινωνικό πρότυπο, θα χρειαστεί να προβούμε σε περαιτέρω προσαρμογές.
Το βασικό επίτευγμα της έκθεσης του κ. Kok είναι το γεγονός ότι καταδεικνύει με σαφήνεια τη σημασία, αν όχι την αναγκαιότητα, της στρατηγικής της Λισαβόνας. Ο κεντρικός στόχος της στρατηγικής παραμένει απολύτως ενεργός. Δεν υπάρχει άλλη εναλλακτική.
Ο κόσμος γύρω μας αλλάζει καθόσον, εκτός από τις ΗΠΑ, υπάρχουν οικονομίες, όπως της Κίνας και της Ινδίας, οι οποίες δεν είναι ανταγωνιστικές μόνο σε επίπεδο κόστους εργασίας, αλλά, όλο και περισσότερο, σε επίπεδο ποιότητας και καινοτομίας. Και η ίδια, όμως, η Ευρώπη αλλάζει: ο πληθυσμός της γερνά, με όλες τις συνακόλουθες επιπτώσεις για τη συμμετοχή στην αγορά εργασίας και τη βιωσιμότητα των συστημάτων συνταξιοδότησης και υγειονομικής περίθαλψης.
Συζητήσαμε επίσης το θέμα της “παρουσίασης της Ευρώπης στους πολίτες”, ήτοι της βελτίωσης της επικοινωνίας και της επαφής μεταξύ των πολιτικών και των πολιτών σε ολόκληρη την Ευρώπη. Τέλος, συζητήσαμε μια σειρά επίκαιρων εξωτερικών θεμάτων, συμπεριλαμβανομένου του Ιράκ.
Παρά ταύτα, ο δρόμος που πρέπει να ακολουθήσουμε είναι σαφής: μόνον εάν αντιμετωπίσουμε τις προκλήσεις του μέλλοντος μπορούμε να διατηρήσουμε τα επιτεύγματα του παρόντος. Η γνώση, η καινοτομία και η ανταγωνιστικότητα πρέπει να αποτελέσουν τους πυλώνες στους οποίους θα στηριχθεί η προσαρμοστικότητα της ευρωπαϊκής οικονομίας. Η Ευρώπη πρέπει να αναπτύξει περαιτέρω τα πλεονεκτήματά της. Βασιζόμενη σε έναν πληθυσμό που θα χαρακτηρίζεται από πολυμορφία και υψηλή κατάρτιση, σε ευέλικτες αγορές εργασίας, σε δραστήρια κοινωνικά συστήματα και οικολογική καινοτομία, η Ευρώπη θα μπορέσει να αντιμετωπίσει τις παγκόσμιες προκλήσεις.
Η έκθεση του κ. Kok καταδεικνύει, συνεπώς, με σαφήνεια ότι η στρατηγική της Λισαβόνας πρέπει να εφαρμοστεί με δυναμισμό. Έχει σημειωθεί πρόοδος σε μια σειρά τομέων: στη συμμετοχή του εργατικού δυναμικού, στην εσωτερική αγορά και στη διάδοση της τεχνολογίας των πληροφοριών και των επικοινωνιών, καθώς και του Διαδικτύου, σε σχολεία, πανεπιστήμια, δημόσιες υπηρεσίες και νοικοκυριά. Δεν πρέπει, όμως, να αυταπατόμαστε. Ο κ. Kok επεσήμανε εξίσου ότι οι προσπάθειες, κυρίως των ιδίων των κρατών μελών, πρέπει να ενισχυθούν. Διαφορετικά, είναι βέβαιον ότι δεν θα επιτύχουμε τους στόχους μας.
Αυτή ακριβώς η διαδικασία, κατά την οποία οι διαρθρωτικές αλλαγές πραγματοποιούνται διατηρώντας παράλληλα τη στήριξη της κοινωνικής βάσης, αποτέλεσε το θέμα μιας πολύ ζωηρής συζήτησης με τους συναδέλφους μου κατά τη διάρκεια του προσφάτου Ευρωπαϊκού Συμβουλίου. Υπήρξε ανταλλαγή πρακτικών εμπειριών και περιγράφηκαν οι μελλοντικές προοπτικές. Η συζήτηση ήταν πολύ εποικοδομητική, κυρίως επειδή στην έκθεση Kok γίνεται αναφορά στα ίδια τα κράτη μέλη.
Ιδιαίτερη εντύπωση κατά τη διάρκεια αυτής της κατατοπιστικής συζήτησης μου προξένησε η ομοφωνία ως προς την ανάγκη μεταρρυθμίσεων, καθώς και ως προς την ανάγκη για αποτελεσματική επικοινωνία σε αυτό το θέμα με το κοινό και την κοινωνία των πολιτών.
Επιπλέον, οι αρχηγοί των κυβερνήσεων εξέφρασαν ομοφώνως την προθυμία τους να αναλάβουν οι ίδιοι την πολιτική ευθύνη για τη στρατηγική της Λισαβόνας σε ευρωπαϊκό επίπεδο, αλλά και στα επιμέρους κράτη μέλη τους. Ευχάριστη ως προς αυτό ήταν και η διαβεβαίωση του μελλοντικού Προέδρου της νέας Ευρωπαϊκής Επιτροπής, του κ. Barroso, ότι τοποθετεί τη στρατηγική της Λισαβόνας στο επίκεντρο της πολιτικής του και ότι θα αναλάβει προσωπικά τη σχετική ευθύνη στο πλαίσιο της Επιτροπής.
Ανέλυσα τους ρόλους που καλούνται να διαδραματίσουν το Ευρωπαϊκό Συμβούλιο, η Επιτροπή και τα κράτη μέλη. Ωστόσο, στην έκθεση του κ. Kok γίνεται επίσης ευθεία αναφορά στο Ευρωπαϊκό Κοινοβούλιο, το οποίο πρέπει να συμμετάσχει περισσότερο σε αυτή τη στρατηγική. Για παράδειγμα, στην έκθεση περιλαμβάνεται η σύσταση να δημιουργήσετε μια μόνιμη κοινοβουλευτική επιτροπή η οποία θα επικεντρώνεται στη στρατηγική της Λισαβόνας και στην ανάπτυξη και την απασχόληση. Προφανώς, θα παρακολουθήσω με ενδιαφέρον την ανταπόκρισή σας σε αυτή τη σύσταση.
Κύριε Πρόεδρε, θα αναφερθώ στη συνέχεια σε ένα άλλο θέμα, το οποίο έχετε συζητήσει και ο ίδιος μαζί μας, το θέμα της “παρουσίασης της Ευρώπης στους πολίτες”. Η συνειδητοποίηση της ανάγκης για αποτελεσματικότερη επικοινωνία με το κοινό σχετικά με την ουσία και τη λειτουργία της Ευρώπης απαιτεί διαρκή μέριμνα. Θεωρώ θετικό το γεγονός ότι οι μελλοντικές Προεδρίες έχουν δηλώσει ότι θα συνεχίσουν τις συζητήσεις σε αυτό το πλαίσιο.
Η επικύρωση της Συνθήκης για τη θέσπιση Συντάγματος της Ευρώπης είναι μια σημαντική ευκαιρία για την περαιτέρω βελτίωση της επικοινωνίας με το κοινό. Οι πολίτες της Ευρώπης συμμερίζονται βασικές αξίες, ενώ εξαρτάται από εμάς τους πολιτικούς να παρουσιάσουμε το ευρωπαϊκό οικοδόμημα. Η διαμόρφωση των συνθηκών για έναν πραγματικά ανοικτό διάλογο απαιτεί ομαδική εργασία από το Συμβούλιο, το Ευρωπαϊκό Κοινοβούλιο και την Ευρωπαϊκή Επιτροπή. Χαιρετίζω λοιπόν την πρόθεση του μελλοντικού Προέδρου της Επιτροπής, του κ. Barroso, να εμπιστευθεί το χαρτοφυλάκιο της επικοινωνίας σε έναν Αντιπρόεδρο. Αναμένουμε με ενδιαφέρον την ανακοινωθείσα επικοινωνιακή στρατηγική, η οποία μάλιστα θα παρουσιαστεί πριν από το Ευρωπαϊκό Συμβούλιο του Ιουνίου.
Έρχομαι τώρα στα θέματα εξωτερικής πολιτικής που επίσης συζητήθηκαν και, καταρχάς, στο θέμα του Ιράκ. Το Ευρωπαϊκό Συμβούλιο μπόρεσε να καταλήξει σε συμφωνία σχετικά με μια δέσμη μέτρων στήριξης του Ιράκ σε βραχυπρόθεσμο ορίζοντα. Παρουσιάσαμε αυτή τη δέσμη μέτρων στον ιρακινό πρωθυπουργό, κ. Αλλάουι, τον οποίον είχαμε προσκαλέσει ειδικά για την περίσταση, κατά τη διάρκεια γεύματος εργασίας στις 5 Νοεμβρίου. Επιπλέον, προσφέραμε στο Ιράκ δυνατότητες συνεργασίας και διαλόγου σε μακροπρόθεσμο ορίζοντα. Ο κ. Αλλάουι μας ευχαρίστησε για τη στήριξη της διαδικασίας ανοικοδόμησης του Ιράκ, σημαντικό ρόλο στην εξέλιξη της οποίας διαδραματίζουν οι εκλογές. Συνεπώς, θεωρώ ότι έχει ιδιαίτερη αξία η δήλωση του πρωθυπουργού κ. Αλλάουι ότι, παρά τα συνεχιζόμενα προβλήματα ασφαλείας, οι εκλογές θα διεξαχθούν το αργότερο τον Ιανουάριο.
Η συνάντησή μας με τον κ. Αλλάουι και η δέσμη μέτρων στήριξης που του παρουσιάσαμε καταδεικνύουν την προθυμία και τη δυνατότητα της Ευρωπαϊκής Ένωσης να διαδραματίσει μεγαλύτερο ρόλο στην πρακτική στήριξη της διαδικασίας πολιτικής και οικονομικής ανοικοδόμησης του Ιράκ. Επιπλέον, στο θέμα του Ιράκ έχει σταλεί ένα παρόμοιο μήνυμα ομοψυχίας στο εσωτερικό της Ένωσης.
Τα πρόσφατα γεγονότα στη χώρα μου δεν μου αφήνουν άλλη επιλογή από το να ξεκινήσω με το θέμα της ελευθερίας, της ασφάλειας και της δικαιοσύνης. Τα γεγονότα αυτά καταδεικνύουν κατά τρόπο δυσάρεστο, αλλά και ξεκάθαρο, την ανάγκη για περαιτέρω προώθηση της συνεργασίας σε αυτούς τους τομείς.
Ένα δεύτερο θέμα εξωτερικής πολιτικής επί του οποίου τοποθετήθηκε το Ευρωπαϊκό Συμβούλιο είναι το Ιράν. Δεν πρέπει να υπάρχει η παραμικρή αμφιβολία ότι επιθυμούμε την πλήρη και μόνιμη αναστολή όλων των δραστηριοτήτων εμπλουτισμού και βελτίωσης από το Ιράν σε εκούσια βάση. Μόνο τότε θα μπορέσει η Ευρωπαϊκή Ένωση να προσφέρει στο Ιράν την προοπτική συζητήσεων σχετικά με μια μακροπρόθεσμη συνεργασία η οποία θα είναι επωφελής τόσο για την Ευρωπαϊκή Ένωση όσο και για το Ιράν. Αν και η συμφωνία στην οποία καταλήξαμε με την Τεχεράνη το Σαββατοκύριακο αποτελεί βήμα προς τη σωστή κατεύθυνση, πρέπει πρώτα να βεβαιωθούμε για την ταχεία αναστολή αυτών των δραστηριοτήτων μέσω της Διεθνούς Επιτροπής Ατομικής Ενέργειας. Εάν αποτύχει και αυτή η προσπάθεια, νομίζω ότι δεν θα έχουμε άλλη επιλογή από το να καταφύγουμε στο Συμβούλιο Ασφαλείας του ΟΗΕ.
Αυτό με οδηγεί στο θέμα της Μέσης Ανατολής, όπου φαίνεται να υπάρχει μια νέα ευκαιρία για την ειρηνευτική διαδικασία. Ευελπιστούμε ότι η απόφαση του Ισραήλ να αποσυρθεί από τη Λωρίδα της Γάζας θα προσφέρει μια νέα ευκαιρία για την εφαρμογή του οδικού χάρτη. Το Ευρωπαϊκό Συμβούλιο έχει προσπαθήσει να εκμεταλλευθεί την ευκαιρία αυτή. Κατόπιν προτάσεως του Χαβιέ Σολάνα, εκπονήσαμε ένα βραχυπρόθεσμο πρόγραμμα δράσης για τη στήριξη των Παλαιστινίων στους τομείς της ασφάλειας, των μεταρρυθμίσεων, των εκλογών και της οικονομικής ανάπτυξης. Εννοείται ότι χρειαζόμαστε τη συνεργασία τόσο των Παλαιστινίων όσο και των Ισραηλινών προκειμένου να διασφαλίσουμε την επιτυχή έκβαση αυτού του προγράμματος. Αν και προς το παρόν επικρατεί πένθος για τον θάνατο του Γιασέρ Αραφάτ, ευελπιστώ ότι, με την εκλογή νέου Προέδρου τον Ιανουάριο, η Παλαιστινιακή Αρχή θα κάνει μια νέα αρχή, με ταχύτητα και αποφασιστικότητα.
Η κατάσταση στο Σουδάν εξακολουθεί να είναι εξαιρετικά δύσκολη. Το Ευρωπαϊκό Συμβούλιο έχει καλέσει επιτακτικά τη σουδανική κυβέρνηση και όλα τα εμπλεκόμενα μέρη να συμμορφωθούν προς τις διεθνείς απαιτήσεις. Σε αυτό το πλαίσιο, διαθέτουμε ένα εμφανές μέσο πίεσης, συγκεκριμένα τη δυνατότητα επιβολής κυρώσεων, εφόσον καταστεί αναγκαίο. Εάν οι συνθήκες το επιβάλουν, θα χρησιμοποιήσουμε αυτό το μέσο.
Πριν από τρεις εβδομάδες, το Ευρωπαϊκό Κοινοβούλιο συζήτησε με το Συμβούλιο σχετικά με την Ουκρανία. Ευελπιστώ ότι αυτό το μήνυμα που απέστειλε το Ευρωπαϊκό Συμβούλιο έχει γίνει αρκούντως κατανοητό από τις ουκρανικές αρχές. Ο δεύτερος γύρος των προεδρικών εκλογών θα διεξαχθεί την προσεχή Κυριακή. Αυτός ο γύρος πρέπει να είναι περισσότερο δημοκρατικός από τον πρώτο. Διαφορετικά, είμαστε υποχρεωμένοι να εξετάσουμε τις επιπτώσεις που πρέπει να επισύρει μια τέτοια εξέλιξη.
Όπως προκύπτει από τα συμπεράσματα, το Ευρωπαϊκό Συμβούλιο δεν συζήτησε τη διεύρυνση της Ένωσης. Αυτό θα το πράξουμε τον Δεκέμβριο. Τότε θα γνωρίζουμε το αποτέλεσμα της συζήτησης του Κοινοβουλίου επί του θέματος. Οι αποφάσεις που καλούμαστε να λάβουμε σχετικά με τις τέσσερις υποψήφιες χώρες μπορούν να αλλάξουν δραστικά την Ένωση. Μια σαφής, θετική και προσανατολισμένη στο μέλλον τοποθέτηση του Κοινοβουλίου είναι καίριας σημασίας προκειμένου να προχωρήσουμε με αυτοπεποίθηση στη λήψη των σχετικών αποφάσεων και στην υλοποίησή τους. Ευελπιστώ ότι αυτό θα είναι το αποτέλεσμα στις 2 Δεκεμβρίου.
Επιτρέψτε μου, τέλος, να πω δυο λόγια σχετικά με το ίδιο το Κοινοβούλιο, καθώς και την Επιτροπή.
Καταρχάς, συμμερίζομαι την επιθυμία σας για επίλυση του επί μεγάλο χρονικό διάστημα εκκρεμούς ζητήματος του καθεστώτος των βουλευτών του Ευρωπαϊκού Κοινοβουλίου. Η ύπαρξη διαφανών και σαφών συμφωνιών σχετικά με τις αποζημιώσεις και τις λοιπές συνθήκες εργασίας των βουλευτών του παρόντος Σώματος θα άρει τυχόν αντιλήψεις οι οποίες υπονομεύουν την εμπιστοσύνη στα θεσμικά όργανα και την Ένωση συνολικά. Τις προσεχείς εβδομάδες, η Προεδρία, στο πρόσωπο του υπουργού Ευρωπαϊκών Υποθέσεων, κ. Nicolaï, θα εξετάσει τις δυνατότητες επίτευξης συμφωνίας επί του θέματος αυτού, το οποίο παραμένει σε εκκρεμότητα για υπερβολικά μεγάλο χρονικό διάστημα. Κύριε Πρόεδρε, τις επόμενες ημέρες θα υπάρξει διαβούλευση και μαζί σας επί του θέματος.
Τυπικώς, η έκβαση της συζήτησης που διεξήχθη στο Ευρωπαϊκό Κοινοβούλιο πριν από τρεις εβδομάδες σχετικά με την προτεινόμενη Επιτροπή δεν περιλαμβανόταν στην ημερήσια διάταξη του Ευρωπαϊκού Συμβουλίου. Ορθώς, όμως, κύριε Πρόεδρε, επιστήσατε την προσοχή σε αυτό το θέμα κατά την παρέμβασή σας στο Ευρωπαϊκό Συμβούλιο. Το ίδιο θα πράξω και εγώ τώρα ενώπιον του Κοινοβουλίου.
Η Ένωση δεν οδηγήθηκε σε κρίση εξαιτίας αυτής της συζήτησης· τουναντίον, ενισχύθηκε από αυτήν. Βάσει της Συνθήκης, το Κοινοβούλιο διαδραματίζει σημαντικό ρόλο στον διορισμό της Επιτροπής. Το Κοινοβούλιο έχει κάθε δικαίωμα να απορρίψει την προτεινόμενη Επιτροπή. Εάν το Κοινοβούλιο είχε πράξει κάτι τέτοιο κατόπιν ψηφοφορίας, το γεγονός θα αποτελούσε έκφραση πολιτικής αυτογνωσίας.
Ομοίως, είναι θετικό το γεγονός ότι ο κ. Barroso, ο ορισθείς Πρόεδρος, άντλησε τα αναγκαία πολιτικά διδάγματα από αυτή τη συζήτηση. Κατάφερε να προσαρμόσει την Επιτροπή προκειμένου να λάβει την ευρύτερη δυνατή στήριξη από το Κοινοβούλιο. Κατ’ αυτόν τον τρόπο, θέτει ισχυρές βάσεις συνεργασίας μεταξύ του Κοινοβουλίου και της Επιτροπής.
Σας είμαι εξαιρετικά ευγνώμων, κύριε Πρόεδρε, για τα λόγια συμπαράστασης και αλληλεγγύης που απευθύνατε στην ολλανδική κυβέρνηση και στο σύνολο της ολλανδικής κοινωνίας στις 15 Νοεμβρίου. Επιτρέψτε μου να απαντήσω σε αυτά τα λόγια με την ιδιότητα του πρωθυπουργού των Κάτω Χωρών.
Και για το Συμβούλιο, αυτή η έκβαση είναι θετική. Το Συμβούλιο επιθυμεί να ξεκινήσει τη συνεργασία του με το Κοινοβούλιο και την Επιτροπή. Βρισκόμαστε ενώπιον σημαντικών θεμάτων και επιλογών. Ευελπιστώ ειλικρινά ότι αύριο το Ευρωπαϊκό Κοινοβούλιο θα εκφράσει την εμπιστοσύνη του προς την Επιτροπή, οπότε θα μπορέσουμε να στρωθούμε μαζί στη δουλειά.
Οι Κάτω Χώρες είναι υπερήφανες για την πολυμορφία τους. Μετά τον Δεύτερο Παγκόσμιο Πόλεμο, δεχθήκαμε μεγάλες ομάδες ανθρώπων από πολλές χώρες – ορισμένοι υφίσταντο διώξεις ενώ άλλοι αναζητούσαν ένα καλύτερο μέλλον στη χώρα μας· όλοι, όμως, ενίσχυσαν με εξίσου ευεργετικό τρόπο την αγορά εργασίας μας. Η συμβολή των ανθρώπων αυτών στην ποιότητα της κοινωνίας μας είναι τεράστια και την εκτιμούμε.
Σήμερα, οι ίδιοι και οι συγγενείς τους έχουν ενταχθεί στην κοινωνία μας, και αυτό το αίσθημα ένταξης απαιτεί περίσκεψη και προσπάθεια και από τις δύο πλευρές. Η ένταξη είναι ένα περίπλοκο ζήτημα το οποίο σχετίζεται με την ταυτότητα, τα πρότυπα και τις αξίες, καθώς και με την αμοιβαία γνωριμία και κατανόηση. Συγχρόνως, η ενσωμάτωση απαιτεί επίσης σεβασμό και συμμόρφωση με τους βασικούς κανόνες της κοινωνίας μας: ελεύθερη έκφραση, θρησκευτική ελευθερία και σεβασμός του δημοκρατικού κράτους δικαίου, το οποίο πρέπει να προσφέρει στα άτομα την προστασία που δικαιούνται.
Την τελευταία φορά που είχα τη χαρά να μιλήσω από αυτό το βήμα, είχα δηλώσει, ενόψει της προοπτικής ένταξης της Τουρκίας στην Ένωση, ότι το ζήτημα δεν είναι το Ισλάμ ή η θρησκεία. Το ίδιο επαναλαμβάνω και σήμερα. Στην ευρωπαϊκή μας κοινωνία, άνθρωποι με διαφορετικές πεποιθήσεις έχουν κάθε ευκαιρία να ζουν ο ένας δίπλα στον άλλον και να συναναστρέφεται ο ένας τον άλλον. Εκείνο που θεωρούμε απαράδεκτο είναι να χρησιμοποιείται η θρησκεία ως πρόφαση για επιθέσεις εναντίον ανθρώπων, σχολείων, τεμενών ή εκκλησιών. Αυτός είναι ο στόχος για τον οποίο πρέπει να αγωνιστούμε όλοι στην Ευρώπη με πεποίθηση και αποφασιστικότητα.
Κύριε Πρόεδρε, εκφράζοντας την υποστήριξή σας την περασμένη Δευτέρα, επιστήσατε την προσοχή στη σημασία των προσφάτων γεγονότων στις Κάτω Χώρες για το σύνολο της ευρωπαϊκής κοινωνίας, και επ’ αυτού συμφωνώ μαζί σας. Οι Κάτω Χώρες είναι πεπεισμένες ότι πρέπει να συνεργαστούμε πιο αποτελεσματικά για την καταπολέμηση της τρομοκρατίας. Οι οξείες αντιδράσεις και αντιπαραθέσεις που ακολούθησαν τη δολοφονία του Theo Van Gogh κατέδειξαν για μια ακόμη φορά την ένταση που ενυπάρχει στην κοινωνία μας. Και στην Ευρώπη, οφείλουμε να αντλήσουμε αμοιβαία διδάγματα όσον αφορά την ένταξη των μειονοτήτων. Θα προχωρήσω τώρα στη λεπτομερέστερη εξέταση του πολυετούς προγράμματος για τη δικαιοσύνη και τις εσωτερικές υποθέσεις, του προγράμματος της Χάγης, το οποίο προβλέπει την εμβάθυνση και στους δύο αυτούς τομείς."@el10
".
Mr President, honourable Members, ladies and gentlemen, it gives me pleasure to be able to report to you on the European Council that was held on 4 and 5 November, and which was a productive meeting.
Last week, a ministerial conference was held, at which the subject of integration was discussed at length. Of course we immediately applied the existing operational instruments over the past week. In addition, the Justice and Home Affairs ministers have asked to discuss the events in the Netherlands and to deliberate on European aspects of these with their colleagues in the Justice and Home Affairs Council next Friday.
Let me now return to my role of President-in-Office of the European Council and to the actual topic of this debate. The European Council laid down the Hague Programme on 5 November. The programme outlines our cooperation in the area of freedom, security and justice for the next five years.
Moreover, the Hague Programme is the first comprehensive package of measures to have been the subject of negotiation involving 25 Member States. That illustrates that in an enlarged Union, we can also reach agreement about important, complex issues, and that bodes well for the future.
In a Europe with no internal borders, we have to join forces in order to tackle problems such as organised crime, terrorism and human trafficking. In addition, we must work closely together in the fields of asylum and immigration. After all, asylum seekers and immigrants are entitled to know where they stand in Europe.
The Hague Programme builds on that of Tampere, which, in 1999, was the first programme to formulate cooperation in this area. It is based on Member State contributions, the Commission evaluation of Tampere and the European Parliament’s recommendation of 14 October of this year, particularly in respect of decision-making methods.
The Hague Programme gives important new impulses. Loopholes in national systems are being closed, as a result of which phenomena such as cross-border crime will be given far fewer opportunities. Closer attention will be paid to the proper implementation of the measures taken, and the effectiveness thereof will be scrutinised on a regular basis.
What does the Hague Programme specifically mean?
The Union will make it easier for police, justice and intelligence services of the Member States to exchange information on the basis of the principle of availability of information.
With regard to terrorism, it has been agreed that Member States will go further than maintaining their own security; they will also extend their vista to the entire territory of the EU. Institutions such as Europol and Eurojust will be given a central role in fighting crime.
We will continue to work hard on a European legal area, in which it is no longer possible to escape one’s sentence by moving to another EU Member State.
Central to that meeting were areas that are of major importance to the public, such as the economy, and the area of freedom, security and justice.
Alongside this, we will work towards a common asylum system by 2010, in which the same procedures will be followed in all countries. We want a single system that is humane, but also unambiguous, so that ‘asylum hopping’ will become a thing of the past.
Illegal immigration will also be tackled more effectively. This involves a common repatriation policy and better border control.
We are now working on the basic principles for integration which will, if possible, be laid down during the Dutch Presidency. A start was made on this during an informal ministerial conference in Groningen.
Another point I should like to mention in particular, is the introduction of Qualified Majority Voting and of codecision in the fields of asylum and immigration, something upon which you insisted in your recommendation of 14 November. We will comply with your request by making the Union more decisive and democratic in this respect. This will be effective on 1 April 2005. Although there were compelling requests among a few Member States to make various allowances, eventually, these remained restricted to the exception of legal immigration.
All in all, it is an ambitious and realistic programme, in respect of which the European Commission will be presenting an action plan next year. The separate legislative proposals contained therein will be submitted to you under the consultation and codecision procedure. I am particularly pleased that agreement has now been reached among the Member States about the objectives and the way in which we want to achieve these.
A safer Europe for free citizens whose constitutional rights are protected effectively. That is what this is all about.
I would now like to turn to the other important topic of the latest European Council, namely the European economy, in other words the preparation of the mid-term review of the Lisbon strategy.
The year 2004 is marked by a slight recovery in the European economy. That recovery, however, is not a matter of course. In order to safeguard our European social model, we will need to make further adjustments.
The main feat of the Kok report is that it clearly demonstrates the relevance, if not, necessity, of the Lisbon strategy. The key objective of the strategy is still very much alive. There is no alternative.
The world around us is changing because in addition to the US, there are economies, including China and India, which not only compete in terms of labour costs, but also increasingly so in terms of quality and innovation. Europe itself is changing too, though: the population is ageing, with all the consequences that this entails for labour participation and tenability of pension schemes and health care.
We also discussed the issue of ‘Communicating Europe’
namely improving communication and interaction between politicians and citizens across Europe. Finally, we debated a number of topical external issues, including Iraq.
Despite this, the road ahead is clear: only by facing the challenge of the future can we retain the achievements of today. Knowledge, innovation and competitiveness must be the pillars underlying the adaptability of the European economy. Europe must develop its strengths further. Founded on a broad-based and highly-qualified population, flexible labour markets, activating social systems and innovative ecology, Europe will be able to meet the global challenge.
The Kok report thus clearly demonstrates that the Lisbon strategy must be pursued with force. Progress has been made on a number of scores: in the fields of labour participation, the internal market and the dissemination of ICT and the Internet in schools, universities, governments and households. We should not fool ourselves, though. At the same time, Mr Kok has indicated that the efforts, particularly by the Member States themselves, have to be stepped up. If not, we will assuredly not achieve the objectives.
It is this very process, where structural change is being carried out while retaining the public support base, which was the topic of a very lively discussion between myself and my colleagues during the past European Council. There was an exchange of practical experience, and future prospects were outlined. It was a sound discussion, particularly because the Kok report refers to the Member States themselves.
What struck me during that informative discussion was the unanimity about the need for reforms and about the need for good communication about this with the public and civil society.
In addition, the Heads of Government were unanimous in their willingness to take upon themselves political responsibility for the Lisbon strategy at European level, but also at home, in their own countries. It was gratifying in that respect that the future President of the new European Commission, Mr Barroso, also confirmed that he considers the Lisbon strategy to be at the centre of his policy and he personally will take responsibility for this in the Commission.
I have discussed the roles which the European Council, the Commission and the Member States must play. However, the Kok report also addressed the European Parliament directly, which should have greater involvement in this strategy. For example, it contains a suggestion for you to set up a permanent parliamentary committee that focuses on the Lisbon strategy and growth and employment. I am, naturally, interested to find out how you will act upon this recommendation.
Mr President, I should now like to turn to another topic, one which you yourself have discussed with us, namely that of ‘Communicating Europe’. The awareness that we need to communicate more effectively with the public about what Europe is and what it is doing requires constant attention. I see it as positive that future presidencies have indicated that they will be continuing the discussions on this subject.
The ratification of the Treaty establishing a Constitution for Europe is an important occasion to further improve communication with the public. The citizens of Europe share essential values and it is up to the politicians, you and I, to convey the European project. Creating a truly open debate requires teamwork between the Council, the European Parliament and the European Commission. I therefore welcome the intention of the future President of the Commission, Mr Barroso, to entrust a Vice-President with the portfolio of communication. We are looking forward to the announced communication strategy which will be tabled even before the European Council of June.
I have now come to the areas of external policy that have been the subject of discussion. First of all, Iraq. The European Council managed to reach agreement about a package of support measures for Iraq in the short term. We presented this package to the Iraqi Prime Minister, Mr Allawi, who we had invited especially for the occasion, during a lunch meeting on 5 November. Moreover, we then offered Iraq scope for cooperation and dialogue for the long term. Mr Allawi thanked us for the support for the Iraqi reconstruction process. In this process, the elections play an important role. I therefore set great store by Prime Minister Allawi’s communication that, despite persistent security problems, these elections will be taking place in January at the latest.
Our meeting with Mr Allawi and the aid package we presented to him demonstrate that the European Union is willing and able to play a greater role in granting concrete support to the political and economic reconstruction process in Iraq. Moreover, a similar signal of unanimity has been given within the Union with regard to Iraq.
Recent developments in my own country give me no choice but to start with the topic of freedom, security and justice. Those developments illustrate in an unpleasant but powerful manner that a further step in cooperation in those areas is indispensable.
A second item of external policy on which the European Council expressed a view is Iran. Let there be no mistake: we want complete and permanent suspension of all enrichment and improvement activities by Iran on a voluntary basis. Only then can the European Union offer Iran a prospect of discussions about long-term cooperation which will benefit both the European Union and Iran. Although the agreement that was reached with Teheran at the weekend is a step in the right direction, we should satisfy ourselves first that the suspension by the International Atomic Energy Agency can be determined promptly. If that attempt fails too, then we seem to have no choice but to resort to the UN Security Council.
This brings me to the Middle East, where there seems to be another window of opportunity for the peace process. It is to be hoped that the Israeli decision to withdraw from the Gaza Strip will offer a new opportunity for carrying out the roadmap. The European Council has tried to cash in on this. At the proposal of Javier Solana, we have now drawn up a short-term action programme to support the Palestinians in the areas of security, reforms, elections and economic development. Needless to say, we need cooperation from both the Palestinians and the Israelis for this programme to be successful. Although, at the moment, there is mourning for the death of President Arafat, I hope that the Palestinian Authority will, when a new president is elected in January, make a new start promptly and decisively.
The situation in Sudan remains extremely difficult. The European Council has urged the Government of Sudan and all other parties to meet the international requirements. In this respect, we have an obvious stick, namely the possibility of instituting sanctions, if need be. If that is what it takes, that is what we will do.
Three weeks ago, the European Parliament held a debate with the Council about Ukraine. I hope that the message which the European Council sent is being properly understood by the Ukrainian authorities. The second round of the presidential elections is taking place this Sunday. This round will need to be more democratic than the first one. If not, we will need to consider the implications we want to attach to this.
As is evident from the conclusions, the European Council has not discussed the Union’s enlargement. We will do this in December. We will then know the outcome of the debate which Parliament will devote to this. The decisions we are facing regarding the four candidate countries can change the Union drastically. A clear, positive and future-oriented view of Parliament is crucial in order to face the decision-making and implementation of the decisions with confidence. I hope that that will be the result on 2 December.
Let me finally say a few words about Parliament itself and about the Commission.
First of all, I share your wish to resolve the long-standing issue of the statute of the Members of this Parliament. Transparent and unequivocal agreements about the salary and other working conditions of the Members of your House avoid perceptions which undermine confidence in the institutions and the Union as a whole. In the next few weeks, the presidency, in the form of the European Affairs Minister, Mr Nicolaï, will be examining the possibilities that exist in order to reach agreement on this issue that has remained unresolved for far too long. Mr President, you too will be consulted in this matter in the next few days.
Strictly speaking, the outcome of the debate which this Parliament held three weeks ago about the proposed Commission was not on the agenda of the European Council. Mr President, you were right to pay attention to it in your contribution to the European Council nevertheless. I should like to do the same now.
The Union did not end up in crisis because of this debate; on the contrary, it drew strength from it. In the Treaty, Parliament has been assigned an important role in the appointment of the Commission. Parliament has every right to reject the proposed Commission. Had Parliament done so as a result of a vote, then that would have been an expression of political self-awareness.
Similarly, it is good that Mr Barroso, the President-designate, has drawn the political lessons he needed to draw from the debate. He has been able to adjust his Commission with a view to receiving the broadest possible support in this Parliament. In this way, he is laying a strong foundation for cooperation between Parliament and the Commission.
I am very indebted to you, Mr President, for the words of support and solidarity which you spoke to the Dutch Government and the entire Dutch community on 15 November. Allow me to react to those words in my national capacity.
From the Council’s point of view, the outcome is also positive. The Council wants to set to work with Parliament and the Commission. We are facing important issues and important choices. I have high hopes that tomorrow, the European Parliament will express its confidence in the Commission, and we will be able to roll up our sleeves thereafter.
The Netherlands is proud of its diversity. Since the Second World War, we have received large groups of people from many countries – some because they were persecuted, others because they could build a better future with us and were welcome reinforcements on our labour market. The contribution of those people in terms of quality of our society is immense and is appreciated.
Today, they, and their relatives, belong among us, and that ‘belonging’ requires consideration and effort from both parties. Integration is a complex issue that touches on identity, standards and values, as well as getting to know and understand each other. At the same time, integration also requires respect and compliance with the fundamental rules of our society: freedom of opinion, freedom of religion, and respect for the democratic rule of law, which must offer individuals the protection to which they are entitled.
Last time I had the good fortune of addressing this Parliament, I said, referring to the prospect of Turkey’s accession to the Union, that Islam or religion are not the issue. I would repeat that today. In our European society, there is every chance that people with different beliefs can live alongside, and with, each other. What is not acceptable is to use religion as an excuse to attack people, schools, mosques or churches. That is what all of us, across Europe, have to fight with conviction and decisiveness.
Mr President, in your expression of support last Monday, you drew attention to the significance of recent events in the Netherlands for the whole of European society, and in that I agree with you. The Netherlands is convinced that we must work together more effectively in fighting terrorism. The fierce reactions and counter-reactions in the wake of the killing of Mr Van Gogh once again demonstrated that there is tension in the make-up of our society. In Europe too, we have to learn from each other in terms of integrating minorities. I will presently examine in more detail the multi-annual programme for Justice and Home Affairs, the Hague Programme, that provides for a deepening in both areas."@en4
".
Señor Presidente, Señorías, me complace tener la oportunidad de informarles sobre el Consejo Europeo celebrado los días 4 y 5 de noviembre, que ha sido un encuentro fructífero.
La semana pasada se celebró una conferencia ministerial en la que se debatió largo y tendido sobre el asunto de la integración y en la que, por supuesto, se aplicaron directamente los instrumentos operativos existentes. Por otro lado, los Ministros de Justicia y Asuntos de Interior han solicitado que se aborden los sucesos de los Países Bajos y que se delibere conjuntamente sobre los aspectos europeos que implican, en el Consejo de Justicia y Asuntos de Interior el viernes que viene.
Retomaré ahora mi calidad de Presidente en ejercicio del Consejo Europeo y volveré al tema de este debate. El Consejo Europeo presentó el Programa de La Haya el 5 de noviembre, en el que se esboza nuestro plan de cooperación en el espacio de libertad, seguridad y justicia para los próximos cinco años.
El Programa de La Haya es el primer paquete amplio de medidas que ha sido negociado entre 25 Estados miembros. Este hecho pone de manifiesto que en una Unión ampliada también es posible llegar a acuerdos sobre temas importantes y complejos, y constituye un buen augurio de cara al futuro.
En una Europa sin fronteras interiores debemos unir nuestras fuerzas para afrontar problemas como el crimen organizado, el terrorismo y la trata de seres humanos. Además, hemos de mantener una estrecha colaboración en materia de asilo e inmigración. Después de todo, los solicitantes de asilo y los inmigrantes tienen derecho a saber a qué atenerse en Europa.
El Programa de La Haya se suma al de Tampere de 1999, en el que se formulaba por primera vez la cooperación en este terreno. Se basa en las contribuciones de los Estados miembros, la evaluación de las conclusiones de Tampere que hizo la Comisión y en la recomendación del Parlamento Europeo de 14 de octubre de este año, en especial en lo que respecta a los métodos de toma de decisiones.
El Programa de La Haya da nuevos impulsos importantes. Se eliminan las lagunas existentes en los sistemas nacionales, con lo que fenómenos como el crimen transfronterizo tendrán muchas menos oportunidades. Se prestará mayor atención a la correcta aplicación de las medidas adoptadas, cuya efectividad se verificará regularmente.
¿Qué significa concretamente el Programa de La Haya?
La Unión facilitará el intercambio de datos entre los servicios policiales, judiciales y de inteligencia de los Estados miembros sobre la base del principio de disponibilidad de la información.
En lo que respecta al terrorismo, se ha acordado que los Estados miembros no se limitarán a mantener su propia seguridad, sino que ampliarán la vigilancia a todo el territorio de la Unión Europea. Se otorgará un papel protagonista en la lucha contra el crimen a instituciones como Europol y Eurojust.
Seguiremos esforzándonos por conseguir un espacio jurídico europeo en el que no se puedan eludir las sentencias dictadas mediante el simple traslado a otro Estado miembro de la UE.
La reunión giró en torno a temas de fundamental importancia para el público, como la economía y el espacio de libertad, seguridad y justicia.
Asimismo, trataremos de establecer un sistema de asilo común para el año 2010, en virtud del cual se seguirán los mismos procedimientos en todos los países. Nuestro deseo es contar con un único sistema que sea humano e inequívoco al mismo tiempo, de forma que la práctica de quitarse de encima de los solicitantes de asilo expulsándolos a otro Estado miembro de la UE pasará a ser un asunto del pasado.
Además, se abordará más efectivamente el problema de la inmigración ilegal mediante la elaboración de una política común de repatriación y un control fronterizo más estricto.
Ahora estamos elaborando los principios básicos para la integración, los cuales, si es posible, se establecerán durante la Presidencia neerlandesa. A este respecto se dio un primer paso durante la conferencia ministerial informal celebrada en Groninga.
Otro punto que quiero mencionar en particular es la adopción del voto por mayoría cualificada y del procedimiento de codecisión en materia de asilo e inmigración, en que ustedes insistieron en su recomendación de 14 de noviembre. Daremos cumplimiento a su solicitud potenciando la capacidad de decisión y el carácter democrático de la Unión. Esta medida entrará en vigor a partir del 1 de abril de 2005. Aunque unos pocos Estados miembros reclamaron insistentemente que se hicieran diversas concesiones, finalmente estas quedaron limitadas a la excepción de la inmigración legal.
En líneas generales, se trata de un programa ambicioso y realista, con respecto al cual la Comisión Europea presentará un plan de acción el año que viene. Las diferentes propuestas legislativas que contiene se someterán a su consideración mediante el procedimiento de consulta y codecisión. Me complace especialmente el acuerdo al que acaban de llegar los Estados miembros en relación con los objetivos y el modo en que pretendemos alcanzarlos.
De lo que se trata al fin y al cabo es de lograr una Europa más segura para ciudadanos libres, cuyos derechos constitucionales estén efectivamente protegidos.
Llegados a este punto pasaré a otro tema importante abordado en el último Consejo Europeo: la economía europea, es decir, la preparación de la revisión intermedia de la Estrategia de Lisboa.
El año 2004 se ha caracterizado por una ligera recuperación en la economía de Europa. No obstante, esta recuperación no cae de su peso. Para proteger nuestro modelo social europeo habrá que introducir nuevos cambios.
El principal acierto del informe Kok es que en él se demuestra claramente la relevancia, por no decir la necesidad, de la Estrategia de Lisboa. El objetivo clave de esta estrategia sigue siendo válido. No hay alternativa.
El mundo que nos rodea está cambiando porque aparte de los Estados Unidos, existen algunas economías, como China y la India, que además de competir en términos de costes laborales, suponen una competencia cada vez más fuerte en lo que a calidad e innovación se refiere. Pero la propia Europa también está cambiando: la población está envejeciendo, con todas las consecuencias que esto conlleva para la participación laboral y la sostenibilidad de los planes de pensiones y la asistencia sanitaria.
Asimismo, debatimos sobre el tema de «Comunicar Europa»
relativo a la mejora de la comunicación y la interacción entre los políticos y los ciudadanos de toda Europa. Por último, se abordaron diversas cuestiones exteriores de actualidad, incluido Iraq.
A pesar de esto, el rumbo que debemos seguir está claro: el único modo de conservar los logros del presente es afrontar los retos del futuro. Conocimiento, innovación y competitividad han de ser los pilares subyacentes de la capacidad de adaptación de la economía europea. Es preciso potenciar al máximo los puntos fuertes de Europa. Fundada sobre una población amplia y altamente cualificada, mercados laborales flexibles, sistemas sociales favorables y una ecología innovadora, Europa será capaz de hacer frente al desafío global.
El informe Kok demuestra así claramente que es necesario proseguir con ahínco la Estrategia de Lisboa. Ha habido avances en una serie de aspectos: en los ámbitos de la participación de los trabajadores, el mercado interior y la difusión de las TIC e Internet en las escuelas, universidades, administraciones públicas y hogares. Sin embargo, no debemos engañarnos. El señor Kok ha señalado al mismo tiempo que es preciso intensificar los esfuerzos, en particular por parte de los Estados miembros. De lo contrario, no cabe duda de que será imposible alcanzar los objetivos.
Este proceso, en el que se lleva a cabo un cambio estructural sin perder la base de apoyo público, fue objeto de un animadísimo debate entre mis colegas y yo durante el último Consejo Europeo. Se produjo un intercambio de experiencias prácticas y se esbozaron las perspectivas de futuro. Fue un debate sensato, debido en particular a que el informe Kok atañe a los propios Estados miembros.
Lo que me impresionó durante esa reunión informativa fue la unanimidad alcanzada acerca de la necesidad de introducir reformas y de establecer una buena comunicación al respecto con el público y la sociedad civil.
Además, los Jefes de Gobierno mostraron de forma unánime su voluntad de asumir la responsabilidad política derivada de la Estrategia de Lisboa a escala comunitaria y en sus propios países. En este sentido, resultó gratificante que el futuro Presidente de la nueva Comisión Europea, el señor Barroso, también confirmara que considera la Estrategia de Lisboa como un eje central de su política y que él personalmente asumirá la responsabilidad al respecto en la Comisión.
Si bien yo he hablado acerca de los papeles que deben desempeñar el Consejo Europeo, la Comisión y los Estados miembros, en el informe Kok también se hace referencia al Parlamento Europeo, cuya implicación en esta estrategia debería ser más intensa. Por ejemplo, incluye una sugerencia de que establezcan ustedes una comisión parlamentaria permanente centrada en la Estrategia de Lisboa, así como en el crecimiento y el empleo. Por supuesto, me interesa saber cuál será su respuesta a esta recomendación.
Señor Presidente, quisiera abordar ahora otro tema que usted ya ha debatido con nosotros, a saber, «Comunicar Europa». Es preciso ser conscientes en todo momento de que necesitamos abrir una comunicación más efectiva con los ciudadanos sobre el significado de Europa y sus actividades. Creo que la declaración por parte de futuras Presidencias de que proseguirán los debates sobre este asunto es positiva.
La ratificación del Tratado por el que se establece una Constitución para Europa es una ocasión importante para mejorar la comunicación con el público. Los ciudadanos de Europa comparten valores esenciales y nos corresponde a los políticos, a ustedes y a mí, exponer el proyecto europeo. El desarrollo de un auténtico debate abierto exige que el Consejo, el Parlamento Europeo y la Comisión Europea trabajen en equipo. Por lo tanto, celebro la intención del futuro Presidente de la Comisión, el señor Barroso, de confiar a una Vicepresidenta la cartera de Comunicación. Esperamos con impaciencia la presentación de la anunciada estrategia de comunicación que tendrá lugar antes del Consejo Europeo de junio.
Paso ahora a los aspectos de política exterior que han sido objeto de debate. En primer lugar, Iraq. El Consejo Europeo consiguió llegar a un acuerdo sobre un paquete de medidas a corto plazo para apoyar a Iraq. Este paquete se presentó al Primer Ministro iraquí, el señor Alaui, a quien habíamos invitado especialmente para la ocasión, durante el almuerzo de trabajo que tuvimos el 5 de noviembre. Además, ofrecimos a Iraq posibilidades de cooperación y diálogo a largo plazo. El señor Alaui nos dio las gracias por el respaldo mostrado al proceso de reconstrucción iraquí. En este proceso, las elecciones desempeñan un papel importante. Por tanto, aprecio enormemente la comunicación del Primer Ministro Alaui de que a pesar de los persistentes problemas de seguridad, estas elecciones se celebrarán en enero a más tardar.
Nuestro encuentro con el señor Alaui y el paquete de ayudas presentado demuestran que la Unión Europea desea y puede tener una mayor participación en el apoyo concreto al proceso de reconstrucción política y económica de Iraq. Por otra parte, en el seno de la Unión se ha emitido una señal similar de unanimidad en relación con Iraq.
Los recientes acontecimientos sucedidos en mi país me obligan a hablar en primer lugar del tema de la libertad, la seguridad y la justicia. Estos sucesos demuestran de un modo desagradable, pero contundente, que es preciso intensificar la cooperación en estos ámbitos.
Un segundo elemento de la política exterior sobre el que expresó su opinión el Consejo Europeo es Irán. Para que no haya lugar a dudas, queremos que Irán suspenda total y permanentemente todas las actividades de enriquecimiento y mejora de forma voluntaria. Solo entonces la Unión Europea podrá ofrecer a este país la posibilidad de debatir sobre una cooperación a largo plazo que beneficiaría a ambas partes. Aunque el acuerdo alcanzado con Teherán este fin de semana supone un paso en la buena dirección, debemos asegurarnos primero de que el Organismo Internacional de la Energía Atómica verifique sin dilación la suspensión. Si esta medida tampoco da resultado, entonces seguramente no tendremos más remedio que acudir al Consejo de Seguridad de las Naciones Unidas.
Esto me lleva a hablar de Oriente Próximo, donde parece surgir otra oportunidad para el proceso de paz. Es de esperar que la decisión israelí de retirarse de la franja de Gaza ofrezca una nueva posibilidad de llevar adelante la hoja de ruta. El Consejo Europeo ha intentado partir de este supuesto. A propuesta de Javier Solana, hemos lanzado un programa de acción a corto plazo destinado a apoyar a los palestinos en materia de seguridad, reformas, elecciones y desarrollo económico. Huelga decir que para que este programa tenga éxito se necesita la colaboración tanto de palestinos como de israelíes. Aunque todavía se guarda luto por la muerte del Presidente Arafat, confío en que la Autoridad Palestina emprenda un nuevo camino, con prontitud y decisión, una vez haya sido elegido el próximo presidente en enero.
La situación en Sudán sigue siendo extremadamente complicada. El Consejo Europeo ha instado al Gobierno de este país y a los demás partidos a que cumplan las exigencias internacionales. En este sentido, contamos con un instrumento obvio, es decir, la posibilidad de imponer sanciones si es preciso. Tomaremos esta medida si no hay más remedio.
Hace tres semanas, el Parlamento Europeo mantuvo un debate con el Consejo sobre Ucrania. Espero que las autoridades ucranias interpreten correctamente el mensaje enviado por el Consejo Europeo. La segunda vuelta de las elecciones presidenciales, que se producirá este domingo, ha de ser más democrática que la primera. De lo contrario, tendremos que examinar las consecuencias que queremos que esto conlleve.
Como se desprende de las conclusiones, el Consejo Europeo no ha abordado el tema de la ampliación de la Unión. Lo haremos en diciembre. Para entonces conoceremos el resultado del debate que mantendrá el Parlamento al respecto. Las decisiones que debemos tomar con respecto a la adhesión de los cuatro países candidatos pueden ocasionar un cambio radical en la Unión. Para afrontar con confianza el proceso de toma de decisiones y de aplicación de las mismas es fundamental contar con una opinión clara, positiva y orientada al futuro por parte del Parlamento. Confío en que este será el resultado el 2 de diciembre.
Por último, permítanme realizar algunos comentarios sobre el propio Parlamento y la Comisión.
Ante todo, comparto su deseo de resolver el asunto, que viene de largo, del estatuto de los diputados a este Parlamento. El establecimiento de acuerdos transparentes e inequívocos sobre el sueldo y otras condiciones laborales de los diputados a esta Cámara evitaría percepciones que minan la confianza en las instituciones y en la Unión en general. En las próximas semanas, la Presidencia, en la persona del Ministro de Asuntos Europeos, el señor Nicolaï, estudiará las posibilidades que existen de alcanzar un acuerdo sobre un tema que lleva demasiado tiempo pendiente de solución. Señor Presidente, también se le consultará a usted al respecto en los próximos días.
En sentido estricto, el resultado del debate sobre la Comisión propuesta celebrado hace tres semanas en este Parlamento no se contemplaba en el orden del día del Consejo Europeo. A pesar de ello, señor Presidente, estuvo usted muy acertado al mencionar este punto en su intervención en la reunión del Consejo Europeo. Yo haré lo mismo ahora.
La Unión no entró en crisis por culpa de este debate; al contrario, salió reforzada. En el Tratado se ha asignado al Parlamento un papel importante en el nombramiento de la Comisión, otorgándole el derecho a rechazar la Comisión propuesta. Si el Parlamento lo hubiera hecho mediante una votación, esto habría supuesto una expresión de conciencia de su papel político.
Del mismo modo, es positivo que el señor Barroso, el Presidente electo, haya extraído del debate las lecciones políticas que necesitaba aprender. Ha logrado ajustar su Comisión con vistas a obtener el apoyo más amplio posible en este Parlamento. De esta forma, establece una sólida base para la cooperación entre el Parlamento y la Comisión.
Le estoy muy agradecido, señor Presidente, por las palabras de apoyo y solidaridad que dirigió usted el 15 de noviembre al Gobierno neerlandés y a toda la comunidad de mi país. Permítame responder a esas palabras en mi calidad de neerlandés.
Desde nuestro punto de vista, el resultado también es positivo. El Consejo desea ponerse a trabajar con el Parlamento y la Comisión. Nos enfrentamos a una serie de problemas y opciones importantes. Tengo grandes esperanzas de que mañana el Parlamento Europeo exprese su confianza en la Comisión y de que nosotros seamos capaces de ponernos entonces manos a la obra.
Los Países Bajos están orgullosos de su diversidad. Desde la Segunda Guerra Mundial, hemos abierto las puertas a grandes grupos de personas de diferentes países; algunas llegaban huyendo de la persecución, otras porque podían encontrar un futuro mejor entre nosotros y eran refuerzos bienvenidos para nuestro mercado laboral. La contribución de esas personas a la calidad de nuestra sociedad es inmensa y se agradece.
En la actualidad, ellas y sus familiares forman parte de nosotros, y esa «pertenencia» requiere consideración y esfuerzo por ambas partes. La integración es un asunto complejo en el que se mezclan identidades, normas y valores, así como el conocimiento y la comprensión mutuos. Al mismo tiempo, la integración exige el respeto y el cumplimiento de las normas fundamentales de nuestra sociedad: libertad de opinión, libertad religiosa y respeto del Estado de Derecho democrático, que deben ofrecer a los individuos la protección a que tienen derecho.
La última vez que tuve la suerte de intervenir en este Parlamento, dije, en relación con la perspectiva de adhesión de Turquía a la Unión, que el islam o la religión no son el problema, y hoy quiero repetirlo. En nuestra sociedad europea, personas con diferentes creencias pueden perfectamente coexistir o convivir. Lo que no es aceptable es utilizar la religión como excusa para atacar a ciudadanos, escuelas, mezquitas o iglesias, y contra esto debemos luchar todos nosotros, en toda Europa, con convicción y firmeza.
Señor Presidente, en sus palabras de apoyo del pasado lunes resaltó usted la importancia que revisten los recientes acontecimientos acaecidos en los Países Bajos para toda la sociedad europea, y en esto estoy de acuerdo con usted. Los Países Bajos están convencidos de que tenemos que cooperar de forma más eficaz en la lucha contra el terrorismo. La oleada de reacciones y contrarreacciones violentas tras el asesinato del señor Van Gogh puso de manifiesto una vez más que existe tensión en la estructura de nuestra sociedad. También en Europa tenemos que aprender unos de otros en lo que a la integración de minorías se refiere. Pasaré ahora a examinar con mayor detenimiento el programa plurianual de Justicia y Asuntos de Interior, el Programa de La Haya, que prevé un análisis más profundo en ambos terrenos."@es20
"Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dames en heren, het is mij een genoegen u vandaag verslag te doen van de afgelopen Europese Raad op 4 en 5 november. De Europese Raad heeft een goede bijeenkomst gehad.
Vorige week vond in Nederland een ministeriële conferentie plaats waarop het onderwerp integratie al indringend werd besproken. Natuurlijk hebben we de afgelopen week direct gebruik gemaakt van het bestaande operationele instrumentarium. Ook hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzocht aanstaande vrijdag in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken met hun collega's de gebeurtenissen in Nederland te bespreken en over Europese aspecten daarvan te overleggen.
Ik keer terug naar mijn rol van Voorzitter van de Europese Raad en naar het eigenlijke onderwerp van dit debat. De Europese Raad stelt op 5 november het Haags programma vast. Het programma geeft de grote lijnen weer van onze samenwerking op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht voor de komende 5 jaar.
Het Haags programma is bovendien het eerste veelomvattende pakket van maatregelen waarover met 25 lidstaten is onderhandeld. Dat geeft aan dat we ook in een grotere Unie het eens kunnen worden over belangrijke, ingewikkelde beleidsvraagstukken. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
In een Europa zonder binnengrenzen moeten we de handen ineenslaan om problemen als georganiseerde misdaad, terrorisme en mensensmokkel aan te pakken. We moeten ook intensief samenwerken op het gebied van asiel en migratie. Asielzoekers en migranten hebben immers recht op duidelijkheid in Europa.
Het Haags programma bouwt voort op het programma van Tampere, dat in 1999 voor het eerst de samenwerking op dit terrein formuleerde. Het is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, de Commissie-evaluatie van Tampere en de aanbeveling van het Europees Parlement van 14 oktober dit jaar, met name voor wat betreft de besluitvormingsmethoden.
Het Haags programma geeft belangrijke nieuwe impulsen. Mazen tussen nationale systemen worden gedicht, waardoor fenomenen als grensoverschrijdende criminaliteit veel minder kansen krijgen. Er zal scherper worden toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van genomen maatregelen en de effectiviteit ervan zal regelmatig onder de loep worden genomen.
Wat houdt het Haags programma concreet in?
De Unie zal de informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten van de lidstaten makkelijker maken op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie.
Over terrorisme is afgesproken dat lidstaten verder gaan dan het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich ook zullen richten op het gehele grondgebied van de EU. Instellingen als Europol en Eurojust krijgen een centrale rol in de misdaadbestrijding.
We gaan krachtig verder werken aan een Europese rechtsruimte, waarin men zijn straf niet meer kan ontlopen door naar een andere EU-lidstaat uit te wijken.
Centraal stonden terreinen die voor burgers van groot belang zijn, zoals de economie, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Daarnaast gaan we toewerken naar een gemeenschappelijk asielstelsel in 2010, waarin in alle landen dezelfde procedures worden gevolgd. We willen één stelsel dat humaan, maar ook duidelijk is, zodat er een einde komt aan het ‘asielshoppen’.
Ook illegale immigratie zal beter worden aangepakt. Daarbij horen een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en betere grenscontroles.
We werken nu aan basisbeginselen voor integratie die zo mogelijk al tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen worden vastgesteld. Daarmee is een begin gemaakt tijdens een informele ministeriële conferentie in Groningen.
Een ander punt dat ik in het bijzonder wil noemen, is de invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het terrein van asiel en migratie, iets waarop u in uw aanbeveling van 14 november jongstleden heeft aangedrongen. We gaan, zoals u ons heeft gevraagd, de Unie slagvaardiger en democratischer maken op dit terrein. Per 1 april 2005 vindt deze invoering plaats. Er bestonden weliswaar bij enkele lidstaten sterke wensen om hierop diverse uitzonderingen te maken, maar uiteindelijk is dit beperkt gebleven tot de uitzondering van legale migratie.
Het is, Voorzitter, al met al een ambitieus en realistisch programma. De Europese Commissie zal daar volgend jaar een actieplan voor presenteren. De afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die daarin worden opgenomen, zullen u in de raadplegings- en medebeslissingsprocedure worden voorgelegd. Ik ben bijzonder blij dat nu tussen de lidstaten overeenstemming is bereikt over de doelstellingen en de weg waarlangs we die willen bereiken.
Een veiliger Europa voor vrije burgers van wie de grondrechten goed zijn beschermd. Dáár gaat het ons om.
Dan het andere belangrijke thema van de afgelopen Europese Raad; de Europese economie ofwel de voorbereiding van de
van de Lissabon-strategie.
Het jaar 2004 staat in het teken van een licht herstel van de economie in Europa. Dat herstel is echter geen vanzelfsprekendheid. Om ons Europese maatschappijmodel veilig te stellen, zullen we ons verder moeten aanpassen.
Het belangrijkste wapenfeit van het verslag Kok, Voorzitter, is dat het de relevantie, meer nog, de noodzaak van de Lissabon-strategie helder aantoont. De hoofddoelstelling van de strategie staat volledig overeind. Er is geen alternatief.
De wereld om ons heen verandert omdat naast de VS ook economieën als China en India niet alleen maar op loonkosten, maar ook steeds meer op kwaliteit en innovatie concurreren. Maar Europa zelf verandert ook: de vergrijzing neemt toe, met alle gevolgen voor de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van pensioenstelsels en de gezondheidszorg.
Voorts hebben we gesproken over
over de verbetering van communicatie en interactie tussen politici en burgers over Europa. Tenslotte hebben wij een aantal actuele externe dossiers besproken, waaronder met name Irak.
Toch is de weg duidelijk: alleen door de uitdaging van de toekomst aan te gaan, kunnen wij de verworvenheden van het heden behouden. Kennis, innovatie en concurrentievermogen moeten de pijlers zijn onder het aanpassingvermogen van de Europese economie. Europa moet zijn sterke kanten verder ontwikkelen. Vanuit een breed en hoog opgeleide bevolking, flexibele arbeidsmarkten, activerende sociale stelsels en innovatieve ecologie zal Europa de mondiale uitdaging kunnen aangaan.
Het verslag Kok laat dus glashelder zien dat de Lissabon-strategie met kracht moet worden voortgezet. In een aantal opzichten is vooruitgang en voortgang geboekt. Op het gebied van de arbeidsparticipatie, op het gebied van de interne markt en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en huishoudens. Maar, laten we onszelf geen rad voor de ogen draaien, tegelijkertijd geeft Kok aan dat de inspanningen, vooral door de lidstaten zelf, omhoog moeten. Anders halen wij de doelstellingen zeker niet.
Juist over dit proces, het doorvoeren van structurele verandering met behoud van publiek draagvlak, heb ik tijdens de afgelopen Europese Raad een zeer levendige discussie informeel met mijn collega's gevoerd. Praktijkervaringen werden uitgewisseld, toekomstvisies geschetst. Het was een goede discussie, juist omdat het verslag Kok naar de lidstaten zelf verwijst.
Wat mij bij die informele discussie opviel, was de eensgezindheid over de noodzaak van hervormingen en over de noodzaak hierover goed te communiceren met de samenleving en het maatschappelijk middenveld.
Daarnaast waren de regeringsleiders eensgezind in hun bereidheid de politieke verantwoordelijkheid voor de Lissabon-strategie op zich te nemen, op Europees niveau, maar ook thuis, in eigen land. Verheugend daarbij was ook dat de beoogde voorzitter van de nieuwe Europese Commissie, de heer Barroso, bevestigde dat hij de Lissabon-strategie als kern ziet van zijn beleid en dat hij binnen de Commissie zelf hiervoor de verantwoordelijkheid zal nemen.
Ik heb nu gesproken over de rollen die de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten moeten spelen. Maar het verslag Kok richt zich ook rechtstreeks tot het Europees Parlement, dat meer bij deze strategie betrokken zou moeten worden. Zo bevat het een suggestie dat u een vaste parlementaire commissie instelt die zich richt op de Lissabon-strategie en groei en werkgelegenheid. Ik ben uiteraard geïnteresseerd te vernemen wat u met deze aanbeveling zal gaan doen.
Voorzitter, dan wil ik ingaan op het andere thema
. U heeft daar zelf ook met ons over gesproken. Het besef dat met onze burgers beter moet worden gecommuniceerd over wat Europa is en doet, vergt voortdurende aandacht. Ik acht het positief dat toekomstige voorzitterschappen hebben aangegeven de besprekingen hierover voort te zullen zetten.
De ratificatie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is een belangrijke gelegenheid om de communicatie met burgers verder te verbeteren. De burgers van Europa delen essentiële waarden en het is aan politici, aan u en aan mij, om het Europees project van Europa over te brengen. Zorgen voor een echt open debat vereist samenspel tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik verwelkom dan ook het voornemen van beoogd Commissievoorzitter Barroso om een vice-voorzitter te belasten met de portefeuille communicatie. Wij zien uit naar de aangekondigde communicatiestrategie, die nog voor de Europese Raad van juni zal worden voorgelegd.
Voorzitter, ik ben nu aangekomen bij de behandelde kwesties van extern beleid. Allereerst Irak. De Europese Raad heeft overeenstemming kunnen bereiken over een pakket van ondersteuningsmaatregelen voor Irak voor de korte termijn. Dat pakket hebben we tijdens de lunch op 5 november aan de Iraakse premier Allawi, die wij hiervoor speciaal hadden uitgenodigd, aangeboden. Bovendien hebben we Irak toen uitzicht op samenwerking en dialoog voor de lange termijn geboden. Allawi heeft ons bedankt voor de steun aan het Iraakse wederopbouwproces. In dit proces spelen de verkiezingen een belangrijke rol. Ik hecht dan ook groot belang aan de mededeling van premier Allawi dat deze verkiezingen, ondanks de aanhoudende veiligheidsproblemen, uiterlijk in januari zullen plaatsvinden.
Onze ontmoeting met Allawi en het hulppakket dat wij hebben aangeboden, tonen aan dat de Europese Unie bereid en in staat is om een grotere rol te spelen bij de concrete ondersteuning van het politieke en economische wederopbouwproces in Irak. Bovendien werd zo een signaal gegeven van eensgezindheid binnen de Unie ten aanzien van Irak.
Mijnheer de Voorzitter, de recente ontwikkelingen in mijn eigen land laten mij geen andere keuze dan te beginnen met het thema vrijheid, veiligheid en recht. Die ontwikkelingen vormen een wrang maar krachtig bewijs dat een verdere stap in de samenwerking op die terreinen onontbeerlijk is.
Een tweede punt van extern beleid waarover de Europese Raad zich uitsprak, is Iran. Laat ik helder zijn: wij willen volledige en duurzame opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten door Iran, op vrijwillige basis. Alleen dan kan de Europese Unie Iran uitzicht bieden op besprekingen over een samenwerking op lange termijn, die voor zowel de Europese Unie als Iran voordelen zal bieden. Het akkoord dat in het weekend met Teheran is bereikt, is een stap in de goede richting. We moeten er ons wel eerst van overtuigen dat de opschorting door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie snel kan worden vastgesteld. Wanneer ook deze poging mislukt, lijkt slechts één mogelijkheid te resteren, en dat is een gang naar de VN-Veiligheidsraad.
Voorzitter, dit brengt me bij het Midden-Oosten. Er lijkt voor het vredesproces in het Midden-Oosten een nieuwe
te ontstaan. Het Israëlische besluit zich uit de Gazastrook terug te trekken biedt hopelijk een nieuwe mogelijkheid voor het uitvoeren van de
. De Europese Raad heeft hierop willen inspelen. Wij hebben nu op voorstel van Javier Solana een actieprogramma op korte termijn vastgesteld ter ondersteuning van de Palestijnen op de terreinen van veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economisch ontwikkeling. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit programma is uiteraard de medewerking nodig van zowel de Palestijnen als de Israëli's. Nu wordt gerouwd om de dood van president Arafat. Ik hoop echter dat de Palestijnse Autoriteit, wanneer in januari een nieuwe President zal zijn gekozen, snel en daadkrachtig een nieuwe start zal maken.
De situatie in Sudan blijft buitengewoon moeilijk. De Europese Raad heeft de regering van Sudan en alle andere partijen opgeroepen aan de internationale eisen te voldoen. Wij hebben hierbij een duidelijke
namelijk de mogelijkheid om zonodig sancties in te stellen. Indien dat echt noodzakelijk is, dan zullen wij dat ook doen.
Voorzitter, drie weken geleden heeft het Europees Parlement met de Raad een debat gevoerd over Oekraïne. Ik hoop dat het signaal dat de Europese Raad heeft gegeven door de Oekraïense autoriteiten goed wordt begrepen. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen vindt aanstaande zondag plaats. Deze ronde zal democratischer moeten zijn dan de eerste. Zo niet, dan moeten wij ons beraden over de gevolgen die wij daaraan willen verbinden.
Zoals uit de conclusies blijkt, Voorzitter, heeft de Europese Raad niet gesproken over de uitbreiding van de Unie. Dat zullen wij in december doen. Wij zullen dan de uitkomst kennen van het debat dat het Parlement hieraan zal wijden. De beslissingen waarvoor wij aangaande de vier kandidaat-lidstaten staan, kunnen de Unie ingrijpend veranderen. Om met vertrouwen de besluitvorming en de uitvoering van de besluiten tegemoet te kunnen zien, is een duidelijke, positieve en toekomstgerichte visie van het Parlement van groot belang. Ik hoop dat dit het resultaat zal zijn op 2 december.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, enkele woorden over het Parlement zelf en over de Commissie.
Allereerst: ik deel uw wil om de slepende kwestie van het statuut van de leden van dit Parlement op te lossen. Transparante en eenduidige afspraken over het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden van de leden van uw parlement, voorkomen percepties die het vertrouwen in de instellingen en de Unie als geheel ondergraven. Het voorzitterschap, in de persoon van de minister voor Europese Zaken Nicolaï, zal in de komende periode onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om over deze al te lang onopgeloste kwestie overeenstemming te bereiken. Hierover zal deze dagen ook met u, mijnheer de Voorzitter, worden overlegd.
Strikt genomen stond de uitkomst van het debat dat dit parlement drie weken geleden voerde over de voorgestelde Commissie niet op de agenda van de Europese Raad. Terecht hebt U, Mijnheer de Voorzitter, er in Uw bijdrage in de Europese Raad niettemin aandacht aan besteed. Ik wil dat nu ook doen.
De Unie is niet in een crisis geraakt door dit debat, integendeel, zij is erdoor versterkt. Aan het Parlement is in het Verdrag een belangrijke rol toegewezen bij de benoeming van de Commissie. Het is het volste recht van het Parlement een voorgestelde Commissie af te wijzen. Dat het Parlement, als de Commissie in stemming zou zijn gebracht, dat zou hebben gedaan, is een uiting van politiek zelfbewustzijn.
Evenzeer is het goed dat beoogd voorzitter Barroso de politieke lessen heeft getrokken uit het debat die hij moest trekken. Hij heeft zijn Commissie kunnen bijstellen opdat hij een zo breed mogelijke steun krijgt in dit Parlement. Hij legt zo een sterke basis voor samenspel tussen Parlement en Commissie.
Mijnheer de voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk voor de woorden van steun en solidariteit aan de Nederlandse regering en de gehele Nederlandse samenleving die u uitsprak op 15 november. Sta mij toe om daar in mijn nationale hoedanigheid op te reageren.
Vanuit de Raad bezien, is de uitkomst eveneens positief. De Raad wil snel aan de slag, met Parlement en Commissie. Er wachten ons belangrijke vraagstukken en belangrijke keuzes. Ik heb goede hoop dat het Europees Parlement morgen zijn vertrouwen in de Commissie zal uitspreken en dat wij daarna gezamenlijk aan het werk gaan.
Nederland is trots op zijn diversiteit. Wij hebben sinds de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen opgenomen uit vele landen. Sommigen omdat zij werden vervolgd, anderen omdat zij een betere toekomst bij ons konden opbouwen en welkome versterkingen vormden op onze arbeidsmarkt. De bijdrage van deze mensen aan de kwaliteit van onze samenleving is groot en wordt gewaardeerd.
Nu horen zij bij ons, zij en hun familieleden. Dat 'erbij horen' vraagt evenwel aandacht en inspanningen, van beide kanten. Integratie is een complex vraagstuk, dat raakt aan identiteit, normen en waarden en elkaar leren kennen en begrijpen. Tegelijk vereist integratie ook het respecteren en naleven van de fundamentele spelregels van onze samenleving: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving, respect voor de democratische rechtsstaat die individuen de bescherming moet bieden waarop zij recht hebben.
De vorige keer dat ik dit Parlement mocht toespreken heb ik gezegd, sprekend over het perspectief van de Turkse toetreding tot de Unie, dat islam of religie niet het onderwerp is. Ik herhaal dat vandaag. In onze Europese samenleving kunnen mensen met verschillende geloofsovertuigingen uitstekend naast, en met elkaar leven. Wat niet kan, is geloof misbruiken als voorwendsel om aanslagen te plegen op mensen, scholen, moskeeën of kerken. Daar moeten wij ons allemaal, in heel Europa, met overtuiging en daadkracht tegen verzetten.
Mijnheer de Voorzitter, in uw steunbetuiging van afgelopen maandag wees u op de betekenis van recente gebeurtenissen in Nederland voor de gehele Europese samenleving. Ik geef u daarin gelijk. Nederland is ervan overtuigd dat we beter moeten samenwerken bij terrorismebestrijding. De felle reacties en tegenreacties na de moord op Van Gogh lieten nogmaals zien dat er spanning zit in de samenhang in onze samenleving. Ook in Europa moeten we van elkaar leren op het terrein van de integratie van minderheden. Ik ga zodadelijk nader in op het meerjarenprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het Haags Programma, dat in een verdieping op beide terreinen voorziet."@et5
".
Arvoisa puhemies, hyvät parlamentin jäsenet, hyvät kuulijat, minulla on ilo antaa teille selonteko 4. ja 5. marraskuuta pidetystä Eurooppa-neuvoston kokouksesta, jossa saatiin aikaan tuloksia.
Viime viikolla pidettiin ministerikokous, jossa keskusteltiin pitkään kotouttamisesta. Viime viikon aikana otimme tietenkin välittömästi käyttöön nykyiset operatiiviset välineet. Lisäksi oikeus- ja sisäasiainministerit haluavat keskustella Alankomaiden tapahtumista ja pohtia niitä eurooppalaisesta näkökulmasta kollegojensa kanssa oikeus- ja sisäasioita käsittelevässä neuvostossa ensi perjantaina.
Palaan nyt Eurooppa-neuvoston puheenjohtajan tehtävääni ja tämän keskustelun varsinaiseen aiheeseen. Eurooppa-neuvosto hyväksyi Haagin ohjelman 5. marraskuuta. Ohjelmassa esitetään yhteistyömme pääpiirteet vapauden, turvallisuuden ja oikeuden alueella seuraavien viiden vuoden aikana.
Lisäksi Haagin ohjelma on ensimmäinen laaja toimenpidepaketti, josta neuvoteltiin 25 jäsenvaltion kesken. Se osoittaa, että myös laajemmassa unionissa voimme päästä yhteisymmärrykseen tärkeistä ja monimutkaisista kysymyksistä, mikä on hyvä merkki tulevaisuuden kannalta.
Sisärajattomassa Euroopassa meidän on yhdistettävä voimamme selviytyäksemme järjestäytyneen rikollisuuden, terrorismin ja ihmiskaupan kaltaisista ongelmista. Lisäksi meidän on tehtävä tiivistä yhteistyötä turvapaikka- ja maahanmuuttoasioissa. Turvapaikanhakijoilla ja maahanmuuttajilla on joka tapauksessa oikeus tietää, mikä on heidän asemansa Euroopassa.
Haagin ohjelma on jatkoa Tampereen ohjelmalle, jossa vuonna 1999 ensimmäisen kerran puhuttiin tämän alan yhteistyöstä. Se perustuu jäsenvaltioiden puheenvuoroihin, komission Tampereen ohjelmasta tekemään arviointiin ja Euroopan parlamentin tämän vuoden lokakuun 14. päivänä antamiin, lähinnä päätöksentekomenettelyitä koskevaan suositukseen.
Haagin ohjelmassa tehdään merkittäviä uusia aloitteita. Kansallisten järjestelmien porsaanreiät tukitaan, minkä ansiosta rajat ylittävän rikollisuuden kaltaisille ilmiöille jää paljon vähemmän mahdollisuuksia. Toimenpiteiden asianmukaiseen täytäntöönpanoon kiinnitetään tarkempaa huomiota, ja niiden tehokkuutta valvotaan säännöllisesti.
Mikä on Haagin ohjelman erityinen merkitys?
Unioni helpottaa jäsenvaltioiden poliisin, oikeuslaitoksen ja tiedustelupalveluiden tietojenvaihtoa tiedon saatavuusperiaatteen mukaisesti.
Terrorismin suhteen on päästy yhteisymmärrykseen siitä, etteivät jäsenvaltiot tyydy vain oman turvallisuutensa varmistamiseen vaan käsittelevät asiaa koko EU:n näkökulmasta. Europolin ja Eurojustin kaltaisilla elimillä on keskeinen tehtävä rikollisuuden torjumisessa.
Jatkamme aktiivista työskentelyä perustaaksemme Euroopan oikeusalueen, jossa ei enää ole mahdollista välttää tuomion täytäntöönpanoa siirtymällä toiseen EU:n jäsenvaltioon.
Keskeistä tuossa kokouksessa olivat kansalaisten kannalta hyvin merkittävät alat, kuten talous sekä vapauden, turvallisuuden ja oikeuden alue.
Samalla tavoitteenamme on perustaa vuoteen 2010 mennessä yhteinen turvapaikkajärjestelmä, joka yhtenäistäisi kaikkien maiden käytännöt. Haluamme yhtenäisen järjestelmän, joka on inhimillinen ja samalla yksiselitteinen, jotta "turvapaikkakiertolaisuudesta" päästään eroon.
Myös laittomaan maahanmuuttoon puututaan tehokkaammin. Tähän tarvitaan yhteistä palauttamispolitiikkaa ja parempaa rajavalvontaa.
Valmistelemme parhaillaan kotouttamista koskevia perusperiaatteita, jotka laaditaan mahdollisuuksien mukaan Alankomaiden puheenjohtajakauden aikana. Hanke käynnistettiin epävirallisessa ministerikokouksessa Groningenissa.
Toinen seikka, jonka haluan erityisesti mainita, on määräenemmistöpäätösten ja yhteispäätösmenettelyn käyttöönotto turvapaikka- ja maahanmuuttoasioiden alalla, kuten parlamentti 14. marraskuuta antamissaan suosituksissa vaati. Noudatamme pyyntöänne tekemällä unionista tässä suhteessa päättäväisemmän ja demokraattisemman. Menettely tulee voimaan 1. huhtikuuta 2005. Vaikka muutamat jäsenvaltiot esittivät voimakkaita vaatimuksia useiden seikkojen huomioon ottamiseksi, päädyttiin lopulta vain laillista maahanmuuttoa koskevaan poikkeukseen.
Kaiken kaikkiaan kyseessä on kunnianhimoinen ja realistinen ohjelma, johon liittyvän toimintasuunnitelman Euroopan komissio esittelee ensi vuonna. Toimintasuunnitelmaan sisältyvät erilliset säädösehdotukset jätetään parlamentin käsiteltäviksi kuulemis- ja yhteispäätösmenettelyn mukaisesti. Olen erityisen iloinen siitä, että jäsenvaltiot ovat nyt päässeet yksimielisyyteen tavoitteista ja keinoista niiden saavuttamiseksi.
Tässä kaikessa on kyse turvallisemmasta Euroopasta, jossa vapaiden kansalaisten perustuslaillisia oikeuksia suojellaan tehokkaasti.
Siirryn käsittelemään edellisen Eurooppa-neuvoston kokouksen toista tärkeää aihetta, nimittäin Euroopan taloutta, toisin sanoen Lissabonin strategian välitarkistuksen valmistelua.
Vuodelle 2004 on ominaista Euroopan talouden hienoinen elpyminen, joka ei kuitenkaan ole itsestäänselvyys. Säilyttääksemme Euroopan sosiaalisen mallin meidän on jatkettava sopeuttamista.
Kokin työryhmän raportin suurin ansio on, että se osoittaa selvästi Lissabonin strategian olennaisuuden, ellei jopa välttämättömyyden. Strategian tärkein tavoite on edelleen hyvin ajankohtainen, eikä sille ole vaihtoehtoja.
Ympäröivä maailma muuttuu, koska Yhdysvaltojen lisäksi muun muassa Kiinan ja Intian kaltaiset taloudet kilpailevat työvoimakustannusten lisäksi yhä enenevässä määrin myös laadulla ja innovaatioilla. Kuitenkin myös Eurooppa muuttuu: väestön ikääntymisellä on omat vaikutuksensa työvoimaosuuteen, eläkejärjestelmien kestävyyteen ja terveydenhuoltoon.
Keskustelimme myös Eurooppa-asioista tiedottamisesta, eli poliitikkojen ja kansalaisten välisen viestinnän ja vuorovaikutuksen parantamisesta kaikkialla Euroopassa. Lopuksi keskustelimme muutamista ajankohtaisista ulkoisista asioista, kuten Irakista.
Tästä huolimatta etenemissuunta on selvä: vain kohtaamalla tulevaisuuden haasteet voimme säilyttää nykyiset saavutuksemme. Euroopan talouden mukautumiskyvyn on perustuttava tietoon, innovaatioihin ja kilpailukykyyn. Euroopan on kehitettävä vahvuuksiaan. Eurooppa kykenee vastaamaan maailmanlaajuiseen haasteeseen laajan ja korkeasti koulutetun väestönsä, joustavien työmarkkinoiden, aktiivisuuteen kannustavien sosiaalijärjestelmien ja innovatiivisen ekologian avulla.
Kokin työryhmän raportti osoittaa näin ollen selvästi, että Lissabonin strategiaa on jatkettava määrätietoisin ottein. Edistystä on saavutettu monilla aloilla, joista voidaan mainita työmarkkinoille osallistuminen, sisämarkkinat ja tieto- ja viestintätekniikan sekä Internetin levittäminen kouluihin, yliopistoihin, hallintoon ja kotitalouksiin. Emme saa kuitenkaan pettää itseämme. Samalla Kokin raportista käy ilmi, että varsinkin jäsenvaltioiden on nopeutettava toimiaan. Ellei niin tapahdu, jäämme varmasti jälkeen tavoitteista.
Edellisessä Eurooppa-neuvoston kokouksessa minä ja kollegani keskustelimme vilkkaasti juuri tästä prosessista, jossa rakenneuudistuksia toteutetaan, vaikka perustana säilyykin julkinen tuki. Vaihdoimme mielipiteitä käytännön kokemuksista ja hahmottelimme tulevaisuudennäkymiä. Keskustelu oli järkevä, varsinkin koska Kokin työryhmän raportissa viitataan juuri jäsenvaltioihin.
Tässä valaisevassa keskustelussa minuun teki vaikutuksen erityisesti yksimielinen näkemys, että uudistukset ovat välttämättömiä ja että niistä on tiedotettava asianmukaisesti yleisölle ja kansalaisyhteiskunnalle.
Lisäksi hallitusten päämiehet halusivat yksissä tuumin ottaa poliittisen vastuun Lissabonin strategiasta sekä unionissa että omissa jäsenvaltioissaan. Tässä suhteessa oli ilahduttavaa, että myös uuden Euroopan komission tuleva puheenjohtaja Barroso sanoi pitävänsä Lissabonin strategian toimintansa ytimessä ja ottavansa tästä henkilökohtaisesti vastuun komissiossa.
Puhuin Eurooppa-neuvostolle, komissiolle ja jäsenvaltioille kuuluvista tehtävistä. Kokin työryhmän raportti oli kuitenkin suunnattu myös suoraan Euroopan parlamentille, jonka olisi osallistuttava Lissabonin strategiaan tiiviimmin. Raportissa ehdotetaan esimerkiksi Lissabonin strategiaan, kasvuun ja työllisyyteen keskittyvän pysyvän parlamentaarisen komitean perustamista. Olen tietenkin kiinnostunut tietämään, miten aiotte noudattaa tätä suositusta.
Arvoisa puhemies, siirryn käsittelemään toista aihetta, josta tekin olette keskustellut kanssamme, nimittäin Eurooppa-asioista tiedottamista. On jatkuvasti kiinnitettävä huomiota siihen, että ymmärrämme tarpeen tiedottaa kansalaisille tehokkaammin Euroopasta itsestään ja sen toiminnasta. Mielestäni on myönteistä, että tulevat puheenjohtajavaltiot ovat ilmoittaneet jatkavansa keskustelua tästä aiheesta.
Euroopan perustuslaista tehdyn sopimuksen ratifiointi on tärkeä tilaisuus parantaa vuoropuhelua kansalaisten kanssa. Euroopan kansalaisilla on yhteiset perusarvot, ja meidän poliitikkojen tehtävä on johtaa Euroopan yhdentymishanketta. Todella avoimeen keskusteluun tarvitaan neuvoston, Euroopan parlamentin ja Euroopan komission yhteistyötä. Siksi suhtaudunkin myönteisesti siihen, että Euroopan komission tuleva puheenjohtaja Barroso aikoo tehdä varapuheenjohtajasta tiedotusasioista vastaavan komission jäsenen. Odotamme innokkaasti luvattua tiedotusstrategiaa, joka esitetään jo ennen kesäkuun Eurooppa-neuvoston kokousta.
Käsittelen seuraavaksi ulkopolitiikan aloja, joista on keskusteltu. Ensinnäkin Irak. Eurooppa-neuvosto onnistui pääsemään yksimielisyyteen Irakille suunnatusta lyhytaikaisesta tukitoimenpidepaketista. Esittelimme tämän paketin Irakin pääministerille Allawille 5. marraskuuta lounaalla, jonne olimme hänet varta vasten kutsuneet. Tarjosimme Irakille myös mahdollisuutta pitempiaikaiseen yhteistyöhön ja vuoropuheluun. Pääministeri Allawi kiitti meitä Irakin jälleenrakennusprosessille myönnetystä tuesta. Vaaleilla on tässä prosessissa tärkeä osa. Siksi arvostan suuresti pääministeri Allawin ilmoitusta, että jatkuvista turvallisuusongelmista huolimatta vaalit pidetään viimeistään tammikuussa.
Tapaamisemme pääministeri Allawin kanssa ja hänelle tarjoamamme tukipaketti osoittavat, että Euroopan unioni on halukas ja kykenevä ottamaan suuremman vastuun konkreettisista tukitoimista Irakin poliittisessa ja taloudellisessa jälleenrakennusprosessissa. Myös neuvosto on osoittanut samanlaista yksimielisyyttä Irakin kysymyksessä.
Kotimaani viimeaikaisten tapahtumien vuoksi minun on aluksi käsiteltävä vapautta, turvallisuutta ja oikeutta. Nuo tapahtumat osoittavat ikävällä mutta vaikuttavalla tavalla, että yhteistyön lisääminen kyseisillä aloilla on välttämätöntä.
Iran on toinen ulkopolitiikkaa koskeva aihe, josta Eurooppa-neuvosto esitti näkemyksensä. Tehkäämme selväksi, että vaadimme Irania keskeyttämään vapaaehtoiselta pohjalta täydellisesti ja pysyvästi kaikki rikastamis- ja jälleenkäsittelytoimet. Vasta sitten Euroopan unioni voi tarjota Iranille mahdollisuuden keskustella pitkäaikaisesta yhteistyöstä, josta on hyötyä sekä Euroopan unionille että Iranille. Vaikka Iranin hallituksen kanssa viikonloppuna tehty sopimus onkin oikeansuuntainen, meidän on ensin vakuututtava siitä, että Kansainvälisen atomienergiajärjestön keskeyttämistoimista voidaan päättää viipymättä. Jos tämäkin yritys epäonnistuu, meillä ei liene muuta vaihtoehtoa kuin kääntyä YK:n turvallisuusneuvoston puoleen.
Siirryn käsittelemään Lähi-itää, jossa rauhanprosessi näyttää saaneen uuden mahdollisuuden. On toivottavaa, että Israelin päätös vetäytyä Gazan alueelta tarjoaa uuden tilaisuuden etenemissuunnitelman toteuttamiselle. Eurooppa-neuvosto on yrittänyt hyödyntää tätä tilaisuutta. Javier Solanan ehdotuksesta olemme laatineet lyhyen aikavälin toimintaohjelman tukeaksemme palestiinalaisia turvallisuuden, uudistusten, vaalien ja talouden kehittämisen aloilla. On itsestään selvää, että tämän ohjelman onnistuminen edellyttää sekä palestiinalaisten että israelilaisten yhteistyötä. Vaikka nyt surraankin presidentti Arafatin kuolemaa, toivon palestiinalaishallinnon tarttuvan viipymättä ja päättäväisesti uudelleen toimiin, kun uusi presidentti valitaan tammikuussa.
Sudanin tilanne on edelleen erittäin vaikea. Eurooppa-neuvosto on kehottanut Sudanin hallitusta ja kaikkia muita osapuolia täyttämään kansainväliset vaatimukset. Tässä suhteessa meillä on käytettävissämme selkeä painostuskeino, nimittäin seuraamusten määrääminen tarvittaessa. Aiomme käyttää sitä, jos tilanne niin vaatii.
Kolme viikkoa sitten Euroopan parlamentti keskusteli neuvoston kanssa Ukrainasta. Toivon, että Ukrainan viranomaiset ymmärtävät oikein Eurooppa-neuvoston lähettämän viestin. Presidentinvaalien toinen kierros järjestetään tänä sunnuntaina. Sen on oltava ensimmäistä kierrosta demokraattisempi. Ellei se ole, meidän on harkittava, mitä siitä mahdollisesti seuraa.
Kuten päätelmistä selvästi ilmenee, Eurooppa-neuvosto ei keskustellut unionin laajentumisesta. Keskustelemme siitä joulukuussa. Silloin tiedämme parlamentin tästä aiheesta käymien keskustelujen tuloksen. Päätökset, joita meidän on tehtävä neljästä ehdokasvaltiosta, voivat muuttaa unionia voimakkaasti. Parlamentin selkeä, myönteinen ja kaukonäköinen kanta on ratkaiseva, jotta päätöksentekoon ja täytäntöönpanotoimiin voidaan suhtautua luottavaisesti. Toivon, että näin käy 2. joulukuuta.
Lopuksi muutama sana itse parlamentista ja komissiosta.
Ensinnäkin toivon itsekin, että pitkäaikainen kysymys Euroopan parlamentin jäsenten asemaa koskevista säännöistä saataisiin ratkaistuksi. Sopimalla avoimesti ja yksiselitteisesti parlamentin jäsenten palkasta ja muista työoloista vältetään käsitykset, jotka heikentävät luottamusta toimielimiä ja koko unionia kohtaan. Lähiviikkoina puheenjohtajavaltio tutkii Eurooppa-asioista vastaavan ministerin Nicolaïn johdolla mahdollisuuksia sopimukseen pääsemiseksi tässä asiassa, jonka käsittely on jatkunut jo aivan liian kauan. Arvoisa puhemies, teitäkin kuullaan tästä asiasta lähipäivinä.
Tarkkaan ottaen Eurooppa-neuvosto ei käsitellyt komission ehdotetusta kokoonpanosta parlamentissa kolme viikkoa sitten käydyn keskustelun tuloksia. Arvoisa puhemies, teitte siitä huolimatta oikein kiinnittäessänne siihen huomiota Eurooppa-neuvostolle suunnatussa puheenvuorossanne. Haluaisin nyt tehdä samoin.
Unioni ei joutunut kriisiin tämän keskustelun takia vaan päinvastoin sai siitä voimaa. Perustamissopimuksessa parlamentille on annettu tärkeä tehtävä komission nimittämisessä. Parlamentilla on täysi oikeus hylätä ehdotettu komissio. Jos parlamentti olisi tehnyt sen äänestyksessä, se olisi osoittanut poliittista itsetuntemusta.
Samoin on hyvä, että puheenjohtajaehdokas Barroso on tehnyt keskustelusta tarvittavat poliittiset päätelmät. Hän on pystynyt muuttamaan komissiotaan saadakseen sille mahdollisimman laajan tuen parlamentissa. Tällä tavoin hän luo vankan perustan parlamentin ja komission yhteistyölle.
Arvoisa puhemies, olen teille suuressa kiitollisuudenvelassa siitä tuesta ja solidaarisuudesta, jota osoititte Alankomaiden hallitukselle ja kaikille alankomaalaisille 15. marraskuuta. Haluaisin vastata noihin sanoihin maani edustajana.
Myös neuvoston kannalta tulos on myönteinen. Neuvosto haluaa aloittaa työt parlamentin ja komission kanssa. Meillä on edessämme tärkeitä kysymyksiä ja valintoja. Olen erittäin toiveikas, että Euroopan parlamentti antaa huomenna komissiolle luottamuslauseen ja voimme sen jälkeen kääriä hihat ja ryhtyä töihin.
Alankomaat on ylpeä monimuotoisuudestaan. Toisesta maailmansodasta lähtien olemme vastaanottaneet suuria ihmisryhmiä monista maista – toisia vainon takia, toisia siksi, että heillä oli mahdollisuus parempaan tulevaisuuteen kanssamme ja he olivat tervetullut vahvistus työmarkkinoillemme. Nuo ihmiset ovat antaneet valtavan ja arvostettavan panoksen laadukkaan yhteiskuntamme puolesta.
Tänään he ja heidän läheisensä kuuluvat meidän joukkoomme, ja tämä "yhteiselo" edellyttää huomaavaisuutta ja vaivannäköä molemmilta osapuolilta. Kotouttaminen on monimutkainen kysymys, joka liittyy identiteettiin, normeihin ja arvoihin sekä edellyttää molemminpuolista tutustumista ja ymmärtämystä. Samanaikaisesti kotouttaminen edellyttää yhteiskuntamme perussääntöjen kunnioittamista ja noudattamista: mielipiteen- ja uskonnonvapauden sekä demokraattisen oikeusvaltioperiaatteen, jolla turvataan yksilöille kuuluva suojelu.
Kun minulla viimeksi oli tilaisuus käyttää puheenvuoro parlamentissa, totesin, etteivät islam tai uskonto ole ongelmia Turkin unioniin liittymisen kannalta. Toistan sen tänään. Eurooppalaisessa yhteiskunnassamme on kaikki mahdollisuudet siihen, että eri tavoin uskovat ihmiset voivat elää rinnakkain ja toistensa kanssa. Sen sijaan ei ole hyväksyttävää käyttää uskontoa tekosyynä hyökätä ihmisten kimppuun ja iskeä kouluihin, moskeijoihin tai kirkkoihin. Meidän kaikkien on torjuttava tämä vakuuttavasti ja määrätietoisesti kaikkialla Euroopassa.
Arvoisa puhemies, ilmaistessanne viime maanantaina tukenne kiinnititte huomiota Alankomaiden viimeaikaisten tapahtumien merkitykseen koko eurooppalaiselle yhteiskunnalle, ja tästä olen kanssanne samaa mieltä. Alankomaat on vakuuttunut siitä, että meidän on tehtävä tehokkaampaa yhteistyötä terrorismin torjunnassa. Theo Van Goghin murhaa seuranneet kiivaat reaktiot ja vastareaktiot osoittivat jälleen kerran yhteiskuntamme rakenteissa piilevät jännitteet. Euroopassakin meidän on otettava toisiltamme opiksi vähemmistöjen kotouttamisessa. Tarkastelen pian yksityiskohtaisemmin oikeus- ja sisäasioiden alan monivuotista Haagin ohjelmaa, jonka avulla kummankin alan yhteistyötä voidaan syventää."@fi7
".
Monsieur le Président, Mesdames et Messieurs les Députés, Mesdames et Messieurs, c’est un plaisir pour moi de pouvoir vous faire le compte rendu du Conseil européen qui s’est tenu les 4 et 5 novembre et qui s’est avéré être une réunion productive.
La semaine dernière, à l’occasion d’une conférence ministérielle, la question de l’intégration a été discutée en profondeur. Bien sûr, nous avons immédiatement appliqué les instruments opérationnels existants la semaine dernière. Par ailleurs, les ministres de la justice et des affaires intérieures ont demandé à pouvoir discuter des événements survenus aux Pays-Bas et délibérer sur les aspects européens de ces événements avec leurs collègues au sein du Conseil «Justice et affaires intérieures» qui se tiendra vendredi prochain.
Permettez-moi d’en revenir à mon rôle de président en exercice du Conseil européen et au véritable sujet de ce débat. Le 5 novembre, le Conseil européen a approuvé le programme de La Haye, qui définit dans les grandes lignes notre coopération dans le domaine de la liberté, de la sécurité et de la justice pour les cinq prochaines années.
Par ailleurs, le programme de La Haye est le premier train de mesures complet à être négocié par les 25 États membres, ce qui illustre notre capacité, dans une Union élargie, à parvenir à un accord sur des questions majeures et complexes et est donc de bon augure pour l’avenir.
Dans une Europe dépourvue de frontières intérieures, nous devons joindre nos forces pour nous attaquer aux problèmes que sont le crime organisé, le terrorisme et la traite des êtres humains. En outre, nous devons travailler en étroite collaboration dans les domaines de l’asile et de l’immigration. Après tout, les demandeurs d’asile et les immigrés ont le droit de savoir où ils en sont en Europe.
Le programme de La Haye fait suite à celui de Tampere, qui, en 1999, était le premier programme à formuler la coopération dans ce domaine. Il se fonde sur les contributions des États membres, sur l’évaluation de Tampere réalisée par la Commission et sur la recommandation du Parlement européen du 14 octobre de cette année, en particulier quant aux méthodes de prise de décision.
Le programme de La Haye imprime un nouvel élan important. Les lacunes dans les systèmes nationaux sont comblées et, partant, les phénomènes tels que la criminalité transfrontière verront leur marge de manœuvre fortement limitée. Une plus grande attention sera accordée à la mise en œuvre correcte des mesures adoptées et leur efficacité sera régulièrement passée au crible.
Que signifie précisément le programme de La Haye?
L’Union facilitera l’échange d’informations entre les services de police, judiciaires et de renseignements des États membre sur la base du principe de la disponibilité des informations.
S’agissant du terrorisme, il a été convenu que les États membres iraient au-delà du maintien de leur propre sécurité; ils étendront leurs perspectives à l’ensemble du territoire de l’UE. Les institutions telles qu’Europol et Eurojust se verront confier un rôle central dans la lutte contre la criminalité.
Nous continuerons à travailler intensivement à un espace juridique européen, dans lequel il ne sera plus possible d’échapper à la condamnation prononcée dans un État membre de l’UE en passant dans un autre.
Des domaines d’importance majeure pour les citoyens européens, notamment l’économie et l’espace de liberté, de sécurité et de justice, étaient au cœur de cette réunion.
Parallèlement à cela, nous tâcherons de parvenir à un système commun d’asile d’ici à 2010, dans le cadre duquel les mêmes procédures seront suivies dans tous les pays. Nous souhaitons mettre en place un système unique qui soit humain, mais aussi non équivoque, de telle sorte que la pratique dite du «shopping en matière d’asile» appartienne au passé.
Nous nous attaquerons également à l’immigration clandestine avec plus d’efficacité, ce qui implique une politique commune de rapatriement et un meilleur contrôle aux frontières.
Nous travaillons pour l’instant aux principes de base de l’immigration qui seront établis, dans la mesure du possible, sous la présidence néerlandaise. Le coup d’envoi en a été donné lors d’une conférence ministérielle informelle à Groningen.
Un autre point que je voudrais souligner tout particulièrement est l’introduction du vote à la majorité qualifiée et de la procédure de codécision dans les domaines de l’asile et de l’immigration, sur laquelle vous avez insisté dans votre recommandation du 14 novembre. Nous allons accéder à votre demande en rendant l’Union plus décisive et plus démocratique à cet égard. Cette introduction prendra effet le 1er avril 2005. Bien que certains États membres aient fortement insisté pour que certaines exceptions soient prévues, celles-ci se limitent finalement à l’immigration légale.
Dans l’ensemble, ce programme est ambitieux et réaliste et la Commission européenne présentera l’année prochaine un plan d’action à cet égard. Les différentes propositions législatives y afférentes seront soumises à la procédure de consultation et de codécision. Je suis particulièrement satisfait que les États membres soient parvenus à se mettre d’accord sur les objectifs et la manière de les atteindre.
Une Europe plus sûre pour des citoyens libres, dont les droits constitutionnels sont protégés de manière effective, voilà de quoi il s’agit.
Je voudrais à présent me pencher sur l’autre sujet important du dernier Conseil européen qu’est l’économie européenne, autrement dit la préparation de la révision à mi-parcours de la stratégie de Lisbonne.
L’année 2004 a été marquée par une légère reprise de l’économie européenne. Cette reprise ne va toutefois pas de soi et, pour préserver notre modèle social européen, nous allons devoir apporter d’autres ajustements.
Le principal mérite du rapport Kok est qu’il démontre clairement la pertinence, sinon la nécessité, de la stratégie de Lisbonne. L’objectif fondamental de cette stratégie reste brûlant d’actualité. Il n’y a pas d’autre issue.
Le monde qui nous entoure est en pleine transformation parce que, outre les États-Unis, des économies telles que la Chine et l’Inde rivalisent non seulement en termes de coût de la main-d’œuvre, mais aussi de plu en plus en termes de qualité et d’innovation. Mais l’Europe subit elle aussi des changements: sa population est en train de vieillir, avec toutes les conséquences que cela implique pour la participation au marché du travail et la viabilité des régimes de pension et de soins de santé.
Nous avons également discuté de la question de «Communiquer l’Europe», autrement dit comment améliorer la communication et l’interaction entre les responsables politiques et les citoyens aux quatre coins de l’Europe. Enfin, nous avons débattu de plusieurs questions d’actualité étrangère, en ce compris l’Irak.
En dépit de tout cela, le chemin qui se profile devant nous est clair: ce n’est qu’en relevant les défis de l’avenir que nous pourrons maintenir les progrès accomplis à ce jour. La connaissance, l’innovation et la compétitivité doivent être les piliers qui sous-tendent la faculté d’adaptation de l’économie européenne. L’Europe doit développer davantage ses atouts. Fondée sur une population hautement qualifiée et disposant d’une large base, sur des marchés du travail flexibles, sur des systèmes sociaux stimulants et sur une écologie innovante, l’Europe sera capable de relever le défi mondial.
Le rapport Kok démontre ainsi clairement que la stratégie de Lisbonne doit être poursuivie avec force. Des progrès ont été accomplis à plusieurs égards: dans le domaine de la participation au marché du travail, du marché intérieur et de la diffusion des TIC et de l’internet dans les écoles, les universités, les administrations et les ménages. Cela dit, ne nous leurrons pas. M. Kok indique également que les efforts, en particulier de la part des États membres eux-mêmes, doivent s’intensifier, faute de quoi nous ne parviendrons assurément pas à nos objectifs.
C’est sur ce processus lui-même, dans le cadre duquel les changements structurels sont apportés tout en maintenant le soutien de la population, qu’a porté une discussion très animée entre mes collègues et moi-même lors du dernier Conseil européen. Nous avons échangé des expériences pratiques et nous avons défini dans les grandes lignes les perspectives d’avenir. C’était une discussion sérieuse, notamment parce que le rapport Kok fait référence aux États membres eux-mêmes.
Ce qui m’a frappé au cours de cette discussion instructive, c’est l’unanimité qui a porté sur la nécessité des réformes et d’une bonne communication à ce propos avec la population et la société civile.
Par ailleurs, les chefs de gouvernement étaient unanimes dans leur volonté d’endosser eux-mêmes la responsabilité politique de la stratégie de Lisbonne à l’échelon européen, mais aussi chez eux, dans leur propre pays. Dans ce contexte, c’est avec plaisir que nous avons entendu le futur président de la nouvelle Commission européenne, M. Barroso, confirmer qu’il considérait la stratégie de Lisbonne comme étant au cœur de sa politique et qu’il en prendrait personnellement la responsabilité au sein de la Commission.
J’ai examiné les rôles que doivent jouer le Conseil européen, la Commission et les États membres. Toutefois, le rapport Kok s’adresse aussi directement au Parlement européen, qui devrait s’impliquer davantage dans cette stratégie. Ainsi, il vous suggère par exemple de mettre sur pied une commission parlementaire permanente qui axe ses travaux sur la stratégie de Lisbonne ainsi que sur la croissance et l’emploi. Je serais naturellement ravi d’entendre comment vous réagirez à cette recommandation.
Monsieur le Président, je tiens à présent à me pencher sur un autre point, dont vous avez vous-même discuté avec nous, à savoir celui de «Communiquer l’Europe». La conscience du fait que nous devons communiquer plus efficacement avec les citoyens à propos de ce qu’est et de ce que fait l’Europe requiert une attention permanente. J’estime qu’il est positif que les futures présidences aient déclaré qu’elles poursuivraient les discussions à cet égard.
La ratification du traité établissant une Constitution pour l’Europe constitue une occasion privilégiée d’améliorer la communication avec les citoyens. Les citoyens d’Europe partagent des valeurs essentielles et il incombe aux responsables politiques, vous et mois, de faire connaître le projet européen. La création d’un débat véritablement ouvert requiert une collaboration entre le Conseil, le Parlement et la Commission européenne. C’est pourquoi je me félicite de l’intention du futur président de la Commission, M. Barroso, de confier le portefeuille de la communication à la vice-présidente. Nous attendons avec impatience la stratégie de communication qui, comme annoncé, sera présentée avant même le Conseil européen de juin.
J’en viens à présent aux domaines de la politique étrangère dont nous avons discuté. Commençons par l’Irak. Le Conseil européen est parvenu à se mettre d’accord sur un train de mesures de soutien en faveur de l’Irak à court terme. Nous avons présenté ce train de mesures au Premier ministre irakien, M. Allaoui, que nous avions invité spécialement pour l’occasion, au cours d’un déjeuner organisé le 5 novembre. Qui plus est, nous avons ensuite offert à l’Irak des perspectives de coopération et de dialogue pour le long terme. M. Allaoui nous a remerciés pour le soutien que nous accordons au processus de reconstruction irakien. Dans le cadre de ce processus, les élections jouent un rôle majeur. J’attache dès lors beaucoup de prix à la déclaration du Premier ministre Allaoui, selon laquelle, en dépit des problèmes de sécurité qui persistent, ces élections se tiendront en janvier au plus tard.
La réunion que nous avons eue avec M. Allaoui ainsi que le dispositif d’aide que nous lui avons soumis démontrent que l’Union européenne est désireuse et capable de jouer un rôle plus grand dans l’apport d’un soutien concret au processus de reconstruction politique et économique en Irak. En outre, un signe d’unanimité semblable a été donné au sein de l’Union en faveur de l’Irak.
Les derniers événements survenus dans mon pays ne me laissent d’autre choix que de commencer par le thème de la liberté, de la sécurité et de la justice. Ces événements illustrent de façon déplaisante, mais aussi puissante, qu’il est indispensable de renforcer davantage la coopération dans ces domaines.
Un autre point de la politique étrangère sur lequel le Conseil européen s’est exprimé est l’Iran. Que les choses soient claires: nous exigeons une suspension totale et permanente, décidée volontairement, de toutes les activités d’enrichissement et de retraitement. Ce n’est qu’à cette condition que l’Union européenne offrira à l’Iran la possibilité de discuter d’une coopération à long terme mutuellement avantageuse. Bien que l’accord conclu ce week-end avec Téhéran soit un pas dans la bonne direction, nous devrions commencer par nous assurer que la suspension par l’Agence internationale de l’énergie atomique puisse être définie dans les plus brefs délais. Si cette tentative échoue elle aussi, nous n’aurons manifestement pas d’autre choix que de recourir au Conseil de sécurité des Nations unies.
Ceci m’amène à la question du Moyen-Orient, où le processus de paix semble à nouveau possible. Il est à espérer que la décision israélienne de se retirer de la bande de Gaza offre une nouvelle opportunité à la reprise de la feuille de route. Le Conseil européen a tenté d’en tirer profit. Sur proposition de Javier Solana, nous avons à présent formulé un programme d’action à court terme pour soutenir les Palestiniens sur les plans de la sécurité, des réformes, des élections et du développement économique. Pour que ce programme soit couronné de succès, il va sans dire que nous avons besoin de la coopération tant des Palestiniens que des Israéliens. Bien que l’heure soit au deuil du président Arafat, j’espère que l’Autorité palestinienne, dès qu’un nouveau président sera élu en janvier, prendra un nouveau départ prompt et résolu.
La situation au Soudan demeure extrêmement difficile. Le Conseil européen a exhorté le gouvernement du Soudan et les autres parties à satisfaire aux exigences formulées par la communauté internationale. À cet égard, nous disposons d’un moyen de pression évident, à savoir la possibilité d’imposer des sanctions, si besoin est. Si les choses prennent cette tournure, nous n’hésiterons pas à le faire.
Il y a trois semaines, le Parlement européen a tenu un débat sur l’Ukraine avec le Conseil. J’espère que les autorités ukrainiennes ont bien saisi le message envoyé par le Conseil. Le second tour des élections présidentielles a lieu ce dimanche. Ce second tour doit être plus démocratique que le premier. Dans le cas contraire, nous devrons envisager les conséquences que nous voulons attacher à cette question.
Il ressort clairement des conclusions que le Conseil européen n’a pas discuté de l’élargissement de l’Union. C’est en décembre que nous le ferons. À ce moment, nous connaîtrons l’issue du débat que le Parlement consacrera à cette question. Les décisions que nous devons prendre à l’égard des quatre pays candidats ont le pouvoir de changer radicalement l’Union. Un avis clair, positif et orienté vers l’avenir de la part du Parlement est essentiel pour faire face à ces décisions et à leur application en toute confiance. C’est le résultat que j’appelle de mes vœux pour le 2 décembre.
Si vous me le permettez, je terminerai par quelques mots sur le Parlement lui-même et sur la Commission.
Pour commencer, je partage votre souhait de résoudre cette question de longue date qu’est le statut des membres de ce Parlement. Des accords transparents et non équivoques à propos du salaire et des autres conditions de travail des membres de votre Assemblée permettent d’éviter des perceptions qui sapent la confiance dans les institutions et dans l’Union tout entière. Dans les prochaines semaines, la présidence, en la personne du ministre des affaires européennes, M. Nicolaï, étudiera les possibilités existantes de parvenir à un accord sur cette question qui attend une solution depuis trop longtemps. Monsieur le Président, vous aussi, vous serez consulté à ce propos dans les tout prochains jours.
À proprement parler, le résultat du débat que ce Parlement a tenu il y a trois semaines au sujet de la Commission proposée ne figurait pas à l’ordre du jour du Conseil européen. Monsieur le Président, c’est néanmoins à juste titre que vous avez attiré l’attention sur ce point dans l’allocution que vous avez prononcée devant le Conseil européen. Je voudrais en faire de même aujourd’hui.
Ce débat ne s’est pas soldé par une crise au sein de l’Union. Au contraire, l’Union en est ressortie plus forte. Le Traité confère un rôle de taille au Parlement dans la désignation de la Commission. Le Parlement avait tous les droits de rejeter la Commission proposée. Si le Parlement l’avait rejetée à l’issue d’un vote, il aurait ainsi fait preuve d’une prise de conscience de son importance politique.
De même, c’est une bonne chose que M. Barroso, le président désigné, ait tiré les enseignements politiques de ce débat. Il s’est montré à même d’adapter sa Commission en vue de recevoir le soutien le plus large possible du Parlement. Ce faisant, il a jeté les fondations d’une coopération solide entre le Parlement et la Commission.
Monsieur le Président, je vous suis très reconnaissant pour les marques de soutien et de solidarité que vous avez adressées au gouvernement néerlandais et à la communauté néerlandaise dans son ensemble le 15 novembre dernier. Permettez-moi de réagir à ces propos en tant que représentant de mon pays.
Le Conseil voit également ce résultat d’un œil positif. Le Conseil souhaite se mettre au travail avec le Parlement et la Commission. Des questions et des choix importants nous attendent. J’ai bon espoir que demain, le Parlement européen exprimera sa confiance dans la Commission, et nous pourrons ensuite retrousser nos manches.
Les Pays-Bas sont fiers de leur diversité. Depuis la Seconde Guerre mondiale, nous avons accueilli d’importants groupes de personnes en provenance de nombreux pays - certains parce qu’ils étaient persécutés, d’autres parce qu’ils pouvaient construire un meilleur avenir avec nous, et ils ont été les bienvenus pour renforcer notre marché du travail. La contribution apportée par ces personnes en termes de qualité de notre société est immense et nous l’apprécions.
Aujourd’hui, ces personnes et leurs familles ont leur place parmi nous, ce qui exige une considération et des efforts de la part de tous. L’intégration est une question complexe qui touche à l’identité, aux normes et aux valeurs, ainsi qu’à la volonté de se connaître et de se comprendre les uns les autres. Dans le même temps, l’intégration requiert également le respect des règles fondamentales de notre société: la liberté d’opinion, la liberté de culte et le respect de l’État de droit démocratique, qui doit offrir aux individus la protection à laquelle ils ont droit.
La dernière fois que j’ai eu la chance de m’adresser à ce Parlement, j’ai déclaré, en parlant de la perspective d’adhésion de la Turquie à l’Union européenne, que la question n’était pas l’Islam ou la religion et je maintiens ces propos aujourd’hui. Dans notre société européenne, les individus de confessions différentes ont toutes les chances de vivre côte à côte et les uns avec les autres. Ce qui n’est pas acceptable, c’est d’utiliser la religion comme excuse pour attaquer les gens, les écoles, les mosquées ou les églises. C’est contre cela qu’aux quatre coins de l’Europe, nous devons lutter avec conviction et détermination.
Monsieur le Président, lorsque vous avez exprimé votre soutien lundi dernier, vous avez souligné l’importance, pour l’ensemble de la société européenne, des événements survenus récemment aux Pays-Bas, et je suis d’accord avec vous sur ce point. Les Pays-Bas ont la conviction que nous devons conjuguer nos efforts avec davantage d’efficacité dans la lutte contre le terrorisme. La violence des réactions et contre-réactions qui ont fait suite à l’assassinat de M. Van Gogh a une fois encore mis en lumière les tensions présentes dans notre société. En Europe également, nous devons apprendre les uns des autres en matière d’intégration des minorités. Je vais à présent examiner plus en détail le programme pluriannuel pour la justice et les affaires intérieures, le programme de La Haye, qui permet d’approfondir davantage ces deux domaines."@fr8
"Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dames en heren, het is mij een genoegen u vandaag verslag te doen van de afgelopen Europese Raad op 4 en 5 november. De Europese Raad heeft een goede bijeenkomst gehad.
Vorige week vond in Nederland een ministeriële conferentie plaats waarop het onderwerp integratie al indringend werd besproken. Natuurlijk hebben we de afgelopen week direct gebruik gemaakt van het bestaande operationele instrumentarium. Ook hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzocht aanstaande vrijdag in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken met hun collega's de gebeurtenissen in Nederland te bespreken en over Europese aspecten daarvan te overleggen.
Ik keer terug naar mijn rol van Voorzitter van de Europese Raad en naar het eigenlijke onderwerp van dit debat. De Europese Raad stelt op 5 november het Haags programma vast. Het programma geeft de grote lijnen weer van onze samenwerking op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht voor de komende 5 jaar.
Het Haags programma is bovendien het eerste veelomvattende pakket van maatregelen waarover met 25 lidstaten is onderhandeld. Dat geeft aan dat we ook in een grotere Unie het eens kunnen worden over belangrijke, ingewikkelde beleidsvraagstukken. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
In een Europa zonder binnengrenzen moeten we de handen ineenslaan om problemen als georganiseerde misdaad, terrorisme en mensensmokkel aan te pakken. We moeten ook intensief samenwerken op het gebied van asiel en migratie. Asielzoekers en migranten hebben immers recht op duidelijkheid in Europa.
Het Haags programma bouwt voort op het programma van Tampere, dat in 1999 voor het eerst de samenwerking op dit terrein formuleerde. Het is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, de Commissie-evaluatie van Tampere en de aanbeveling van het Europees Parlement van 14 oktober dit jaar, met name voor wat betreft de besluitvormingsmethoden.
Het Haags programma geeft belangrijke nieuwe impulsen. Mazen tussen nationale systemen worden gedicht, waardoor fenomenen als grensoverschrijdende criminaliteit veel minder kansen krijgen. Er zal scherper worden toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van genomen maatregelen en de effectiviteit ervan zal regelmatig onder de loep worden genomen.
Wat houdt het Haags programma concreet in?
De Unie zal de informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten van de lidstaten makkelijker maken op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie.
Over terrorisme is afgesproken dat lidstaten verder gaan dan het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich ook zullen richten op het gehele grondgebied van de EU. Instellingen als Europol en Eurojust krijgen een centrale rol in de misdaadbestrijding.
We gaan krachtig verder werken aan een Europese rechtsruimte, waarin men zijn straf niet meer kan ontlopen door naar een andere EU-lidstaat uit te wijken.
Centraal stonden terreinen die voor burgers van groot belang zijn, zoals de economie, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Daarnaast gaan we toewerken naar een gemeenschappelijk asielstelsel in 2010, waarin in alle landen dezelfde procedures worden gevolgd. We willen één stelsel dat humaan, maar ook duidelijk is, zodat er een einde komt aan het ‘asielshoppen’.
Ook illegale immigratie zal beter worden aangepakt. Daarbij horen een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en betere grenscontroles.
We werken nu aan basisbeginselen voor integratie die zo mogelijk al tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen worden vastgesteld. Daarmee is een begin gemaakt tijdens een informele ministeriële conferentie in Groningen.
Een ander punt dat ik in het bijzonder wil noemen, is de invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het terrein van asiel en migratie, iets waarop u in uw aanbeveling van 14 november jongstleden heeft aangedrongen. We gaan, zoals u ons heeft gevraagd, de Unie slagvaardiger en democratischer maken op dit terrein. Per 1 april 2005 vindt deze invoering plaats. Er bestonden weliswaar bij enkele lidstaten sterke wensen om hierop diverse uitzonderingen te maken, maar uiteindelijk is dit beperkt gebleven tot de uitzondering van legale migratie.
Het is, Voorzitter, al met al een ambitieus en realistisch programma. De Europese Commissie zal daar volgend jaar een actieplan voor presenteren. De afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die daarin worden opgenomen, zullen u in de raadplegings- en medebeslissingsprocedure worden voorgelegd. Ik ben bijzonder blij dat nu tussen de lidstaten overeenstemming is bereikt over de doelstellingen en de weg waarlangs we die willen bereiken.
Een veiliger Europa voor vrije burgers van wie de grondrechten goed zijn beschermd. Dáár gaat het ons om.
Dan het andere belangrijke thema van de afgelopen Europese Raad; de Europese economie ofwel de voorbereiding van de
van de Lissabon-strategie.
Het jaar 2004 staat in het teken van een licht herstel van de economie in Europa. Dat herstel is echter geen vanzelfsprekendheid. Om ons Europese maatschappijmodel veilig te stellen, zullen we ons verder moeten aanpassen.
Het belangrijkste wapenfeit van het verslag Kok, Voorzitter, is dat het de relevantie, meer nog, de noodzaak van de Lissabon-strategie helder aantoont. De hoofddoelstelling van de strategie staat volledig overeind. Er is geen alternatief.
De wereld om ons heen verandert omdat naast de VS ook economieën als China en India niet alleen maar op loonkosten, maar ook steeds meer op kwaliteit en innovatie concurreren. Maar Europa zelf verandert ook: de vergrijzing neemt toe, met alle gevolgen voor de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van pensioenstelsels en de gezondheidszorg.
Voorts hebben we gesproken over
over de verbetering van communicatie en interactie tussen politici en burgers over Europa. Tenslotte hebben wij een aantal actuele externe dossiers besproken, waaronder met name Irak.
Toch is de weg duidelijk: alleen door de uitdaging van de toekomst aan te gaan, kunnen wij de verworvenheden van het heden behouden. Kennis, innovatie en concurrentievermogen moeten de pijlers zijn onder het aanpassingvermogen van de Europese economie. Europa moet zijn sterke kanten verder ontwikkelen. Vanuit een breed en hoog opgeleide bevolking, flexibele arbeidsmarkten, activerende sociale stelsels en innovatieve ecologie zal Europa de mondiale uitdaging kunnen aangaan.
Het verslag Kok laat dus glashelder zien dat de Lissabon-strategie met kracht moet worden voortgezet. In een aantal opzichten is vooruitgang en voortgang geboekt. Op het gebied van de arbeidsparticipatie, op het gebied van de interne markt en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en huishoudens. Maar, laten we onszelf geen rad voor de ogen draaien, tegelijkertijd geeft Kok aan dat de inspanningen, vooral door de lidstaten zelf, omhoog moeten. Anders halen wij de doelstellingen zeker niet.
Juist over dit proces, het doorvoeren van structurele verandering met behoud van publiek draagvlak, heb ik tijdens de afgelopen Europese Raad een zeer levendige discussie informeel met mijn collega's gevoerd. Praktijkervaringen werden uitgewisseld, toekomstvisies geschetst. Het was een goede discussie, juist omdat het verslag Kok naar de lidstaten zelf verwijst.
Wat mij bij die informele discussie opviel, was de eensgezindheid over de noodzaak van hervormingen en over de noodzaak hierover goed te communiceren met de samenleving en het maatschappelijk middenveld.
Daarnaast waren de regeringsleiders eensgezind in hun bereidheid de politieke verantwoordelijkheid voor de Lissabon-strategie op zich te nemen, op Europees niveau, maar ook thuis, in eigen land. Verheugend daarbij was ook dat de beoogde voorzitter van de nieuwe Europese Commissie, de heer Barroso, bevestigde dat hij de Lissabon-strategie als kern ziet van zijn beleid en dat hij binnen de Commissie zelf hiervoor de verantwoordelijkheid zal nemen.
Ik heb nu gesproken over de rollen die de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten moeten spelen. Maar het verslag Kok richt zich ook rechtstreeks tot het Europees Parlement, dat meer bij deze strategie betrokken zou moeten worden. Zo bevat het een suggestie dat u een vaste parlementaire commissie instelt die zich richt op de Lissabon-strategie en groei en werkgelegenheid. Ik ben uiteraard geïnteresseerd te vernemen wat u met deze aanbeveling zal gaan doen.
Voorzitter, dan wil ik ingaan op het andere thema
. U heeft daar zelf ook met ons over gesproken. Het besef dat met onze burgers beter moet worden gecommuniceerd over wat Europa is en doet, vergt voortdurende aandacht. Ik acht het positief dat toekomstige voorzitterschappen hebben aangegeven de besprekingen hierover voort te zullen zetten.
De ratificatie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is een belangrijke gelegenheid om de communicatie met burgers verder te verbeteren. De burgers van Europa delen essentiële waarden en het is aan politici, aan u en aan mij, om het Europees project van Europa over te brengen. Zorgen voor een echt open debat vereist samenspel tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik verwelkom dan ook het voornemen van beoogd Commissievoorzitter Barroso om een vice-voorzitter te belasten met de portefeuille communicatie. Wij zien uit naar de aangekondigde communicatiestrategie, die nog voor de Europese Raad van juni zal worden voorgelegd.
Voorzitter, ik ben nu aangekomen bij de behandelde kwesties van extern beleid. Allereerst Irak. De Europese Raad heeft overeenstemming kunnen bereiken over een pakket van ondersteuningsmaatregelen voor Irak voor de korte termijn. Dat pakket hebben we tijdens de lunch op 5 november aan de Iraakse premier Allawi, die wij hiervoor speciaal hadden uitgenodigd, aangeboden. Bovendien hebben we Irak toen uitzicht op samenwerking en dialoog voor de lange termijn geboden. Allawi heeft ons bedankt voor de steun aan het Iraakse wederopbouwproces. In dit proces spelen de verkiezingen een belangrijke rol. Ik hecht dan ook groot belang aan de mededeling van premier Allawi dat deze verkiezingen, ondanks de aanhoudende veiligheidsproblemen, uiterlijk in januari zullen plaatsvinden.
Onze ontmoeting met Allawi en het hulppakket dat wij hebben aangeboden, tonen aan dat de Europese Unie bereid en in staat is om een grotere rol te spelen bij de concrete ondersteuning van het politieke en economische wederopbouwproces in Irak. Bovendien werd zo een signaal gegeven van eensgezindheid binnen de Unie ten aanzien van Irak.
Mijnheer de Voorzitter, de recente ontwikkelingen in mijn eigen land laten mij geen andere keuze dan te beginnen met het thema vrijheid, veiligheid en recht. Die ontwikkelingen vormen een wrang maar krachtig bewijs dat een verdere stap in de samenwerking op die terreinen onontbeerlijk is.
Een tweede punt van extern beleid waarover de Europese Raad zich uitsprak, is Iran. Laat ik helder zijn: wij willen volledige en duurzame opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten door Iran, op vrijwillige basis. Alleen dan kan de Europese Unie Iran uitzicht bieden op besprekingen over een samenwerking op lange termijn, die voor zowel de Europese Unie als Iran voordelen zal bieden. Het akkoord dat in het weekend met Teheran is bereikt, is een stap in de goede richting. We moeten er ons wel eerst van overtuigen dat de opschorting door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie snel kan worden vastgesteld. Wanneer ook deze poging mislukt, lijkt slechts één mogelijkheid te resteren, en dat is een gang naar de VN-Veiligheidsraad.
Voorzitter, dit brengt me bij het Midden-Oosten. Er lijkt voor het vredesproces in het Midden-Oosten een nieuwe
te ontstaan. Het Israëlische besluit zich uit de Gazastrook terug te trekken biedt hopelijk een nieuwe mogelijkheid voor het uitvoeren van de
. De Europese Raad heeft hierop willen inspelen. Wij hebben nu op voorstel van Javier Solana een actieprogramma op korte termijn vastgesteld ter ondersteuning van de Palestijnen op de terreinen van veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economisch ontwikkeling. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit programma is uiteraard de medewerking nodig van zowel de Palestijnen als de Israëli's. Nu wordt gerouwd om de dood van president Arafat. Ik hoop echter dat de Palestijnse Autoriteit, wanneer in januari een nieuwe President zal zijn gekozen, snel en daadkrachtig een nieuwe start zal maken.
De situatie in Sudan blijft buitengewoon moeilijk. De Europese Raad heeft de regering van Sudan en alle andere partijen opgeroepen aan de internationale eisen te voldoen. Wij hebben hierbij een duidelijke
namelijk de mogelijkheid om zonodig sancties in te stellen. Indien dat echt noodzakelijk is, dan zullen wij dat ook doen.
Voorzitter, drie weken geleden heeft het Europees Parlement met de Raad een debat gevoerd over Oekraïne. Ik hoop dat het signaal dat de Europese Raad heeft gegeven door de Oekraïense autoriteiten goed wordt begrepen. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen vindt aanstaande zondag plaats. Deze ronde zal democratischer moeten zijn dan de eerste. Zo niet, dan moeten wij ons beraden over de gevolgen die wij daaraan willen verbinden.
Zoals uit de conclusies blijkt, Voorzitter, heeft de Europese Raad niet gesproken over de uitbreiding van de Unie. Dat zullen wij in december doen. Wij zullen dan de uitkomst kennen van het debat dat het Parlement hieraan zal wijden. De beslissingen waarvoor wij aangaande de vier kandidaat-lidstaten staan, kunnen de Unie ingrijpend veranderen. Om met vertrouwen de besluitvorming en de uitvoering van de besluiten tegemoet te kunnen zien, is een duidelijke, positieve en toekomstgerichte visie van het Parlement van groot belang. Ik hoop dat dit het resultaat zal zijn op 2 december.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, enkele woorden over het Parlement zelf en over de Commissie.
Allereerst: ik deel uw wil om de slepende kwestie van het statuut van de leden van dit Parlement op te lossen. Transparante en eenduidige afspraken over het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden van de leden van uw parlement, voorkomen percepties die het vertrouwen in de instellingen en de Unie als geheel ondergraven. Het voorzitterschap, in de persoon van de minister voor Europese Zaken Nicolaï, zal in de komende periode onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om over deze al te lang onopgeloste kwestie overeenstemming te bereiken. Hierover zal deze dagen ook met u, mijnheer de Voorzitter, worden overlegd.
Strikt genomen stond de uitkomst van het debat dat dit parlement drie weken geleden voerde over de voorgestelde Commissie niet op de agenda van de Europese Raad. Terecht hebt U, Mijnheer de Voorzitter, er in Uw bijdrage in de Europese Raad niettemin aandacht aan besteed. Ik wil dat nu ook doen.
De Unie is niet in een crisis geraakt door dit debat, integendeel, zij is erdoor versterkt. Aan het Parlement is in het Verdrag een belangrijke rol toegewezen bij de benoeming van de Commissie. Het is het volste recht van het Parlement een voorgestelde Commissie af te wijzen. Dat het Parlement, als de Commissie in stemming zou zijn gebracht, dat zou hebben gedaan, is een uiting van politiek zelfbewustzijn.
Evenzeer is het goed dat beoogd voorzitter Barroso de politieke lessen heeft getrokken uit het debat die hij moest trekken. Hij heeft zijn Commissie kunnen bijstellen opdat hij een zo breed mogelijke steun krijgt in dit Parlement. Hij legt zo een sterke basis voor samenspel tussen Parlement en Commissie.
Mijnheer de voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk voor de woorden van steun en solidariteit aan de Nederlandse regering en de gehele Nederlandse samenleving die u uitsprak op 15 november. Sta mij toe om daar in mijn nationale hoedanigheid op te reageren.
Vanuit de Raad bezien, is de uitkomst eveneens positief. De Raad wil snel aan de slag, met Parlement en Commissie. Er wachten ons belangrijke vraagstukken en belangrijke keuzes. Ik heb goede hoop dat het Europees Parlement morgen zijn vertrouwen in de Commissie zal uitspreken en dat wij daarna gezamenlijk aan het werk gaan.
Nederland is trots op zijn diversiteit. Wij hebben sinds de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen opgenomen uit vele landen. Sommigen omdat zij werden vervolgd, anderen omdat zij een betere toekomst bij ons konden opbouwen en welkome versterkingen vormden op onze arbeidsmarkt. De bijdrage van deze mensen aan de kwaliteit van onze samenleving is groot en wordt gewaardeerd.
Nu horen zij bij ons, zij en hun familieleden. Dat 'erbij horen' vraagt evenwel aandacht en inspanningen, van beide kanten. Integratie is een complex vraagstuk, dat raakt aan identiteit, normen en waarden en elkaar leren kennen en begrijpen. Tegelijk vereist integratie ook het respecteren en naleven van de fundamentele spelregels van onze samenleving: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving, respect voor de democratische rechtsstaat die individuen de bescherming moet bieden waarop zij recht hebben.
De vorige keer dat ik dit Parlement mocht toespreken heb ik gezegd, sprekend over het perspectief van de Turkse toetreding tot de Unie, dat islam of religie niet het onderwerp is. Ik herhaal dat vandaag. In onze Europese samenleving kunnen mensen met verschillende geloofsovertuigingen uitstekend naast, en met elkaar leven. Wat niet kan, is geloof misbruiken als voorwendsel om aanslagen te plegen op mensen, scholen, moskeeën of kerken. Daar moeten wij ons allemaal, in heel Europa, met overtuiging en daadkracht tegen verzetten.
Mijnheer de Voorzitter, in uw steunbetuiging van afgelopen maandag wees u op de betekenis van recente gebeurtenissen in Nederland voor de gehele Europese samenleving. Ik geef u daarin gelijk. Nederland is ervan overtuigd dat we beter moeten samenwerken bij terrorismebestrijding. De felle reacties en tegenreacties na de moord op Van Gogh lieten nogmaals zien dat er spanning zit in de samenhang in onze samenleving. Ook in Europa moeten we van elkaar leren op het terrein van de integratie van minderheden. Ik ga zodadelijk nader in op het meerjarenprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het Haags Programma, dat in een verdieping op beide terreinen voorziet."@hu11
"Signor Presidente, onorevoli parlamentari, sono lieto di potervi riferire in merito al Consiglio europeo del 4 e 5 novembre, incontro che si è dimostrato produttivo.
La settimana scorsa si è svolta una conferenza ministeriale, in cui si è discusso ampiamente il tema dell’integrazione. Naturalmente in questa settimana abbiamo applicato immediatamente gli strumenti operativi esistenti. Inoltre, i ministri della Giustizia e degli Affari interni hanno chiesto di discutere i fatti avvenuti nei Paesi Bassi e di deliberare sugli aspetti europei di tali fatti con i loro colleghi nel Consiglio “Giustizia e Affari interni” di venerdì prossimo.
Torno ora al mio ruolo di Presidente in carica del Consiglio europeo e al tema di questa discussione. Il 5 novembre il Consiglio europeo ha adottato il programma dell’Aia, che definisce la nostra cooperazione nello spazio di libertà, sicurezza e giustizia per il prossimo quinquennio.
Inoltre, il programma dell’Aia è il primo pacchetto completo di misure a essere stato oggetto di un negoziato che ha coinvolto 25 Stati membri. Ciò dimostra che anche in un’Unione allargata possiamo giungere a un accordo su questioni importanti e complesse e questo fatto fa ben presagire per il futuro.
In un’Europa senza frontiere interne, dobbiamo unire le forze per far fronte a problemi come la criminalità organizzata, il terrorismo e la tratta di esseri umani. Dobbiamo, inoltre, agire in stretta collaborazione nei campi dell’asilo e dell’immigrazione. Dopo tutto, i richiedenti asilo e gli immigrati hanno il diritto di conoscere la propria posizione in Europa.
Il programma dell’Aia si fonda su quello di Tampere, che, nel 1999, è stato il primo programma a sancire la cooperazione in quest’area. E’ basato sui contributi degli Stati membri, sulla valutazione di Tampere da parte della Commissione e sulla raccomandazione adottata dal Parlamento europeo il 14 ottobre 2004, in particolare per quanto riguarda i metodi decisionali.
Il programma dell’Aia dà importanti nuovi impulsi. Sono state eliminate le scappatoie presenti nei sistemi nazionali e, di conseguenza, fenomeni come la criminalità internazionale godranno di meno opportunità. Sarà prestata maggiore attenzione alla corretta attuazione delle misure adottate, la cui efficacia sarà verificata regolarmente.
Qual è l’obiettivo specifico del programma dell’Aia?
L’Unione faciliterà alla polizia, alla giustizia e ai servizi di
degli Stati membri lo scambio di informazioni sulla base del principio della disponibilità.
Riguardo al terrorismo, è stato concordato che gli Stati membri non si limiteranno a mantenere la propria sicurezza; estenderanno la loro prospettiva anche all’intero territorio dell’Unione europea. Istituzioni come Europol e Eurojust avranno un ruolo centrale nella lotta contro la criminalità.
Continueremo a lavorare intensamente su uno spazio giuridico europeo, in cui non sia più possibile sfuggire a una sentenza trasferendosi in un altro Stato membro dell’Unione.
Al centro della discussione abbiamo posto temi che sono di fondamentale importanza per i cittadini, come l’economia e lo spazio di libertà, sicurezza e giustizia.
Parallelamente, lavoreremo per istituire un regime comune di asilo entro il 2010, nel quale si seguiranno le stesse procedure in tutti i paesi. Vogliamo un regime unico che sia benevolo, ma nel contempo non ambiguo, in modo che il rimpallo dei richiedenti asilo da un paese all’altro divenga un fenomeno del passato.
Anche l’immigrazione clandestina sarà affrontata in modo più efficace, il che implica una politica comune in materia di rimpatrio e un migliore controllo delle frontiere.
Attualmente stiamo lavorando sui principi fondamentali per l’integrazione, che saranno fissati, se possibile, durante la Presidenza olandese. Un primo passo è stato compiuto su questo punto durante una conferenza ministeriale informale a Groningen.
Un altro punto che vorrei menzionare in particolare è l’introduzione del voto a maggioranza qualificata e della codecisione nei settori dell’asilo e dell’immigrazione, aspetto, questo, da voi ribadito nella raccomandazione del 14 novembre. Accoglieremo la vostra richiesta rendendo l’Unione più decisa e democratica al riguardo. Questa decisione entrerà in vigore il 1° aprile 2005. Sebbene alcuni Stati membri abbiamo premuto per l’introduzione di varie eccezioni, alla fine le uniche deroghe contemplate sono limitate all’immigrazione legale.
Nel complesso, è un programma ambizioso e realistico, in base al quale l’anno prossimo la Commissione europea presenterà un piano di azione. Le distinte proposte legislative in esso contenute saranno sottoposte al vostro esame nel quadro della procedura di consultazione e di codecisione. Sono particolarmente soddisfatto che si sia raggiunto un accordo tra gli Stati membri sugli obiettivi e sul modo in cui vogliamo realizzarli.
Un’Europa più sicura per cittadini liberi, i cui diritti costituzionali siano efficacemente tutelati. Di questo si tratta.
Vorrei ora passare all’altro importante tema dell’ultimo Consiglio europeo, vale a dire l’economia europea, in altri termini la preparazione della revisione intermedia della strategia di Lisbona.
Il 2004 è segnato da un lieve recupero dell’economia europea. Questo recupero, comunque, non è naturale. Al fine di salvaguardare il nostro modello sociale europeo, dovremo apportare ulteriori adeguamenti.
Il merito principale della relazione Kok è di dimostrare chiaramente l’importanza, se non la necessità, della strategia di Lisbona. L’obiettivo chiave della strategia è ancora decisamente valido. Non esiste un’alternativa.
Il mondo intorno a noi sta cambiando perché, oltre agli Stati Uniti, vi sono economie, tra cui la Cina e l’India, che non solo competono in termini di costi del lavoro, ma anche e sempre di più in termini di qualità e di innovazione. Anche l’Europa sta cambiando, tuttavia: la popolazione invecchia, con tutte le conseguenze che questo comporta per la partecipazione della forza lavoro e la sostenibilità dei regimi pensionistici e dell’assistenza sanitaria.
Abbiamo inoltre discusso del tema “comunicare l’Europa”, vale a dire del miglioramento della comunicazione e dell’interazione tra i politici e i cittadini in tutta l’Unione europea. Infine, abbiamo dibattuto una serie di temi d’attualità inerenti agli affari esterni, tra cui l’Iraq.
Nonostante questo, la via da percorrere è chiara: solamente affrontando la sfida del futuro potremo mantenere i risultati cui siamo giunti oggi. Conoscenza, innovazione e competitività devono essere i pilastri alla base dell’adattabilità dell’economia europea. L’Europa deve sviluppare ulteriormente le sue forze. L’Europa sarà capace di sostenere la sfida globale grazie al coinvolgimento globale di una popolazione altamente qualificata, grazie a mercati del lavoro flessibili e all’attivazione di sistemi sociali e di un’ecologia innovativa.
La relazione Kok dimostra chiaramente che la strategia di Lisbona deve essere perseguita con forza. Sono stati compiuti progressi su una serie di punti: nei settori della partecipazione della forza lavoro, del mercato interno e della diffusione delle tecnologie informatiche e di
nelle scuole, nelle università, nei governi e nelle famiglie. Tuttavia, non dobbiamo illuderci. Kok ha indicato, allo stesso tempo, che gli sforzi devono essere potenziati, in particolare da parte degli stessi Stati membri. In caso contrario, sicuramente non raggiungeremo gli obiettivi.
Proprio questo processo, in cui il cambiamento strutturale è realizzato mantenendo la base di sostegno dell’opinione pubblica, è stato il tema di una discussione molto vivace tra me e i miei colleghi durante l’ultimo Consiglio europeo. Vi è stato uno scambio di esperienze pratiche e sono state delineate le prospettive future. E’ stata una discussione efficace, in particolare perché la relazione Kok fa riferimento agli Stati membri stessi.
Mi ha colpito, durante quella discussione informativa, l’unanimità emersa in merito alla necessità delle riforme e di un’adeguata comunicazione in proposito con i cittadini e la società civile.
Inoltre, i capi di governo erano unanimi nella loro volontà di assumersi la responsabilità politica per la strategia di Lisbona a livello europeo, ma anche a livello nazionale, nei rispettivi paesi. E’ gratificante a tale riguardo che anche il futuro Presidente della nuova Commissione europea, Barroso, abbia confermato di considerare la strategia di Lisbona al centro della sua politica e di assumersene personalmente la responsabilità in seno alla Commissione.
Ho discusso i ruoli che devono svolgere il Consiglio europeo, la Commissione e gli Stati membri. Tuttavia, la relazione Kok si rivolgeva anche direttamente al Parlamento europeo, che dovrebbe essere maggiormente coinvolto in questa strategia. La relazione suggerisce, ad esempio, di istituire una commissione parlamentare permanente che si concentri sulla strategia di Lisbona, sulla crescita e sull’occupazione. Ovviamente, sono interessato a sapere come risponderete a questa raccomandazione.
Signor Presidente, vorrei ora passare a un altro argomento, che lei ha discusso con noi, vale a dire “comunicare l’Europa”. La consapevolezza di cui abbiamo bisogno per informare più efficacemente i cittadini sugli elementi distintivi e sull’azione dell’Europa richiede un’attenzione continua. Considero positivo che le future Presidenze abbiano indicato che proseguiranno le discussioni su questo tema.
La ratifica del Trattato che adotta una Costituzione per l’Europa è un’importante occasione per migliorare ulteriormente la comunicazione con i cittadini. I cittadini europei condividono valori essenziali e dipende dai politici, da voi e da me, rendere noto il progetto europeo. Instaurare un dibattito veramente aperto richiede una cooperazione tra il Consiglio, il Parlamento europeo e la Commissione europea. Accolgo quindi con favore l’intenzione del futuro Presidente della Commissione Barroso, di nominare un Vicepresidente responsabile della comunicazione. Attendiamo con ansia l’annunciata strategia di comunicazione che sarà presentata prima del Consiglio europeo di giugno.
Passo ora alle aree di politica estera che sono state oggetto di discussione. Prima di tutto, l’Iraq. Il Consiglio europeo è riuscito a raggiungere un accordo su un pacchetto di misure di sostegno a breve termine a favore dell’Iraq. Abbiamo presentato questo pacchetto al Primo Ministro iracheno Allawi, che avevamo invitato per l’occasione, nel corso della cena del 5 novembre. Abbiamo inoltre offerto all’Iraq una prospettiva di cooperazione e di dialogo a lungo termine. Allawi ci ha ringraziato per il sostegno al processo di ricostruzione dell’Iraq. In questo processo, le elezioni hanno un ruolo importante. Ho quindi dato grande importanza alla dichiarazione in cui il Primo Ministro Allawi ha affermato che, nonostante i persistenti problemi di sicurezza, le elezioni si svolgeranno non oltre gennaio.
Il nostro incontro con Allawi e il pacchetto di aiuti che gli abbiamo presentato dimostrano che l’Unione europea ha la volontà e la capacità di svolgere un ruolo maggiore nell’offerta di un sostegno concreto al processo di ricostruzione politica ed economica in Iraq. Inoltre, un analogo segnale di unanimità è stato dato all’interno dell’Unione riguardo all’Iraq.
I recenti sviluppi nel mio paese mi inducono a cominciare con l’argomento della libertà, della sicurezza e della giustizia. Tali sviluppi dimostrano in modo spiacevole, ma potente che è indispensabile compiere un ulteriore passo nella cooperazione in questi settori.
Un secondo punto di politica estera sul quale il Consiglio europeo ha espresso il suo parere riguarda l’Iran. Certamente vogliamo una sospensione totale e duratura, su base volontaria, di tutte le attività di arricchimento e di ritrattamento nucleare da parte dell’Iran. Soltanto così l’Unione europea potrà offrire all’Iran la prospettiva di discussioni volte ad avviare una cooperazione a lungo termine reciprocamente vantaggiosa. Anche se l’accordo raggiunto a Teheran nel fine settimana costituisce un passo nella direzione giusta, dovremmo prima persuaderci che la sospensione da parte dell’Agenzia internazionale dell’energia atomica può essere decisa immediatamente. Se anche questo tentativo fallirà, sembra che non avremo altra scelta se non ricorrere al Consiglio di sicurezza dell’ONU.
Con questo giungo al Medio Oriente, dove sembra esservi un altro spiraglio per il processo di pace. Si spera che la decisione di Israele di ritirarsi dalla striscia di Gaza offra una nuova opportunità per l’attuazione della
. Il Consiglio europeo ha cercato di sfruttare questa situazione. Su proposta di Javier Solana, abbiamo testé elaborato un programma d’azione a breve termine per sostenere i palestinesi nei settori della sicurezza, delle riforme, delle elezioni e dell’economia. Inutile dire che abbiamo bisogno della cooperazione sia dei palestinesi che degli israeliani perché questo programma abbia successo. Nonostante il periodo di lutto per la morte del Presidente Arafat, spero che, quando a gennaio verrà eletto un nuovo Presidente, l’Autorità palestinese ricominci il suo cammino con prontezza e decisione.
La situazione in Sudan rimane estremamente difficile. Il Consiglio europeo ha invitato il governo sudanese e le altre parti a soddisfare le richieste internazionali. A tale riguardo, abbiamo a disposizione un ovvio strumento di pressione, vale a dire la possibilità di ricorrere a sanzioni, se necessario. Se occorrerà ricorrere a questo mezzo, lo faremo.
Tre settimane fa, il Parlamento europeo ha svolto una discussione con il Consiglio sull’Ucraina. Io spero che il messaggio inviato dal Consiglio europeo sia compreso in modo corretto dalle autorità ucraine. Il secondo turno delle elezioni presidenziali si svolge questa domenica. Questo turno dovrà essere più democratico del primo. Se non sarà così, dovremo valutare come considerarlo.
Come risulta evidente dalle conclusioni, il Consiglio europeo non ha discusso l’allargamento dell’Unione. Lo faremo a dicembre, quando conosceremo l’esito della discussione che il Parlamento dedicherà a questo argomento. Le decisioni che ci attendono riguardo ai quattro paesi candidati possono cambiare drasticamente l’Unione. Un parere del Parlamento chiaro, positivo e orientato al futuro è cruciale per affrontare con fiducia il processo decisionale e l’attuazione delle decisioni. Spero che il 2 dicembre avremo un risultato di questo tenore.
Consentitemi infine di dire qualche parola sul Parlamento stesso e sulla Commissione.
Prima di tutto, condivido il vostro desiderio di risolvere il problema di vecchia data dello statuto dei deputati di questo Parlamento. Accordi trasparenti e inequivocabili sulla retribuzione e su altre condizioni di lavoro dei deputati al Parlamento europeo dissipano motivi di sfiducia verso le Istituzioni e l’Unione nel suo insieme. Nelle prossime settimane, la Presidenza, rappresentata dal ministro degli Affari europei Nicolaï, esaminerà le possibilità esistenti per giungere a un accordo su questo problema rimasto irrisolto per troppo tempo. Signor Presidente, anche lei sarà consultato in merito nei prossimi giorni.
A rigore, l’esito del dibattito svolto dal Parlamento tre settimane fa sulla Commissione designata non era iscritto all’ordine del giorno del Consiglio europeo. Tuttavia, signor Presidente, lei vi ha giustamente dedicato attenzione nel suo discorso al Consiglio europeo. Vorrei fare lo stesso ora.
L’Unione non è entrata in crisi a causa di tale dibattito; al contrario, ne ha tratto forza. Nel Trattato, si assegna al Parlamento un importante ruolo nella designazione della Commissione. Il Parlamento ha infatti il diritto di rifiutare la Commissione proposta. Se il Parlamento avesse agito in tal senso in seguito a un voto, sarebbe stata un’espressione di autocoscienza politica.
Analogamente, è positivo che Barroso, il Presidente designato, abbia tratto le lezioni politiche che doveva trarre dal dibattito. Egli ha saputo adattare la sua Commissione allo scopo di ottenere il più ampio appoggio possibile nel Parlamento europeo. In questo modo, sta gettando fondamenta robuste per la cooperazione tra Parlamento e Commissione.
Le sono molto riconoscente, signor Presidente, per le parole di appoggio e di solidarietà che ha rivolto al governo e all’intera comunità olandese il 15 novembre. Mi permetta di rispondere a quelle parole nella mia veste nazionale.
Anche dal punto di vista del Consiglio, il risultato è positivo. Il Consiglio vuole mettersi al lavoro con il Parlamento e la Commissione. Ci troviamo di fronte a questioni e scelte importanti. Nutro grandi speranze che domani il Parlamento europeo esprimerà la sua fiducia nella Commissione e in seguito sapremo rimboccarci le maniche.
I Paesi Bassi sono orgogliosi della propria eterogeneità. Fin dalla Seconda guerra mondiale, abbiamo accolto numerosi gruppi di persone provenienti da molti paesi. Alcuni sono stati accolti perché erano perseguitati, altri perché con noi potevano costruire un futuro migliore e perché rappresentavano un opportuno contributo al rafforzamento del nostro mercato del lavoro. Il contributo di queste persone alla nostra società in termini qualitativi è immenso e apprezzato.
Oggi, queste persone e i loro familiari fanno parte della nostra popolazione e tale “appartenenza” richiede considerazione e sforzo da entrambe le parti. L’integrazione è una questione complessa che tocca l’identità, gli
e i valori, oltre alla conoscenza e alla comprensione reciproca. Nel contempo, l’integrazione richiede anche rispetto e adesione alle regole fondamentali della nostra società: libertà di opinione, libertà religiosa e rispetto per il principio democratico della legalità, che deve offrire agli individui la tutela di cui hanno diritto.
L’ultima volta che ho avuto la fortuna di rivolgermi al Parlamento europeo ho affermato, riferendomi alla prospettiva dell’adesione della Turchia all’Unione, che il problema non è l’
o la religione. Lo ripeto anche oggi. Nella nostra società europea, vi sono tutti i presupposti perché persone di fede diversa possano convivere. Non è accettabile usare la religione come pretesto per attaccare persone, scuole, moschee o chiese. E’ questo che tutti noi, in tutta l’Europa, dobbiamo combattere con convinzione e risolutezza.
Signor Presidente, nell’esprimere la sua solidarietà, lunedì scorso, lei ha richiamato l’attenzione sulla rilevanza dei recenti fatti avvenuti nei Paesi Bassi per l’intera società europea e su questo sono d’accordo con lei. I Paesi Bassi sono convinti che dobbiamo lavorare insieme in modo più efficace nella lotta contro il terrorismo. Le violente reazioni e controreazioni in seguito all’uccisione di Theo Van Gogh hanno dimostrato ancora una volta che c’è tensione nel tessuto della nostra società. Anche in Europa dobbiamo imparare gli uni dagli altri in termini di integrazione delle minoranze. A breve esaminerò in modo più dettagliato il programma pluriennale per la giustizia e gli affari interni, il programma dell’Aia, che prevede un approfondimento in entrambi i settori."@it12
"Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dames en heren, het is mij een genoegen u vandaag verslag te doen van de afgelopen Europese Raad op 4 en 5 november. De Europese Raad heeft een goede bijeenkomst gehad.
Vorige week vond in Nederland een ministeriële conferentie plaats waarop het onderwerp integratie al indringend werd besproken. Natuurlijk hebben we de afgelopen week direct gebruik gemaakt van het bestaande operationele instrumentarium. Ook hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzocht aanstaande vrijdag in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken met hun collega's de gebeurtenissen in Nederland te bespreken en over Europese aspecten daarvan te overleggen.
Ik keer terug naar mijn rol van Voorzitter van de Europese Raad en naar het eigenlijke onderwerp van dit debat. De Europese Raad stelt op 5 november het Haags programma vast. Het programma geeft de grote lijnen weer van onze samenwerking op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht voor de komende 5 jaar.
Het Haags programma is bovendien het eerste veelomvattende pakket van maatregelen waarover met 25 lidstaten is onderhandeld. Dat geeft aan dat we ook in een grotere Unie het eens kunnen worden over belangrijke, ingewikkelde beleidsvraagstukken. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
In een Europa zonder binnengrenzen moeten we de handen ineenslaan om problemen als georganiseerde misdaad, terrorisme en mensensmokkel aan te pakken. We moeten ook intensief samenwerken op het gebied van asiel en migratie. Asielzoekers en migranten hebben immers recht op duidelijkheid in Europa.
Het Haags programma bouwt voort op het programma van Tampere, dat in 1999 voor het eerst de samenwerking op dit terrein formuleerde. Het is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, de Commissie-evaluatie van Tampere en de aanbeveling van het Europees Parlement van 14 oktober dit jaar, met name voor wat betreft de besluitvormingsmethoden.
Het Haags programma geeft belangrijke nieuwe impulsen. Mazen tussen nationale systemen worden gedicht, waardoor fenomenen als grensoverschrijdende criminaliteit veel minder kansen krijgen. Er zal scherper worden toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van genomen maatregelen en de effectiviteit ervan zal regelmatig onder de loep worden genomen.
Wat houdt het Haags programma concreet in?
De Unie zal de informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten van de lidstaten makkelijker maken op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie.
Over terrorisme is afgesproken dat lidstaten verder gaan dan het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich ook zullen richten op het gehele grondgebied van de EU. Instellingen als Europol en Eurojust krijgen een centrale rol in de misdaadbestrijding.
We gaan krachtig verder werken aan een Europese rechtsruimte, waarin men zijn straf niet meer kan ontlopen door naar een andere EU-lidstaat uit te wijken.
Centraal stonden terreinen die voor burgers van groot belang zijn, zoals de economie, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Daarnaast gaan we toewerken naar een gemeenschappelijk asielstelsel in 2010, waarin in alle landen dezelfde procedures worden gevolgd. We willen één stelsel dat humaan, maar ook duidelijk is, zodat er een einde komt aan het ‘asielshoppen’.
Ook illegale immigratie zal beter worden aangepakt. Daarbij horen een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en betere grenscontroles.
We werken nu aan basisbeginselen voor integratie die zo mogelijk al tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen worden vastgesteld. Daarmee is een begin gemaakt tijdens een informele ministeriële conferentie in Groningen.
Een ander punt dat ik in het bijzonder wil noemen, is de invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het terrein van asiel en migratie, iets waarop u in uw aanbeveling van 14 november jongstleden heeft aangedrongen. We gaan, zoals u ons heeft gevraagd, de Unie slagvaardiger en democratischer maken op dit terrein. Per 1 april 2005 vindt deze invoering plaats. Er bestonden weliswaar bij enkele lidstaten sterke wensen om hierop diverse uitzonderingen te maken, maar uiteindelijk is dit beperkt gebleven tot de uitzondering van legale migratie.
Het is, Voorzitter, al met al een ambitieus en realistisch programma. De Europese Commissie zal daar volgend jaar een actieplan voor presenteren. De afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die daarin worden opgenomen, zullen u in de raadplegings- en medebeslissingsprocedure worden voorgelegd. Ik ben bijzonder blij dat nu tussen de lidstaten overeenstemming is bereikt over de doelstellingen en de weg waarlangs we die willen bereiken.
Een veiliger Europa voor vrije burgers van wie de grondrechten goed zijn beschermd. Dáár gaat het ons om.
Dan het andere belangrijke thema van de afgelopen Europese Raad; de Europese economie ofwel de voorbereiding van de
van de Lissabon-strategie.
Het jaar 2004 staat in het teken van een licht herstel van de economie in Europa. Dat herstel is echter geen vanzelfsprekendheid. Om ons Europese maatschappijmodel veilig te stellen, zullen we ons verder moeten aanpassen.
Het belangrijkste wapenfeit van het verslag Kok, Voorzitter, is dat het de relevantie, meer nog, de noodzaak van de Lissabon-strategie helder aantoont. De hoofddoelstelling van de strategie staat volledig overeind. Er is geen alternatief.
De wereld om ons heen verandert omdat naast de VS ook economieën als China en India niet alleen maar op loonkosten, maar ook steeds meer op kwaliteit en innovatie concurreren. Maar Europa zelf verandert ook: de vergrijzing neemt toe, met alle gevolgen voor de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van pensioenstelsels en de gezondheidszorg.
Voorts hebben we gesproken over
over de verbetering van communicatie en interactie tussen politici en burgers over Europa. Tenslotte hebben wij een aantal actuele externe dossiers besproken, waaronder met name Irak.
Toch is de weg duidelijk: alleen door de uitdaging van de toekomst aan te gaan, kunnen wij de verworvenheden van het heden behouden. Kennis, innovatie en concurrentievermogen moeten de pijlers zijn onder het aanpassingvermogen van de Europese economie. Europa moet zijn sterke kanten verder ontwikkelen. Vanuit een breed en hoog opgeleide bevolking, flexibele arbeidsmarkten, activerende sociale stelsels en innovatieve ecologie zal Europa de mondiale uitdaging kunnen aangaan.
Het verslag Kok laat dus glashelder zien dat de Lissabon-strategie met kracht moet worden voortgezet. In een aantal opzichten is vooruitgang en voortgang geboekt. Op het gebied van de arbeidsparticipatie, op het gebied van de interne markt en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en huishoudens. Maar, laten we onszelf geen rad voor de ogen draaien, tegelijkertijd geeft Kok aan dat de inspanningen, vooral door de lidstaten zelf, omhoog moeten. Anders halen wij de doelstellingen zeker niet.
Juist over dit proces, het doorvoeren van structurele verandering met behoud van publiek draagvlak, heb ik tijdens de afgelopen Europese Raad een zeer levendige discussie informeel met mijn collega's gevoerd. Praktijkervaringen werden uitgewisseld, toekomstvisies geschetst. Het was een goede discussie, juist omdat het verslag Kok naar de lidstaten zelf verwijst.
Wat mij bij die informele discussie opviel, was de eensgezindheid over de noodzaak van hervormingen en over de noodzaak hierover goed te communiceren met de samenleving en het maatschappelijk middenveld.
Daarnaast waren de regeringsleiders eensgezind in hun bereidheid de politieke verantwoordelijkheid voor de Lissabon-strategie op zich te nemen, op Europees niveau, maar ook thuis, in eigen land. Verheugend daarbij was ook dat de beoogde voorzitter van de nieuwe Europese Commissie, de heer Barroso, bevestigde dat hij de Lissabon-strategie als kern ziet van zijn beleid en dat hij binnen de Commissie zelf hiervoor de verantwoordelijkheid zal nemen.
Ik heb nu gesproken over de rollen die de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten moeten spelen. Maar het verslag Kok richt zich ook rechtstreeks tot het Europees Parlement, dat meer bij deze strategie betrokken zou moeten worden. Zo bevat het een suggestie dat u een vaste parlementaire commissie instelt die zich richt op de Lissabon-strategie en groei en werkgelegenheid. Ik ben uiteraard geïnteresseerd te vernemen wat u met deze aanbeveling zal gaan doen.
Voorzitter, dan wil ik ingaan op het andere thema
. U heeft daar zelf ook met ons over gesproken. Het besef dat met onze burgers beter moet worden gecommuniceerd over wat Europa is en doet, vergt voortdurende aandacht. Ik acht het positief dat toekomstige voorzitterschappen hebben aangegeven de besprekingen hierover voort te zullen zetten.
De ratificatie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is een belangrijke gelegenheid om de communicatie met burgers verder te verbeteren. De burgers van Europa delen essentiële waarden en het is aan politici, aan u en aan mij, om het Europees project van Europa over te brengen. Zorgen voor een echt open debat vereist samenspel tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik verwelkom dan ook het voornemen van beoogd Commissievoorzitter Barroso om een vice-voorzitter te belasten met de portefeuille communicatie. Wij zien uit naar de aangekondigde communicatiestrategie, die nog voor de Europese Raad van juni zal worden voorgelegd.
Voorzitter, ik ben nu aangekomen bij de behandelde kwesties van extern beleid. Allereerst Irak. De Europese Raad heeft overeenstemming kunnen bereiken over een pakket van ondersteuningsmaatregelen voor Irak voor de korte termijn. Dat pakket hebben we tijdens de lunch op 5 november aan de Iraakse premier Allawi, die wij hiervoor speciaal hadden uitgenodigd, aangeboden. Bovendien hebben we Irak toen uitzicht op samenwerking en dialoog voor de lange termijn geboden. Allawi heeft ons bedankt voor de steun aan het Iraakse wederopbouwproces. In dit proces spelen de verkiezingen een belangrijke rol. Ik hecht dan ook groot belang aan de mededeling van premier Allawi dat deze verkiezingen, ondanks de aanhoudende veiligheidsproblemen, uiterlijk in januari zullen plaatsvinden.
Onze ontmoeting met Allawi en het hulppakket dat wij hebben aangeboden, tonen aan dat de Europese Unie bereid en in staat is om een grotere rol te spelen bij de concrete ondersteuning van het politieke en economische wederopbouwproces in Irak. Bovendien werd zo een signaal gegeven van eensgezindheid binnen de Unie ten aanzien van Irak.
Mijnheer de Voorzitter, de recente ontwikkelingen in mijn eigen land laten mij geen andere keuze dan te beginnen met het thema vrijheid, veiligheid en recht. Die ontwikkelingen vormen een wrang maar krachtig bewijs dat een verdere stap in de samenwerking op die terreinen onontbeerlijk is.
Een tweede punt van extern beleid waarover de Europese Raad zich uitsprak, is Iran. Laat ik helder zijn: wij willen volledige en duurzame opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten door Iran, op vrijwillige basis. Alleen dan kan de Europese Unie Iran uitzicht bieden op besprekingen over een samenwerking op lange termijn, die voor zowel de Europese Unie als Iran voordelen zal bieden. Het akkoord dat in het weekend met Teheran is bereikt, is een stap in de goede richting. We moeten er ons wel eerst van overtuigen dat de opschorting door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie snel kan worden vastgesteld. Wanneer ook deze poging mislukt, lijkt slechts één mogelijkheid te resteren, en dat is een gang naar de VN-Veiligheidsraad.
Voorzitter, dit brengt me bij het Midden-Oosten. Er lijkt voor het vredesproces in het Midden-Oosten een nieuwe
te ontstaan. Het Israëlische besluit zich uit de Gazastrook terug te trekken biedt hopelijk een nieuwe mogelijkheid voor het uitvoeren van de
. De Europese Raad heeft hierop willen inspelen. Wij hebben nu op voorstel van Javier Solana een actieprogramma op korte termijn vastgesteld ter ondersteuning van de Palestijnen op de terreinen van veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economisch ontwikkeling. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit programma is uiteraard de medewerking nodig van zowel de Palestijnen als de Israëli's. Nu wordt gerouwd om de dood van president Arafat. Ik hoop echter dat de Palestijnse Autoriteit, wanneer in januari een nieuwe President zal zijn gekozen, snel en daadkrachtig een nieuwe start zal maken.
De situatie in Sudan blijft buitengewoon moeilijk. De Europese Raad heeft de regering van Sudan en alle andere partijen opgeroepen aan de internationale eisen te voldoen. Wij hebben hierbij een duidelijke
namelijk de mogelijkheid om zonodig sancties in te stellen. Indien dat echt noodzakelijk is, dan zullen wij dat ook doen.
Voorzitter, drie weken geleden heeft het Europees Parlement met de Raad een debat gevoerd over Oekraïne. Ik hoop dat het signaal dat de Europese Raad heeft gegeven door de Oekraïense autoriteiten goed wordt begrepen. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen vindt aanstaande zondag plaats. Deze ronde zal democratischer moeten zijn dan de eerste. Zo niet, dan moeten wij ons beraden over de gevolgen die wij daaraan willen verbinden.
Zoals uit de conclusies blijkt, Voorzitter, heeft de Europese Raad niet gesproken over de uitbreiding van de Unie. Dat zullen wij in december doen. Wij zullen dan de uitkomst kennen van het debat dat het Parlement hieraan zal wijden. De beslissingen waarvoor wij aangaande de vier kandidaat-lidstaten staan, kunnen de Unie ingrijpend veranderen. Om met vertrouwen de besluitvorming en de uitvoering van de besluiten tegemoet te kunnen zien, is een duidelijke, positieve en toekomstgerichte visie van het Parlement van groot belang. Ik hoop dat dit het resultaat zal zijn op 2 december.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, enkele woorden over het Parlement zelf en over de Commissie.
Allereerst: ik deel uw wil om de slepende kwestie van het statuut van de leden van dit Parlement op te lossen. Transparante en eenduidige afspraken over het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden van de leden van uw parlement, voorkomen percepties die het vertrouwen in de instellingen en de Unie als geheel ondergraven. Het voorzitterschap, in de persoon van de minister voor Europese Zaken Nicolaï, zal in de komende periode onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om over deze al te lang onopgeloste kwestie overeenstemming te bereiken. Hierover zal deze dagen ook met u, mijnheer de Voorzitter, worden overlegd.
Strikt genomen stond de uitkomst van het debat dat dit parlement drie weken geleden voerde over de voorgestelde Commissie niet op de agenda van de Europese Raad. Terecht hebt U, Mijnheer de Voorzitter, er in Uw bijdrage in de Europese Raad niettemin aandacht aan besteed. Ik wil dat nu ook doen.
De Unie is niet in een crisis geraakt door dit debat, integendeel, zij is erdoor versterkt. Aan het Parlement is in het Verdrag een belangrijke rol toegewezen bij de benoeming van de Commissie. Het is het volste recht van het Parlement een voorgestelde Commissie af te wijzen. Dat het Parlement, als de Commissie in stemming zou zijn gebracht, dat zou hebben gedaan, is een uiting van politiek zelfbewustzijn.
Evenzeer is het goed dat beoogd voorzitter Barroso de politieke lessen heeft getrokken uit het debat die hij moest trekken. Hij heeft zijn Commissie kunnen bijstellen opdat hij een zo breed mogelijke steun krijgt in dit Parlement. Hij legt zo een sterke basis voor samenspel tussen Parlement en Commissie.
Mijnheer de voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk voor de woorden van steun en solidariteit aan de Nederlandse regering en de gehele Nederlandse samenleving die u uitsprak op 15 november. Sta mij toe om daar in mijn nationale hoedanigheid op te reageren.
Vanuit de Raad bezien, is de uitkomst eveneens positief. De Raad wil snel aan de slag, met Parlement en Commissie. Er wachten ons belangrijke vraagstukken en belangrijke keuzes. Ik heb goede hoop dat het Europees Parlement morgen zijn vertrouwen in de Commissie zal uitspreken en dat wij daarna gezamenlijk aan het werk gaan.
Nederland is trots op zijn diversiteit. Wij hebben sinds de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen opgenomen uit vele landen. Sommigen omdat zij werden vervolgd, anderen omdat zij een betere toekomst bij ons konden opbouwen en welkome versterkingen vormden op onze arbeidsmarkt. De bijdrage van deze mensen aan de kwaliteit van onze samenleving is groot en wordt gewaardeerd.
Nu horen zij bij ons, zij en hun familieleden. Dat 'erbij horen' vraagt evenwel aandacht en inspanningen, van beide kanten. Integratie is een complex vraagstuk, dat raakt aan identiteit, normen en waarden en elkaar leren kennen en begrijpen. Tegelijk vereist integratie ook het respecteren en naleven van de fundamentele spelregels van onze samenleving: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving, respect voor de democratische rechtsstaat die individuen de bescherming moet bieden waarop zij recht hebben.
De vorige keer dat ik dit Parlement mocht toespreken heb ik gezegd, sprekend over het perspectief van de Turkse toetreding tot de Unie, dat islam of religie niet het onderwerp is. Ik herhaal dat vandaag. In onze Europese samenleving kunnen mensen met verschillende geloofsovertuigingen uitstekend naast, en met elkaar leven. Wat niet kan, is geloof misbruiken als voorwendsel om aanslagen te plegen op mensen, scholen, moskeeën of kerken. Daar moeten wij ons allemaal, in heel Europa, met overtuiging en daadkracht tegen verzetten.
Mijnheer de Voorzitter, in uw steunbetuiging van afgelopen maandag wees u op de betekenis van recente gebeurtenissen in Nederland voor de gehele Europese samenleving. Ik geef u daarin gelijk. Nederland is ervan overtuigd dat we beter moeten samenwerken bij terrorismebestrijding. De felle reacties en tegenreacties na de moord op Van Gogh lieten nogmaals zien dat er spanning zit in de samenhang in onze samenleving. Ook in Europa moeten we van elkaar leren op het terrein van de integratie van minderheden. Ik ga zodadelijk nader in op het meerjarenprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het Haags Programma, dat in een verdieping op beide terreinen voorziet."@lt14
"Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dames en heren, het is mij een genoegen u vandaag verslag te doen van de afgelopen Europese Raad op 4 en 5 november. De Europese Raad heeft een goede bijeenkomst gehad.
Vorige week vond in Nederland een ministeriële conferentie plaats waarop het onderwerp integratie al indringend werd besproken. Natuurlijk hebben we de afgelopen week direct gebruik gemaakt van het bestaande operationele instrumentarium. Ook hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzocht aanstaande vrijdag in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken met hun collega's de gebeurtenissen in Nederland te bespreken en over Europese aspecten daarvan te overleggen.
Ik keer terug naar mijn rol van Voorzitter van de Europese Raad en naar het eigenlijke onderwerp van dit debat. De Europese Raad stelt op 5 november het Haags programma vast. Het programma geeft de grote lijnen weer van onze samenwerking op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht voor de komende 5 jaar.
Het Haags programma is bovendien het eerste veelomvattende pakket van maatregelen waarover met 25 lidstaten is onderhandeld. Dat geeft aan dat we ook in een grotere Unie het eens kunnen worden over belangrijke, ingewikkelde beleidsvraagstukken. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
In een Europa zonder binnengrenzen moeten we de handen ineenslaan om problemen als georganiseerde misdaad, terrorisme en mensensmokkel aan te pakken. We moeten ook intensief samenwerken op het gebied van asiel en migratie. Asielzoekers en migranten hebben immers recht op duidelijkheid in Europa.
Het Haags programma bouwt voort op het programma van Tampere, dat in 1999 voor het eerst de samenwerking op dit terrein formuleerde. Het is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, de Commissie-evaluatie van Tampere en de aanbeveling van het Europees Parlement van 14 oktober dit jaar, met name voor wat betreft de besluitvormingsmethoden.
Het Haags programma geeft belangrijke nieuwe impulsen. Mazen tussen nationale systemen worden gedicht, waardoor fenomenen als grensoverschrijdende criminaliteit veel minder kansen krijgen. Er zal scherper worden toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van genomen maatregelen en de effectiviteit ervan zal regelmatig onder de loep worden genomen.
Wat houdt het Haags programma concreet in?
De Unie zal de informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten van de lidstaten makkelijker maken op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie.
Over terrorisme is afgesproken dat lidstaten verder gaan dan het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich ook zullen richten op het gehele grondgebied van de EU. Instellingen als Europol en Eurojust krijgen een centrale rol in de misdaadbestrijding.
We gaan krachtig verder werken aan een Europese rechtsruimte, waarin men zijn straf niet meer kan ontlopen door naar een andere EU-lidstaat uit te wijken.
Centraal stonden terreinen die voor burgers van groot belang zijn, zoals de economie, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Daarnaast gaan we toewerken naar een gemeenschappelijk asielstelsel in 2010, waarin in alle landen dezelfde procedures worden gevolgd. We willen één stelsel dat humaan, maar ook duidelijk is, zodat er een einde komt aan het ‘asielshoppen’.
Ook illegale immigratie zal beter worden aangepakt. Daarbij horen een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en betere grenscontroles.
We werken nu aan basisbeginselen voor integratie die zo mogelijk al tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen worden vastgesteld. Daarmee is een begin gemaakt tijdens een informele ministeriële conferentie in Groningen.
Een ander punt dat ik in het bijzonder wil noemen, is de invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het terrein van asiel en migratie, iets waarop u in uw aanbeveling van 14 november jongstleden heeft aangedrongen. We gaan, zoals u ons heeft gevraagd, de Unie slagvaardiger en democratischer maken op dit terrein. Per 1 april 2005 vindt deze invoering plaats. Er bestonden weliswaar bij enkele lidstaten sterke wensen om hierop diverse uitzonderingen te maken, maar uiteindelijk is dit beperkt gebleven tot de uitzondering van legale migratie.
Het is, Voorzitter, al met al een ambitieus en realistisch programma. De Europese Commissie zal daar volgend jaar een actieplan voor presenteren. De afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die daarin worden opgenomen, zullen u in de raadplegings- en medebeslissingsprocedure worden voorgelegd. Ik ben bijzonder blij dat nu tussen de lidstaten overeenstemming is bereikt over de doelstellingen en de weg waarlangs we die willen bereiken.
Een veiliger Europa voor vrije burgers van wie de grondrechten goed zijn beschermd. Dáár gaat het ons om.
Dan het andere belangrijke thema van de afgelopen Europese Raad; de Europese economie ofwel de voorbereiding van de
van de Lissabon-strategie.
Het jaar 2004 staat in het teken van een licht herstel van de economie in Europa. Dat herstel is echter geen vanzelfsprekendheid. Om ons Europese maatschappijmodel veilig te stellen, zullen we ons verder moeten aanpassen.
Het belangrijkste wapenfeit van het verslag Kok, Voorzitter, is dat het de relevantie, meer nog, de noodzaak van de Lissabon-strategie helder aantoont. De hoofddoelstelling van de strategie staat volledig overeind. Er is geen alternatief.
De wereld om ons heen verandert omdat naast de VS ook economieën als China en India niet alleen maar op loonkosten, maar ook steeds meer op kwaliteit en innovatie concurreren. Maar Europa zelf verandert ook: de vergrijzing neemt toe, met alle gevolgen voor de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van pensioenstelsels en de gezondheidszorg.
Voorts hebben we gesproken over
over de verbetering van communicatie en interactie tussen politici en burgers over Europa. Tenslotte hebben wij een aantal actuele externe dossiers besproken, waaronder met name Irak.
Toch is de weg duidelijk: alleen door de uitdaging van de toekomst aan te gaan, kunnen wij de verworvenheden van het heden behouden. Kennis, innovatie en concurrentievermogen moeten de pijlers zijn onder het aanpassingvermogen van de Europese economie. Europa moet zijn sterke kanten verder ontwikkelen. Vanuit een breed en hoog opgeleide bevolking, flexibele arbeidsmarkten, activerende sociale stelsels en innovatieve ecologie zal Europa de mondiale uitdaging kunnen aangaan.
Het verslag Kok laat dus glashelder zien dat de Lissabon-strategie met kracht moet worden voortgezet. In een aantal opzichten is vooruitgang en voortgang geboekt. Op het gebied van de arbeidsparticipatie, op het gebied van de interne markt en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en huishoudens. Maar, laten we onszelf geen rad voor de ogen draaien, tegelijkertijd geeft Kok aan dat de inspanningen, vooral door de lidstaten zelf, omhoog moeten. Anders halen wij de doelstellingen zeker niet.
Juist over dit proces, het doorvoeren van structurele verandering met behoud van publiek draagvlak, heb ik tijdens de afgelopen Europese Raad een zeer levendige discussie informeel met mijn collega's gevoerd. Praktijkervaringen werden uitgewisseld, toekomstvisies geschetst. Het was een goede discussie, juist omdat het verslag Kok naar de lidstaten zelf verwijst.
Wat mij bij die informele discussie opviel, was de eensgezindheid over de noodzaak van hervormingen en over de noodzaak hierover goed te communiceren met de samenleving en het maatschappelijk middenveld.
Daarnaast waren de regeringsleiders eensgezind in hun bereidheid de politieke verantwoordelijkheid voor de Lissabon-strategie op zich te nemen, op Europees niveau, maar ook thuis, in eigen land. Verheugend daarbij was ook dat de beoogde voorzitter van de nieuwe Europese Commissie, de heer Barroso, bevestigde dat hij de Lissabon-strategie als kern ziet van zijn beleid en dat hij binnen de Commissie zelf hiervoor de verantwoordelijkheid zal nemen.
Ik heb nu gesproken over de rollen die de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten moeten spelen. Maar het verslag Kok richt zich ook rechtstreeks tot het Europees Parlement, dat meer bij deze strategie betrokken zou moeten worden. Zo bevat het een suggestie dat u een vaste parlementaire commissie instelt die zich richt op de Lissabon-strategie en groei en werkgelegenheid. Ik ben uiteraard geïnteresseerd te vernemen wat u met deze aanbeveling zal gaan doen.
Voorzitter, dan wil ik ingaan op het andere thema
. U heeft daar zelf ook met ons over gesproken. Het besef dat met onze burgers beter moet worden gecommuniceerd over wat Europa is en doet, vergt voortdurende aandacht. Ik acht het positief dat toekomstige voorzitterschappen hebben aangegeven de besprekingen hierover voort te zullen zetten.
De ratificatie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is een belangrijke gelegenheid om de communicatie met burgers verder te verbeteren. De burgers van Europa delen essentiële waarden en het is aan politici, aan u en aan mij, om het Europees project van Europa over te brengen. Zorgen voor een echt open debat vereist samenspel tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik verwelkom dan ook het voornemen van beoogd Commissievoorzitter Barroso om een vice-voorzitter te belasten met de portefeuille communicatie. Wij zien uit naar de aangekondigde communicatiestrategie, die nog voor de Europese Raad van juni zal worden voorgelegd.
Voorzitter, ik ben nu aangekomen bij de behandelde kwesties van extern beleid. Allereerst Irak. De Europese Raad heeft overeenstemming kunnen bereiken over een pakket van ondersteuningsmaatregelen voor Irak voor de korte termijn. Dat pakket hebben we tijdens de lunch op 5 november aan de Iraakse premier Allawi, die wij hiervoor speciaal hadden uitgenodigd, aangeboden. Bovendien hebben we Irak toen uitzicht op samenwerking en dialoog voor de lange termijn geboden. Allawi heeft ons bedankt voor de steun aan het Iraakse wederopbouwproces. In dit proces spelen de verkiezingen een belangrijke rol. Ik hecht dan ook groot belang aan de mededeling van premier Allawi dat deze verkiezingen, ondanks de aanhoudende veiligheidsproblemen, uiterlijk in januari zullen plaatsvinden.
Onze ontmoeting met Allawi en het hulppakket dat wij hebben aangeboden, tonen aan dat de Europese Unie bereid en in staat is om een grotere rol te spelen bij de concrete ondersteuning van het politieke en economische wederopbouwproces in Irak. Bovendien werd zo een signaal gegeven van eensgezindheid binnen de Unie ten aanzien van Irak.
Mijnheer de Voorzitter, de recente ontwikkelingen in mijn eigen land laten mij geen andere keuze dan te beginnen met het thema vrijheid, veiligheid en recht. Die ontwikkelingen vormen een wrang maar krachtig bewijs dat een verdere stap in de samenwerking op die terreinen onontbeerlijk is.
Een tweede punt van extern beleid waarover de Europese Raad zich uitsprak, is Iran. Laat ik helder zijn: wij willen volledige en duurzame opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten door Iran, op vrijwillige basis. Alleen dan kan de Europese Unie Iran uitzicht bieden op besprekingen over een samenwerking op lange termijn, die voor zowel de Europese Unie als Iran voordelen zal bieden. Het akkoord dat in het weekend met Teheran is bereikt, is een stap in de goede richting. We moeten er ons wel eerst van overtuigen dat de opschorting door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie snel kan worden vastgesteld. Wanneer ook deze poging mislukt, lijkt slechts één mogelijkheid te resteren, en dat is een gang naar de VN-Veiligheidsraad.
Voorzitter, dit brengt me bij het Midden-Oosten. Er lijkt voor het vredesproces in het Midden-Oosten een nieuwe
te ontstaan. Het Israëlische besluit zich uit de Gazastrook terug te trekken biedt hopelijk een nieuwe mogelijkheid voor het uitvoeren van de
. De Europese Raad heeft hierop willen inspelen. Wij hebben nu op voorstel van Javier Solana een actieprogramma op korte termijn vastgesteld ter ondersteuning van de Palestijnen op de terreinen van veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economisch ontwikkeling. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit programma is uiteraard de medewerking nodig van zowel de Palestijnen als de Israëli's. Nu wordt gerouwd om de dood van president Arafat. Ik hoop echter dat de Palestijnse Autoriteit, wanneer in januari een nieuwe President zal zijn gekozen, snel en daadkrachtig een nieuwe start zal maken.
De situatie in Sudan blijft buitengewoon moeilijk. De Europese Raad heeft de regering van Sudan en alle andere partijen opgeroepen aan de internationale eisen te voldoen. Wij hebben hierbij een duidelijke
namelijk de mogelijkheid om zonodig sancties in te stellen. Indien dat echt noodzakelijk is, dan zullen wij dat ook doen.
Voorzitter, drie weken geleden heeft het Europees Parlement met de Raad een debat gevoerd over Oekraïne. Ik hoop dat het signaal dat de Europese Raad heeft gegeven door de Oekraïense autoriteiten goed wordt begrepen. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen vindt aanstaande zondag plaats. Deze ronde zal democratischer moeten zijn dan de eerste. Zo niet, dan moeten wij ons beraden over de gevolgen die wij daaraan willen verbinden.
Zoals uit de conclusies blijkt, Voorzitter, heeft de Europese Raad niet gesproken over de uitbreiding van de Unie. Dat zullen wij in december doen. Wij zullen dan de uitkomst kennen van het debat dat het Parlement hieraan zal wijden. De beslissingen waarvoor wij aangaande de vier kandidaat-lidstaten staan, kunnen de Unie ingrijpend veranderen. Om met vertrouwen de besluitvorming en de uitvoering van de besluiten tegemoet te kunnen zien, is een duidelijke, positieve en toekomstgerichte visie van het Parlement van groot belang. Ik hoop dat dit het resultaat zal zijn op 2 december.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, enkele woorden over het Parlement zelf en over de Commissie.
Allereerst: ik deel uw wil om de slepende kwestie van het statuut van de leden van dit Parlement op te lossen. Transparante en eenduidige afspraken over het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden van de leden van uw parlement, voorkomen percepties die het vertrouwen in de instellingen en de Unie als geheel ondergraven. Het voorzitterschap, in de persoon van de minister voor Europese Zaken Nicolaï, zal in de komende periode onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om over deze al te lang onopgeloste kwestie overeenstemming te bereiken. Hierover zal deze dagen ook met u, mijnheer de Voorzitter, worden overlegd.
Strikt genomen stond de uitkomst van het debat dat dit parlement drie weken geleden voerde over de voorgestelde Commissie niet op de agenda van de Europese Raad. Terecht hebt U, Mijnheer de Voorzitter, er in Uw bijdrage in de Europese Raad niettemin aandacht aan besteed. Ik wil dat nu ook doen.
De Unie is niet in een crisis geraakt door dit debat, integendeel, zij is erdoor versterkt. Aan het Parlement is in het Verdrag een belangrijke rol toegewezen bij de benoeming van de Commissie. Het is het volste recht van het Parlement een voorgestelde Commissie af te wijzen. Dat het Parlement, als de Commissie in stemming zou zijn gebracht, dat zou hebben gedaan, is een uiting van politiek zelfbewustzijn.
Evenzeer is het goed dat beoogd voorzitter Barroso de politieke lessen heeft getrokken uit het debat die hij moest trekken. Hij heeft zijn Commissie kunnen bijstellen opdat hij een zo breed mogelijke steun krijgt in dit Parlement. Hij legt zo een sterke basis voor samenspel tussen Parlement en Commissie.
Mijnheer de voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk voor de woorden van steun en solidariteit aan de Nederlandse regering en de gehele Nederlandse samenleving die u uitsprak op 15 november. Sta mij toe om daar in mijn nationale hoedanigheid op te reageren.
Vanuit de Raad bezien, is de uitkomst eveneens positief. De Raad wil snel aan de slag, met Parlement en Commissie. Er wachten ons belangrijke vraagstukken en belangrijke keuzes. Ik heb goede hoop dat het Europees Parlement morgen zijn vertrouwen in de Commissie zal uitspreken en dat wij daarna gezamenlijk aan het werk gaan.
Nederland is trots op zijn diversiteit. Wij hebben sinds de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen opgenomen uit vele landen. Sommigen omdat zij werden vervolgd, anderen omdat zij een betere toekomst bij ons konden opbouwen en welkome versterkingen vormden op onze arbeidsmarkt. De bijdrage van deze mensen aan de kwaliteit van onze samenleving is groot en wordt gewaardeerd.
Nu horen zij bij ons, zij en hun familieleden. Dat 'erbij horen' vraagt evenwel aandacht en inspanningen, van beide kanten. Integratie is een complex vraagstuk, dat raakt aan identiteit, normen en waarden en elkaar leren kennen en begrijpen. Tegelijk vereist integratie ook het respecteren en naleven van de fundamentele spelregels van onze samenleving: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving, respect voor de democratische rechtsstaat die individuen de bescherming moet bieden waarop zij recht hebben.
De vorige keer dat ik dit Parlement mocht toespreken heb ik gezegd, sprekend over het perspectief van de Turkse toetreding tot de Unie, dat islam of religie niet het onderwerp is. Ik herhaal dat vandaag. In onze Europese samenleving kunnen mensen met verschillende geloofsovertuigingen uitstekend naast, en met elkaar leven. Wat niet kan, is geloof misbruiken als voorwendsel om aanslagen te plegen op mensen, scholen, moskeeën of kerken. Daar moeten wij ons allemaal, in heel Europa, met overtuiging en daadkracht tegen verzetten.
Mijnheer de Voorzitter, in uw steunbetuiging van afgelopen maandag wees u op de betekenis van recente gebeurtenissen in Nederland voor de gehele Europese samenleving. Ik geef u daarin gelijk. Nederland is ervan overtuigd dat we beter moeten samenwerken bij terrorismebestrijding. De felle reacties en tegenreacties na de moord op Van Gogh lieten nogmaals zien dat er spanning zit in de samenhang in onze samenleving. Ook in Europa moeten we van elkaar leren op het terrein van de integratie van minderheden. Ik ga zodadelijk nader in op het meerjarenprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het Haags Programma, dat in een verdieping op beide terreinen voorziet."@lv13
"Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dames en heren, het is mij een genoegen u vandaag verslag te doen van de afgelopen Europese Raad op 4 en 5 november. De Europese Raad heeft een goede bijeenkomst gehad.
Vorige week vond in Nederland een ministeriële conferentie plaats waarop het onderwerp integratie al indringend werd besproken. Natuurlijk hebben we de afgelopen week direct gebruik gemaakt van het bestaande operationele instrumentarium. Ook hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzocht aanstaande vrijdag in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken met hun collega's de gebeurtenissen in Nederland te bespreken en over Europese aspecten daarvan te overleggen.
Ik keer terug naar mijn rol van Voorzitter van de Europese Raad en naar het eigenlijke onderwerp van dit debat. De Europese Raad stelt op 5 november het Haags programma vast. Het programma geeft de grote lijnen weer van onze samenwerking op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht voor de komende 5 jaar.
Het Haags programma is bovendien het eerste veelomvattende pakket van maatregelen waarover met 25 lidstaten is onderhandeld. Dat geeft aan dat we ook in een grotere Unie het eens kunnen worden over belangrijke, ingewikkelde beleidsvraagstukken. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
In een Europa zonder binnengrenzen moeten we de handen ineenslaan om problemen als georganiseerde misdaad, terrorisme en mensensmokkel aan te pakken. We moeten ook intensief samenwerken op het gebied van asiel en migratie. Asielzoekers en migranten hebben immers recht op duidelijkheid in Europa.
Het Haags programma bouwt voort op het programma van Tampere, dat in 1999 voor het eerst de samenwerking op dit terrein formuleerde. Het is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, de Commissie-evaluatie van Tampere en de aanbeveling van het Europees Parlement van 14 oktober dit jaar, met name voor wat betreft de besluitvormingsmethoden.
Het Haags programma geeft belangrijke nieuwe impulsen. Mazen tussen nationale systemen worden gedicht, waardoor fenomenen als grensoverschrijdende criminaliteit veel minder kansen krijgen. Er zal scherper worden toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van genomen maatregelen en de effectiviteit ervan zal regelmatig onder de loep worden genomen.
Wat houdt het Haags programma concreet in?
De Unie zal de informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten van de lidstaten makkelijker maken op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie.
Over terrorisme is afgesproken dat lidstaten verder gaan dan het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich ook zullen richten op het gehele grondgebied van de EU. Instellingen als Europol en Eurojust krijgen een centrale rol in de misdaadbestrijding.
We gaan krachtig verder werken aan een Europese rechtsruimte, waarin men zijn straf niet meer kan ontlopen door naar een andere EU-lidstaat uit te wijken.
Centraal stonden terreinen die voor burgers van groot belang zijn, zoals de economie, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Daarnaast gaan we toewerken naar een gemeenschappelijk asielstelsel in 2010, waarin in alle landen dezelfde procedures worden gevolgd. We willen één stelsel dat humaan, maar ook duidelijk is, zodat er een einde komt aan het ‘asielshoppen’.
Ook illegale immigratie zal beter worden aangepakt. Daarbij horen een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en betere grenscontroles.
We werken nu aan basisbeginselen voor integratie die zo mogelijk al tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen worden vastgesteld. Daarmee is een begin gemaakt tijdens een informele ministeriële conferentie in Groningen.
Een ander punt dat ik in het bijzonder wil noemen, is de invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het terrein van asiel en migratie, iets waarop u in uw aanbeveling van 14 november jongstleden heeft aangedrongen. We gaan, zoals u ons heeft gevraagd, de Unie slagvaardiger en democratischer maken op dit terrein. Per 1 april 2005 vindt deze invoering plaats. Er bestonden weliswaar bij enkele lidstaten sterke wensen om hierop diverse uitzonderingen te maken, maar uiteindelijk is dit beperkt gebleven tot de uitzondering van legale migratie.
Het is, Voorzitter, al met al een ambitieus en realistisch programma. De Europese Commissie zal daar volgend jaar een actieplan voor presenteren. De afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die daarin worden opgenomen, zullen u in de raadplegings- en medebeslissingsprocedure worden voorgelegd. Ik ben bijzonder blij dat nu tussen de lidstaten overeenstemming is bereikt over de doelstellingen en de weg waarlangs we die willen bereiken.
Een veiliger Europa voor vrije burgers van wie de grondrechten goed zijn beschermd. Dáár gaat het ons om.
Dan het andere belangrijke thema van de afgelopen Europese Raad; de Europese economie ofwel de voorbereiding van de
van de Lissabon-strategie.
Het jaar 2004 staat in het teken van een licht herstel van de economie in Europa. Dat herstel is echter geen vanzelfsprekendheid. Om ons Europese maatschappijmodel veilig te stellen, zullen we ons verder moeten aanpassen.
Het belangrijkste wapenfeit van het verslag Kok, Voorzitter, is dat het de relevantie, meer nog, de noodzaak van de Lissabon-strategie helder aantoont. De hoofddoelstelling van de strategie staat volledig overeind. Er is geen alternatief.
De wereld om ons heen verandert omdat naast de VS ook economieën als China en India niet alleen maar op loonkosten, maar ook steeds meer op kwaliteit en innovatie concurreren. Maar Europa zelf verandert ook: de vergrijzing neemt toe, met alle gevolgen voor de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van pensioenstelsels en de gezondheidszorg.
Voorts hebben we gesproken over
over de verbetering van communicatie en interactie tussen politici en burgers over Europa. Tenslotte hebben wij een aantal actuele externe dossiers besproken, waaronder met name Irak.
Toch is de weg duidelijk: alleen door de uitdaging van de toekomst aan te gaan, kunnen wij de verworvenheden van het heden behouden. Kennis, innovatie en concurrentievermogen moeten de pijlers zijn onder het aanpassingvermogen van de Europese economie. Europa moet zijn sterke kanten verder ontwikkelen. Vanuit een breed en hoog opgeleide bevolking, flexibele arbeidsmarkten, activerende sociale stelsels en innovatieve ecologie zal Europa de mondiale uitdaging kunnen aangaan.
Het verslag Kok laat dus glashelder zien dat de Lissabon-strategie met kracht moet worden voortgezet. In een aantal opzichten is vooruitgang en voortgang geboekt. Op het gebied van de arbeidsparticipatie, op het gebied van de interne markt en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en huishoudens. Maar, laten we onszelf geen rad voor de ogen draaien, tegelijkertijd geeft Kok aan dat de inspanningen, vooral door de lidstaten zelf, omhoog moeten. Anders halen wij de doelstellingen zeker niet.
Juist over dit proces, het doorvoeren van structurele verandering met behoud van publiek draagvlak, heb ik tijdens de afgelopen Europese Raad een zeer levendige discussie informeel met mijn collega's gevoerd. Praktijkervaringen werden uitgewisseld, toekomstvisies geschetst. Het was een goede discussie, juist omdat het verslag Kok naar de lidstaten zelf verwijst.
Wat mij bij die informele discussie opviel, was de eensgezindheid over de noodzaak van hervormingen en over de noodzaak hierover goed te communiceren met de samenleving en het maatschappelijk middenveld.
Daarnaast waren de regeringsleiders eensgezind in hun bereidheid de politieke verantwoordelijkheid voor de Lissabon-strategie op zich te nemen, op Europees niveau, maar ook thuis, in eigen land. Verheugend daarbij was ook dat de beoogde voorzitter van de nieuwe Europese Commissie, de heer Barroso, bevestigde dat hij de Lissabon-strategie als kern ziet van zijn beleid en dat hij binnen de Commissie zelf hiervoor de verantwoordelijkheid zal nemen.
Ik heb nu gesproken over de rollen die de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten moeten spelen. Maar het verslag Kok richt zich ook rechtstreeks tot het Europees Parlement, dat meer bij deze strategie betrokken zou moeten worden. Zo bevat het een suggestie dat u een vaste parlementaire commissie instelt die zich richt op de Lissabon-strategie en groei en werkgelegenheid. Ik ben uiteraard geïnteresseerd te vernemen wat u met deze aanbeveling zal gaan doen.
Voorzitter, dan wil ik ingaan op het andere thema
. U heeft daar zelf ook met ons over gesproken. Het besef dat met onze burgers beter moet worden gecommuniceerd over wat Europa is en doet, vergt voortdurende aandacht. Ik acht het positief dat toekomstige voorzitterschappen hebben aangegeven de besprekingen hierover voort te zullen zetten.
De ratificatie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is een belangrijke gelegenheid om de communicatie met burgers verder te verbeteren. De burgers van Europa delen essentiële waarden en het is aan politici, aan u en aan mij, om het Europees project van Europa over te brengen. Zorgen voor een echt open debat vereist samenspel tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik verwelkom dan ook het voornemen van beoogd Commissievoorzitter Barroso om een vice-voorzitter te belasten met de portefeuille communicatie. Wij zien uit naar de aangekondigde communicatiestrategie, die nog voor de Europese Raad van juni zal worden voorgelegd.
Voorzitter, ik ben nu aangekomen bij de behandelde kwesties van extern beleid. Allereerst Irak. De Europese Raad heeft overeenstemming kunnen bereiken over een pakket van ondersteuningsmaatregelen voor Irak voor de korte termijn. Dat pakket hebben we tijdens de lunch op 5 november aan de Iraakse premier Allawi, die wij hiervoor speciaal hadden uitgenodigd, aangeboden. Bovendien hebben we Irak toen uitzicht op samenwerking en dialoog voor de lange termijn geboden. Allawi heeft ons bedankt voor de steun aan het Iraakse wederopbouwproces. In dit proces spelen de verkiezingen een belangrijke rol. Ik hecht dan ook groot belang aan de mededeling van premier Allawi dat deze verkiezingen, ondanks de aanhoudende veiligheidsproblemen, uiterlijk in januari zullen plaatsvinden.
Onze ontmoeting met Allawi en het hulppakket dat wij hebben aangeboden, tonen aan dat de Europese Unie bereid en in staat is om een grotere rol te spelen bij de concrete ondersteuning van het politieke en economische wederopbouwproces in Irak. Bovendien werd zo een signaal gegeven van eensgezindheid binnen de Unie ten aanzien van Irak.
Mijnheer de Voorzitter, de recente ontwikkelingen in mijn eigen land laten mij geen andere keuze dan te beginnen met het thema vrijheid, veiligheid en recht. Die ontwikkelingen vormen een wrang maar krachtig bewijs dat een verdere stap in de samenwerking op die terreinen onontbeerlijk is.
Een tweede punt van extern beleid waarover de Europese Raad zich uitsprak, is Iran. Laat ik helder zijn: wij willen volledige en duurzame opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten door Iran, op vrijwillige basis. Alleen dan kan de Europese Unie Iran uitzicht bieden op besprekingen over een samenwerking op lange termijn, die voor zowel de Europese Unie als Iran voordelen zal bieden. Het akkoord dat in het weekend met Teheran is bereikt, is een stap in de goede richting. We moeten er ons wel eerst van overtuigen dat de opschorting door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie snel kan worden vastgesteld. Wanneer ook deze poging mislukt, lijkt slechts één mogelijkheid te resteren, en dat is een gang naar de VN-Veiligheidsraad.
Voorzitter, dit brengt me bij het Midden-Oosten. Er lijkt voor het vredesproces in het Midden-Oosten een nieuwe
te ontstaan. Het Israëlische besluit zich uit de Gazastrook terug te trekken biedt hopelijk een nieuwe mogelijkheid voor het uitvoeren van de
. De Europese Raad heeft hierop willen inspelen. Wij hebben nu op voorstel van Javier Solana een actieprogramma op korte termijn vastgesteld ter ondersteuning van de Palestijnen op de terreinen van veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economisch ontwikkeling. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit programma is uiteraard de medewerking nodig van zowel de Palestijnen als de Israëli's. Nu wordt gerouwd om de dood van president Arafat. Ik hoop echter dat de Palestijnse Autoriteit, wanneer in januari een nieuwe President zal zijn gekozen, snel en daadkrachtig een nieuwe start zal maken.
De situatie in Sudan blijft buitengewoon moeilijk. De Europese Raad heeft de regering van Sudan en alle andere partijen opgeroepen aan de internationale eisen te voldoen. Wij hebben hierbij een duidelijke
namelijk de mogelijkheid om zonodig sancties in te stellen. Indien dat echt noodzakelijk is, dan zullen wij dat ook doen.
Voorzitter, drie weken geleden heeft het Europees Parlement met de Raad een debat gevoerd over Oekraïne. Ik hoop dat het signaal dat de Europese Raad heeft gegeven door de Oekraïense autoriteiten goed wordt begrepen. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen vindt aanstaande zondag plaats. Deze ronde zal democratischer moeten zijn dan de eerste. Zo niet, dan moeten wij ons beraden over de gevolgen die wij daaraan willen verbinden.
Zoals uit de conclusies blijkt, Voorzitter, heeft de Europese Raad niet gesproken over de uitbreiding van de Unie. Dat zullen wij in december doen. Wij zullen dan de uitkomst kennen van het debat dat het Parlement hieraan zal wijden. De beslissingen waarvoor wij aangaande de vier kandidaat-lidstaten staan, kunnen de Unie ingrijpend veranderen. Om met vertrouwen de besluitvorming en de uitvoering van de besluiten tegemoet te kunnen zien, is een duidelijke, positieve en toekomstgerichte visie van het Parlement van groot belang. Ik hoop dat dit het resultaat zal zijn op 2 december.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, enkele woorden over het Parlement zelf en over de Commissie.
Allereerst: ik deel uw wil om de slepende kwestie van het statuut van de leden van dit Parlement op te lossen. Transparante en eenduidige afspraken over het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden van de leden van uw parlement, voorkomen percepties die het vertrouwen in de instellingen en de Unie als geheel ondergraven. Het voorzitterschap, in de persoon van de minister voor Europese Zaken Nicolaï, zal in de komende periode onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om over deze al te lang onopgeloste kwestie overeenstemming te bereiken. Hierover zal deze dagen ook met u, mijnheer de Voorzitter, worden overlegd.
Strikt genomen stond de uitkomst van het debat dat dit parlement drie weken geleden voerde over de voorgestelde Commissie niet op de agenda van de Europese Raad. Terecht hebt U, Mijnheer de Voorzitter, er in Uw bijdrage in de Europese Raad niettemin aandacht aan besteed. Ik wil dat nu ook doen.
De Unie is niet in een crisis geraakt door dit debat, integendeel, zij is erdoor versterkt. Aan het Parlement is in het Verdrag een belangrijke rol toegewezen bij de benoeming van de Commissie. Het is het volste recht van het Parlement een voorgestelde Commissie af te wijzen. Dat het Parlement, als de Commissie in stemming zou zijn gebracht, dat zou hebben gedaan, is een uiting van politiek zelfbewustzijn.
Evenzeer is het goed dat beoogd voorzitter Barroso de politieke lessen heeft getrokken uit het debat die hij moest trekken. Hij heeft zijn Commissie kunnen bijstellen opdat hij een zo breed mogelijke steun krijgt in dit Parlement. Hij legt zo een sterke basis voor samenspel tussen Parlement en Commissie.
Mijnheer de voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk voor de woorden van steun en solidariteit aan de Nederlandse regering en de gehele Nederlandse samenleving die u uitsprak op 15 november. Sta mij toe om daar in mijn nationale hoedanigheid op te reageren.
Vanuit de Raad bezien, is de uitkomst eveneens positief. De Raad wil snel aan de slag, met Parlement en Commissie. Er wachten ons belangrijke vraagstukken en belangrijke keuzes. Ik heb goede hoop dat het Europees Parlement morgen zijn vertrouwen in de Commissie zal uitspreken en dat wij daarna gezamenlijk aan het werk gaan.
Nederland is trots op zijn diversiteit. Wij hebben sinds de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen opgenomen uit vele landen. Sommigen omdat zij werden vervolgd, anderen omdat zij een betere toekomst bij ons konden opbouwen en welkome versterkingen vormden op onze arbeidsmarkt. De bijdrage van deze mensen aan de kwaliteit van onze samenleving is groot en wordt gewaardeerd.
Nu horen zij bij ons, zij en hun familieleden. Dat 'erbij horen' vraagt evenwel aandacht en inspanningen, van beide kanten. Integratie is een complex vraagstuk, dat raakt aan identiteit, normen en waarden en elkaar leren kennen en begrijpen. Tegelijk vereist integratie ook het respecteren en naleven van de fundamentele spelregels van onze samenleving: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving, respect voor de democratische rechtsstaat die individuen de bescherming moet bieden waarop zij recht hebben.
De vorige keer dat ik dit Parlement mocht toespreken heb ik gezegd, sprekend over het perspectief van de Turkse toetreding tot de Unie, dat islam of religie niet het onderwerp is. Ik herhaal dat vandaag. In onze Europese samenleving kunnen mensen met verschillende geloofsovertuigingen uitstekend naast, en met elkaar leven. Wat niet kan, is geloof misbruiken als voorwendsel om aanslagen te plegen op mensen, scholen, moskeeën of kerken. Daar moeten wij ons allemaal, in heel Europa, met overtuiging en daadkracht tegen verzetten.
Mijnheer de Voorzitter, in uw steunbetuiging van afgelopen maandag wees u op de betekenis van recente gebeurtenissen in Nederland voor de gehele Europese samenleving. Ik geef u daarin gelijk. Nederland is ervan overtuigd dat we beter moeten samenwerken bij terrorismebestrijding. De felle reacties en tegenreacties na de moord op Van Gogh lieten nogmaals zien dat er spanning zit in de samenhang in onze samenleving. Ook in Europa moeten we van elkaar leren op het terrein van de integratie van minderheden. Ik ga zodadelijk nader in op het meerjarenprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het Haags Programma, dat in een verdieping op beide terreinen voorziet."@mt15
"Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dames en heren, het is mij een genoegen u vandaag verslag te doen van de afgelopen Europese Raad op 4 en 5 november. De Europese Raad heeft een goede bijeenkomst gehad.
Vorige week vond in Nederland een ministeriële conferentie plaats waarop het onderwerp integratie al indringend werd besproken. Natuurlijk hebben we de afgelopen week direct gebruik gemaakt van het bestaande operationele instrumentarium. Ook hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzocht aanstaande vrijdag in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken met hun collega's de gebeurtenissen in Nederland te bespreken en over Europese aspecten daarvan te overleggen.
Ik keer terug naar mijn rol van Voorzitter van de Europese Raad en naar het eigenlijke onderwerp van dit debat. De Europese Raad stelt op 5 november het Haags programma vast. Het programma geeft de grote lijnen weer van onze samenwerking op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht voor de komende 5 jaar.
Het Haags programma is bovendien het eerste veelomvattende pakket van maatregelen waarover met 25 lidstaten is onderhandeld. Dat geeft aan dat we ook in een grotere Unie het eens kunnen worden over belangrijke, ingewikkelde beleidsvraagstukken. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
In een Europa zonder binnengrenzen moeten we de handen ineenslaan om problemen als georganiseerde misdaad, terrorisme en mensensmokkel aan te pakken. We moeten ook intensief samenwerken op het gebied van asiel en migratie. Asielzoekers en migranten hebben immers recht op duidelijkheid in Europa.
Het Haags programma bouwt voort op het programma van Tampere, dat in 1999 voor het eerst de samenwerking op dit terrein formuleerde. Het is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, de Commissie-evaluatie van Tampere en de aanbeveling van het Europees Parlement van 14 oktober dit jaar, met name voor wat betreft de besluitvormingsmethoden.
Het Haags programma geeft belangrijke nieuwe impulsen. Mazen tussen nationale systemen worden gedicht, waardoor fenomenen als grensoverschrijdende criminaliteit veel minder kansen krijgen. Er zal scherper worden toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van genomen maatregelen en de effectiviteit ervan zal regelmatig onder de loep worden genomen.
Wat houdt het Haags programma concreet in?
De Unie zal de informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten van de lidstaten makkelijker maken op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie.
Over terrorisme is afgesproken dat lidstaten verder gaan dan het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich ook zullen richten op het gehele grondgebied van de EU. Instellingen als Europol en Eurojust krijgen een centrale rol in de misdaadbestrijding.
We gaan krachtig verder werken aan een Europese rechtsruimte, waarin men zijn straf niet meer kan ontlopen door naar een andere EU-lidstaat uit te wijken.
Centraal stonden terreinen die voor burgers van groot belang zijn, zoals de economie, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Daarnaast gaan we toewerken naar een gemeenschappelijk asielstelsel in 2010, waarin in alle landen dezelfde procedures worden gevolgd. We willen één stelsel dat humaan, maar ook duidelijk is, zodat er een einde komt aan het ‘asielshoppen’.
Ook illegale immigratie zal beter worden aangepakt. Daarbij horen een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en betere grenscontroles.
We werken nu aan basisbeginselen voor integratie die zo mogelijk al tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen worden vastgesteld. Daarmee is een begin gemaakt tijdens een informele ministeriële conferentie in Groningen.
Een ander punt dat ik in het bijzonder wil noemen, is de invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het terrein van asiel en migratie, iets waarop u in uw aanbeveling van 14 november jongstleden heeft aangedrongen. We gaan, zoals u ons heeft gevraagd, de Unie slagvaardiger en democratischer maken op dit terrein. Per 1 april 2005 vindt deze invoering plaats. Er bestonden weliswaar bij enkele lidstaten sterke wensen om hierop diverse uitzonderingen te maken, maar uiteindelijk is dit beperkt gebleven tot de uitzondering van legale migratie.
Het is, Voorzitter, al met al een ambitieus en realistisch programma. De Europese Commissie zal daar volgend jaar een actieplan voor presenteren. De afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die daarin worden opgenomen, zullen u in de raadplegings- en medebeslissingsprocedure worden voorgelegd. Ik ben bijzonder blij dat nu tussen de lidstaten overeenstemming is bereikt over de doelstellingen en de weg waarlangs we die willen bereiken.
Een veiliger Europa voor vrije burgers van wie de grondrechten goed zijn beschermd. Dáár gaat het ons om.
Dan het andere belangrijke thema van de afgelopen Europese Raad; de Europese economie ofwel de voorbereiding van de
van de Lissabon-strategie.
Het jaar 2004 staat in het teken van een licht herstel van de economie in Europa. Dat herstel is echter geen vanzelfsprekendheid. Om ons Europese maatschappijmodel veilig te stellen, zullen we ons verder moeten aanpassen.
Het belangrijkste wapenfeit van het verslag Kok, Voorzitter, is dat het de relevantie, meer nog, de noodzaak van de Lissabon-strategie helder aantoont. De hoofddoelstelling van de strategie staat volledig overeind. Er is geen alternatief.
De wereld om ons heen verandert omdat naast de VS ook economieën als China en India niet alleen maar op loonkosten, maar ook steeds meer op kwaliteit en innovatie concurreren. Maar Europa zelf verandert ook: de vergrijzing neemt toe, met alle gevolgen voor de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van pensioenstelsels en de gezondheidszorg.
Voorts hebben we gesproken over
over de verbetering van communicatie en interactie tussen politici en burgers over Europa. Tenslotte hebben wij een aantal actuele externe dossiers besproken, waaronder met name Irak.
Toch is de weg duidelijk: alleen door de uitdaging van de toekomst aan te gaan, kunnen wij de verworvenheden van het heden behouden. Kennis, innovatie en concurrentievermogen moeten de pijlers zijn onder het aanpassingvermogen van de Europese economie. Europa moet zijn sterke kanten verder ontwikkelen. Vanuit een breed en hoog opgeleide bevolking, flexibele arbeidsmarkten, activerende sociale stelsels en innovatieve ecologie zal Europa de mondiale uitdaging kunnen aangaan.
Het verslag Kok laat dus glashelder zien dat de Lissabon-strategie met kracht moet worden voortgezet. In een aantal opzichten is vooruitgang en voortgang geboekt. Op het gebied van de arbeidsparticipatie, op het gebied van de interne markt en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en huishoudens. Maar, laten we onszelf geen rad voor de ogen draaien, tegelijkertijd geeft Kok aan dat de inspanningen, vooral door de lidstaten zelf, omhoog moeten. Anders halen wij de doelstellingen zeker niet.
Juist over dit proces, het doorvoeren van structurele verandering met behoud van publiek draagvlak, heb ik tijdens de afgelopen Europese Raad een zeer levendige discussie informeel met mijn collega's gevoerd. Praktijkervaringen werden uitgewisseld, toekomstvisies geschetst. Het was een goede discussie, juist omdat het verslag Kok naar de lidstaten zelf verwijst.
Wat mij bij die informele discussie opviel, was de eensgezindheid over de noodzaak van hervormingen en over de noodzaak hierover goed te communiceren met de samenleving en het maatschappelijk middenveld.
Daarnaast waren de regeringsleiders eensgezind in hun bereidheid de politieke verantwoordelijkheid voor de Lissabon-strategie op zich te nemen, op Europees niveau, maar ook thuis, in eigen land. Verheugend daarbij was ook dat de beoogde voorzitter van de nieuwe Europese Commissie, de heer Barroso, bevestigde dat hij de Lissabon-strategie als kern ziet van zijn beleid en dat hij binnen de Commissie zelf hiervoor de verantwoordelijkheid zal nemen.
Ik heb nu gesproken over de rollen die de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten moeten spelen. Maar het verslag Kok richt zich ook rechtstreeks tot het Europees Parlement, dat meer bij deze strategie betrokken zou moeten worden. Zo bevat het een suggestie dat u een vaste parlementaire commissie instelt die zich richt op de Lissabon-strategie en groei en werkgelegenheid. Ik ben uiteraard geïnteresseerd te vernemen wat u met deze aanbeveling zal gaan doen.
Voorzitter, dan wil ik ingaan op het andere thema
. U heeft daar zelf ook met ons over gesproken. Het besef dat met onze burgers beter moet worden gecommuniceerd over wat Europa is en doet, vergt voortdurende aandacht. Ik acht het positief dat toekomstige voorzitterschappen hebben aangegeven de besprekingen hierover voort te zullen zetten.
De ratificatie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is een belangrijke gelegenheid om de communicatie met burgers verder te verbeteren. De burgers van Europa delen essentiële waarden en het is aan politici, aan u en aan mij, om het Europees project van Europa over te brengen. Zorgen voor een echt open debat vereist samenspel tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik verwelkom dan ook het voornemen van beoogd Commissievoorzitter Barroso om een vice-voorzitter te belasten met de portefeuille communicatie. Wij zien uit naar de aangekondigde communicatiestrategie, die nog voor de Europese Raad van juni zal worden voorgelegd.
Voorzitter, ik ben nu aangekomen bij de behandelde kwesties van extern beleid. Allereerst Irak. De Europese Raad heeft overeenstemming kunnen bereiken over een pakket van ondersteuningsmaatregelen voor Irak voor de korte termijn. Dat pakket hebben we tijdens de lunch op 5 november aan de Iraakse premier Allawi, die wij hiervoor speciaal hadden uitgenodigd, aangeboden. Bovendien hebben we Irak toen uitzicht op samenwerking en dialoog voor de lange termijn geboden. Allawi heeft ons bedankt voor de steun aan het Iraakse wederopbouwproces. In dit proces spelen de verkiezingen een belangrijke rol. Ik hecht dan ook groot belang aan de mededeling van premier Allawi dat deze verkiezingen, ondanks de aanhoudende veiligheidsproblemen, uiterlijk in januari zullen plaatsvinden.
Onze ontmoeting met Allawi en het hulppakket dat wij hebben aangeboden, tonen aan dat de Europese Unie bereid en in staat is om een grotere rol te spelen bij de concrete ondersteuning van het politieke en economische wederopbouwproces in Irak. Bovendien werd zo een signaal gegeven van eensgezindheid binnen de Unie ten aanzien van Irak.
Mijnheer de Voorzitter, de recente ontwikkelingen in mijn eigen land laten mij geen andere keuze dan te beginnen met het thema vrijheid, veiligheid en recht. Die ontwikkelingen vormen een wrang maar krachtig bewijs dat een verdere stap in de samenwerking op die terreinen onontbeerlijk is.
Een tweede punt van extern beleid waarover de Europese Raad zich uitsprak, is Iran. Laat ik helder zijn: wij willen volledige en duurzame opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten door Iran, op vrijwillige basis. Alleen dan kan de Europese Unie Iran uitzicht bieden op besprekingen over een samenwerking op lange termijn, die voor zowel de Europese Unie als Iran voordelen zal bieden. Het akkoord dat in het weekend met Teheran is bereikt, is een stap in de goede richting. We moeten er ons wel eerst van overtuigen dat de opschorting door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie snel kan worden vastgesteld. Wanneer ook deze poging mislukt, lijkt slechts één mogelijkheid te resteren, en dat is een gang naar de VN-Veiligheidsraad.
Voorzitter, dit brengt me bij het Midden-Oosten. Er lijkt voor het vredesproces in het Midden-Oosten een nieuwe
te ontstaan. Het Israëlische besluit zich uit de Gazastrook terug te trekken biedt hopelijk een nieuwe mogelijkheid voor het uitvoeren van de
. De Europese Raad heeft hierop willen inspelen. Wij hebben nu op voorstel van Javier Solana een actieprogramma op korte termijn vastgesteld ter ondersteuning van de Palestijnen op de terreinen van veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economisch ontwikkeling. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit programma is uiteraard de medewerking nodig van zowel de Palestijnen als de Israëli's. Nu wordt gerouwd om de dood van president Arafat. Ik hoop echter dat de Palestijnse Autoriteit, wanneer in januari een nieuwe President zal zijn gekozen, snel en daadkrachtig een nieuwe start zal maken.
De situatie in Sudan blijft buitengewoon moeilijk. De Europese Raad heeft de regering van Sudan en alle andere partijen opgeroepen aan de internationale eisen te voldoen. Wij hebben hierbij een duidelijke
namelijk de mogelijkheid om zonodig sancties in te stellen. Indien dat echt noodzakelijk is, dan zullen wij dat ook doen.
Voorzitter, drie weken geleden heeft het Europees Parlement met de Raad een debat gevoerd over Oekraïne. Ik hoop dat het signaal dat de Europese Raad heeft gegeven door de Oekraïense autoriteiten goed wordt begrepen. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen vindt aanstaande zondag plaats. Deze ronde zal democratischer moeten zijn dan de eerste. Zo niet, dan moeten wij ons beraden over de gevolgen die wij daaraan willen verbinden.
Zoals uit de conclusies blijkt, Voorzitter, heeft de Europese Raad niet gesproken over de uitbreiding van de Unie. Dat zullen wij in december doen. Wij zullen dan de uitkomst kennen van het debat dat het Parlement hieraan zal wijden. De beslissingen waarvoor wij aangaande de vier kandidaat-lidstaten staan, kunnen de Unie ingrijpend veranderen. Om met vertrouwen de besluitvorming en de uitvoering van de besluiten tegemoet te kunnen zien, is een duidelijke, positieve en toekomstgerichte visie van het Parlement van groot belang. Ik hoop dat dit het resultaat zal zijn op 2 december.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, enkele woorden over het Parlement zelf en over de Commissie.
Allereerst: ik deel uw wil om de slepende kwestie van het statuut van de leden van dit Parlement op te lossen. Transparante en eenduidige afspraken over het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden van de leden van uw parlement, voorkomen percepties die het vertrouwen in de instellingen en de Unie als geheel ondergraven. Het voorzitterschap, in de persoon van de minister voor Europese Zaken Nicolaï, zal in de komende periode onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om over deze al te lang onopgeloste kwestie overeenstemming te bereiken. Hierover zal deze dagen ook met u, mijnheer de Voorzitter, worden overlegd.
Strikt genomen stond de uitkomst van het debat dat dit parlement drie weken geleden voerde over de voorgestelde Commissie niet op de agenda van de Europese Raad. Terecht hebt U, Mijnheer de Voorzitter, er in Uw bijdrage in de Europese Raad niettemin aandacht aan besteed. Ik wil dat nu ook doen.
De Unie is niet in een crisis geraakt door dit debat, integendeel, zij is erdoor versterkt. Aan het Parlement is in het Verdrag een belangrijke rol toegewezen bij de benoeming van de Commissie. Het is het volste recht van het Parlement een voorgestelde Commissie af te wijzen. Dat het Parlement, als de Commissie in stemming zou zijn gebracht, dat zou hebben gedaan, is een uiting van politiek zelfbewustzijn.
Evenzeer is het goed dat beoogd voorzitter Barroso de politieke lessen heeft getrokken uit het debat die hij moest trekken. Hij heeft zijn Commissie kunnen bijstellen opdat hij een zo breed mogelijke steun krijgt in dit Parlement. Hij legt zo een sterke basis voor samenspel tussen Parlement en Commissie.
Mijnheer de voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk voor de woorden van steun en solidariteit aan de Nederlandse regering en de gehele Nederlandse samenleving die u uitsprak op 15 november. Sta mij toe om daar in mijn nationale hoedanigheid op te reageren.
Vanuit de Raad bezien, is de uitkomst eveneens positief. De Raad wil snel aan de slag, met Parlement en Commissie. Er wachten ons belangrijke vraagstukken en belangrijke keuzes. Ik heb goede hoop dat het Europees Parlement morgen zijn vertrouwen in de Commissie zal uitspreken en dat wij daarna gezamenlijk aan het werk gaan.
Nederland is trots op zijn diversiteit. Wij hebben sinds de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen opgenomen uit vele landen. Sommigen omdat zij werden vervolgd, anderen omdat zij een betere toekomst bij ons konden opbouwen en welkome versterkingen vormden op onze arbeidsmarkt. De bijdrage van deze mensen aan de kwaliteit van onze samenleving is groot en wordt gewaardeerd.
Nu horen zij bij ons, zij en hun familieleden. Dat 'erbij horen' vraagt evenwel aandacht en inspanningen, van beide kanten. Integratie is een complex vraagstuk, dat raakt aan identiteit, normen en waarden en elkaar leren kennen en begrijpen. Tegelijk vereist integratie ook het respecteren en naleven van de fundamentele spelregels van onze samenleving: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving, respect voor de democratische rechtsstaat die individuen de bescherming moet bieden waarop zij recht hebben.
De vorige keer dat ik dit Parlement mocht toespreken heb ik gezegd, sprekend over het perspectief van de Turkse toetreding tot de Unie, dat islam of religie niet het onderwerp is. Ik herhaal dat vandaag. In onze Europese samenleving kunnen mensen met verschillende geloofsovertuigingen uitstekend naast, en met elkaar leven. Wat niet kan, is geloof misbruiken als voorwendsel om aanslagen te plegen op mensen, scholen, moskeeën of kerken. Daar moeten wij ons allemaal, in heel Europa, met overtuiging en daadkracht tegen verzetten.
Mijnheer de Voorzitter, in uw steunbetuiging van afgelopen maandag wees u op de betekenis van recente gebeurtenissen in Nederland voor de gehele Europese samenleving. Ik geef u daarin gelijk. Nederland is ervan overtuigd dat we beter moeten samenwerken bij terrorismebestrijding. De felle reacties en tegenreacties na de moord op Van Gogh lieten nogmaals zien dat er spanning zit in de samenhang in onze samenleving. Ook in Europa moeten we van elkaar leren op het terrein van de integratie van minderheden. Ik ga zodadelijk nader in op het meerjarenprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het Haags Programma, dat in een verdieping op beide terreinen voorziet."@pl16
"Senhor Presidente, Senhoras e Senhores Deputados, minhas Senhoras e meus Senhores, é para mim um prazer poder informar-vos sobre os trabalhos do Conselho Europeu que teve lugar nos dias 4 e 5 de Novembro. Foi uma reunião produtiva.
Na semana passada, teve lugar uma conferência ministerial, onde o tema da integração foi amplamente debatido. É evidente que ao longo da última semana utilizámos de imediato os instrumentos operacionais existentes. Além disso, os Ministros da Justiça e Assuntos Internos manifestaram vontade de, no Conselho "Justiça e Assuntos Internos" da próxima sexta-feira, debater os acontecimentos nos Países Baixos e reflectir com os seus colegas sobre os aspectos europeus relacionados com tal situação.
Permita-me que volte agora ao meu papel de Presidente em exercício do Conselho e ao verdadeiro tema do presente debate. O Conselho Europeu estabeleceu o Programa de Haia em 5 de Novembro. Este programa define as linhas gerais da nossa cooperação no âmbito da liberdade, segurança e justiça para os próximos 5 anos.
O Programa de Haia é, além disso, o primeiro pacote abrangente de medidas a ser objecto de negociações envolvendo os 25 Estados-Membros. Isso indica que também numa União alargada podemos chegar a acordo sobre questões políticas importantes e complexas, o que constitui um bom presságio para o futuro.
Numa Europa sem fronteiras internas, temos de juntar esforços para resolver problemas como o crime organizado, o terrorismo e o tráfico de seres humanos. Temos igualmente de cooperar de forma mais estreita nos domínios do asilo e da imigração. Afinal de contas, os requerentes de asilo e os migrantes têm direito a saber aquilo com que podem contar na Europa.
O Programa de Haia tem por base o Programa de Tampere, que, em 1999, foi o primeiro programa a definir a cooperação nesta área. O Programa de Haia baseia-se em contributos dos Estados-Membros, na avaliação de Tampere pela Comissão e na recomendação do Parlamento Europeu de 14 de Outubro deste ano, em especial no que se refere aos métodos de tomada de decisão.
O Programa de Haia veio impulsionar novos e importantes desenvolvimentos. As lacunas existentes nos sistemas nacionais estão a ser colmatadas, limitando assim significativamente o espaço de manobra da criminalidade transfronteiras. A correcta execução das medidas tomadas será objecto de uma atenção acrescida e a respectiva eficácia será examinada com regularidade.
Qual é o significado específico do Programa de Haia?
A União irá facilitar o intercâmbio de informação entre as autoridades policiais, judiciais e os serviços de informações dos Estados-Membros, com base no princípio da disponibilidade de informação.
No que diz respeito ao terrorismo, foi acordado que os Estados-Membros não irão limitar-se à manutenção da sua própria segurança, mas irão orientar-se também para todo o território da UE. A Instituições como a Europol e a Eurojust será conferido um papel central no combate à criminalidade.
Continuaremos a trabalhar empenhadamente na construção de um espaço europeu onde as pessoas deixem de poder furtar-se ao cumprimento de uma sentença quando se mudam para outro Estado-Membro da UE.
Os principais temas aí abordados foram áreas que se revestem da maior importância para os cidadãos, como a economia e o espaço de liberdade, segurança e justiça.
A par disso, iremos trabalhar com vista ao estabelecimento de um sistema comum de asilo em 2010, prevendo a aplicação de procedimentos idênticos em todos os países. Queremos um sistema único que seja humano, mas que seja simultaneamente inequívoco, para que o conhecido fenómeno do "asylum hopping" passe a pertencer ao passado.
A imigração clandestina será igualmente abordada de forma mais eficaz. Isso implica uma política de repatriamento comum e melhores controlos fronteiriços.
Estamos presentemente a trabalhar nos princípios fundamentais da integração, que, se possível, serão ainda estabelecidos durante o mandato da Presidência neerlandesa. Este processo foi iniciado durante uma conferência ministerial informal, realizada em Groningen.
Outro ponto que gostaria de referir em particular é a introdução da maioria qualificada e da co-decisão nos domínios do asilo e da imigração, um aspecto em que esta Assembleia insistiu na sua resolução de 14 de Novembro último. Iremos ao encontro do vosso pedido, tornando a União mais decisiva e mais democrática nesse domínio. Esta medida entrará em vigor em 1 de Abril de 2005. A despeito dos prementes apelos de alguns Estados-Membros para que fossem feitas diversas concessões neste âmbito, estas acabaram por se limitar à imigração ilegal.
Em termos globais, trata-se de uma programa ambicioso e realista, sobre o qual a Comissão Europeia irá apresentar um plano de acção no próximo ano. As propostas legislativas separadas aí contidas ser-vos-ão submetidas no quadro do processo de consulta e co-decisão. Congratulo-me particularmente com o facto de agora ter sido alcançado um consenso entre os Estados-Membros sobre os objectivos e sobre o modo como queremos atingi-los.
Uma Europa mais segura para cidadãos livres, cujos direitos fundamentais sejam protegidos de forma efectiva - é exactamente isso que está em causa.
Gostaria de passar agora ao outro tema importante que foi debatido durante o último Conselho Europeu, nomeadamente o da economia europeia, ou seja, a preparação do balanço intercalar da Estratégia de Lisboa.
O ano de 2004 foi marcado por uma ligeira recuperação da economia europeia, que não é, contudo, uma questão de rotina. Para salvaguardarmos o nosso modelo social europeu, teremos de continuar a fazer ajustamentos.
O principal mérito do relatório Kok reside no facto de demonstrar claramente a relevância – se não mesmo a necessidade – da Estratégia de Lisboa. O objectivo central desta estratégia continua a ser particularmente actual. Não existe alternativa.
O mundo à nossa volta está a mudar, já que, para além dos Estados Unidos, existem economias, como a China e a Índia, que competem não só em termos de custos laborais, mas também, cada vez mais, em termos de qualidade e inovação. Mas também a própria Europa está a mudar: a população está a envelhecer, com todas a consequências que daí advêm para a participação laboral e para a sustentabilidade dos sistemas de pensões e de cuidados de saúde.
Abordámos igualmente o tema "Explicar a Europa", ou seja, a melhoria da comunicação e da interacção entre políticos e cidadãos em toda a Europa. Por último, debatemos um conjunto de questões externas actuais, incluindo o Iraque.
Apesar disso, o caminho a seguir é claro: só enfrentando os desafios do futuro conseguiremos manter as conquistas do presente. Conhecimento, inovação e competitividade terão de ser os pilares que sustentam a adaptabilidade da economia europeia. A Europa tem de desenvolver mais os aspectos em que é mais forte. Alicerçada numa população bem preparada e altamente qualificada, em mercados de trabalho flexíveis, em sistemas sociais estimulantes e numa ecologia inovadora, a Europa conseguirá enfrentar o desafio global.
Por conseguinte, o relatório Kok demonstra claramente que a Estratégia de Lisboa tem de ser prosseguida com determinação. Registaram-se progressos em algumas áreas: nos domínios da participação laboral, do mercado interno e da disseminação das TIC e da Internet nas escolas, nas universidades, nas administrações públicas e na esfera doméstica. Não podemos, contudo, enganar-nos a nós próprios. Com efeito, Wim Kok indica também que os esforços, em especial os dos próprios Estados-Membros, têm de ser intensificados. De contrário, não conseguiremos seguramente atingir os objectivos.
Foi precisamente este processo, onde estão a ser operadas reformas estruturais com a manutenção do apoio público, que foi tema de um vivo debate entre mim e os meus colegas durante o Conselho Europeu. Foram trocadas experiências práticas e gizadas perspectivas futuras. Tratou-se realmente de uma boa discussão, em especial porque o relatório Kok faz referência aos próprios Estados-Membros.
Um aspecto que registei com alguma surpresa durante essa discussão informal foi o consenso que existe quanto à necessidade de proceder a reformas e de comunicar com o público e com a sociedade civil a este respeito.
Além disso, os Chefes de Governo foram unânimes na sua vontade de assumir a responsabilidade política pela execução da Estratégia de Lisboa, não só a nível europeu, mas também a nível nacional, nos seus próprios países. Nesse contexto, foi gratificante o facto de o futuro Presidente da Comissão, Senhor José Manuel Barroso, ter confirmado também que considera a Estratégia de Lisboa o elemento central da sua política e que irá assumir pessoalmente a responsabilidade por essa matéria na Comissão.
Falei do papel que o Conselho Europeu, a Comissão e os Estados-Membros têm de desempenhar. Porém, o relatório Kok dirigiu-se também directamente ao Parlamento Europeu, que deveria estar mais envolvido nesta estratégia. O relatório sugere, por exemplo, que esta Assembleia crie uma comissão parlamentar permanente que se concentre na Estratégia de Lisboa, no crescimento e no emprego. Estou obviamente interessado em saber como irão dar cumprimento a esta recomendação.
Senhor Presidente, gostaria agora de passar a outro tema – que o senhor mesmo debateu connosco –, nomeadamente, a iniciativa "Explicar a Europa". A consciência de que precisamos de comunicar melhor com os cidadãos sobre aquilo que a Europa é e sobre aquilo que está a fazer requer uma atenção permanente. Considero positivo que as futuras Presidências se tenham mostrado dispostas a prosseguir as conversações neste domínio.
A ratificação do Tratado que estabelece uma Constituição para a Europa constitui uma ocasião importante para aperfeiçoar ainda mais a comunicação com os cidadãos. Os cidadãos da Europa partilham valores essenciais, e cabe aos políticos – a vós e a mim – explicar-lhes o projecto europeu. Lançar um debate verdadeiramente aberto exige trabalho de equipa entre o Conselho, o Parlamento e a Comissão. Por isso mesmo, saúdo a intenção do futuro Presidente da Comissão, Senhor José Manuel Barroso, de atribuir a um Vice-presidente a pasta da comunicação. Aguardamos com interesse a anunciada estratégia de comunicação, que deverá ser apresentada ainda antes do Conselho Europeu de Junho.
Chego agora aos domínios de política externa que foram objecto de debate. Antes de mais, o Iraque. O Conselho Europeu conseguiu chegar a acordo sobre um pacote de medidas destinadas a apoiar o Iraque, a curto prazo. Por ocasião de um almoço realizado em 5 de Novembro, apresentámos esse pacote ao Primeiro-Ministro interino do Iraque, Senhor Ijad Allawi, que foi especialmente convidado para o efeito. Oferecemos também ao Iraque uma perspectiva de diálogo e cooperação a longo prazo. O Senhor Ijad Allawi agradeceu o nosso apoio ao processo de reconstrução do Iraque. As eleições desempenham um papel importante neste processo, pelo que atribuo particular importância à comunicação feita pelo Primeiro-Ministro Allawi, segundo a qual, apesar dos permanentes problemas de segurança, este acto eleitoral será realizado, o mais tardar, no próximo mês de Janeiro.
O nosso encontro com o Senhor Ijad Allawi e o pacote de ajuda que então lhe oferecemos demonstram que a União Europeia quer e pode desempenhar um papel de maior relevo na prestação de ajuda concreta ao processo de reconstrução política e económica no Iraque. Deste modo, foi também dado um sinal de unanimidade na União no que diz respeito ao Iraque.
Os recentes acontecimentos no meu próprio país não me deixam outra opção que não seja começar pelo tema da liberdade, segurança e justiça. Esses acontecimentos constituem uma amarga mas forte ilustração da premente necessidade de reforçarmos ainda mais a cooperação nestes domínios.
Um segundo tema de política externa sobre o qual o Conselho Europeu se pronunciou é o Irão. Gostaria de deixar bem claro que queremos a suspensão voluntária, total e permanente de todas as actividades de enriquecimento e reprocessamento desenvolvidas pelo Irão. Só assim a União Europeia poderá oferecer àquele país uma perspectiva de negociações sobre uma cooperação a longo prazo, que beneficiará tanto a União Europeia como o Irão. Embora o acordo alcançado com Teerão no passado fim-de-semana constitua um passo no bom sentido, devemos primeiramente certificar-nos de que a suspensão exigida pela Organização Internacional de Energia Atómica pode ser determinada sem demora. Se também essa tentativa fracassar, parece não nos restar outra alternativa que não seja a de recorrer ao Conselho de Segurança das Nações Unidas.
Chego assim à questão do Médio Oriente, onde parece estar a abrir-se uma nova janela de oportunidade para o processo de paz. É de esperar que a decisão de Israel, de se retirar da Faixa de Gaza, ofereça uma nova oportunidade para a execução do roteiro para a paz. O Conselho Europeu procurou tirar partido desta oportunidade. Assim, sob proposta de Javier Solana, elaborámos um programa de acção a curto prazo destinado a apoiar os palestinianos nos domínios da segurança, das reformas, das eleições e do desenvolvimento económico. Escusado será dizer que o sucesso deste programa depende da colaboração de palestinianos e israelitas. Embora neste momento se esteja a viver o período de luto pela morte do Presidente Yasser Arafat, espero que, após a eleição de um novo Presidente, em Janeiro, a Autoridade Palestiniana enverede rápida e decididamente por um novo caminho.
A situação no Sudão continua a ser extremamente difícil. A União Europeia apelou ao Governo do Sudão e às demais partes envolvidas para que cumpram as normas internacionais. Neste contexto, dispomos de um óbvio meio de pressão, nomeadamente a possibilidade de aplicar sanções, caso seja necessário. Se tivermos de recorrer a esse meio, não deixaremos de o fazer.
Há três semanas, o Parlamento Europeu teve um debate com o Conselho sobre a Ucrânia. Espero que a mensagem que o Conselho Europeu transmitiu seja bem compreendida pelas autoridades ucranianas. A segunda volta das eleições presidenciais terá lugar no próximo Domingo. Esta segunda volta deverá ser mais democrática do que a primeira. Se assim não for, teremos de ponderar as consequências que quereremos associar à situação.
Como resulta claramente das conclusões, o Conselho Europeu não discutiu o alargamento da União. Iremos fazê-lo em Dezembro. Nessa altura, conheceremos o resultado do debate que o Parlamento irá dedicar a este assunto. As decisões que vamos ter de tomar em relação aos quatro países candidatos poderão operar uma mudança profunda na União. É fundamental que o Parlamento possua uma visão clara, positiva e orientada para o futuro, para que possamos encarar com confiança o processo de decisão e a execução das decisões. Espero que venha a ser esse o resultado em 2 de Dezembro.
Por último, permita-me que diga algumas palavras sobre o próprio Parlamento e sobre a Comissão.
Antes mais, partilho a vossa vontade de resolver a questão do estatuto dos membros deste Parlamento, que já se arrasta há tanto tempo. Acordos transparentes e inequívocos em matéria de remuneração e de outras condições laborais dos deputados ao Parlamento Europeu evitam percepções que minam a confiança nas Instituições e na União no seu conjunto. Durante as próximas semanas, a Presidência, na pessoa do Ministro para os Assuntos Europeus, Senhor Atzo Nicolaï, irá examinar as possibilidades que existem para chegar a um acordo sobre esta questão – que já se encontra pendente há demasiado tempo. Senhor Presidente, também V. Exa. irá ser consultado a este respeito durante os próximos dias.
Em sentido estrito, o resultado do debate que este Parlamento realizou há três semanas sobre a Comissão proposta não constava da agenda do Conselho Europeu. Senhor Presidente, V. Exa. fez bem, contudo, em dar atenção a essa matéria na sua intervenção durante o Conselho Europeu. Gostaria também de o fazer agora.
A União não entrou em crise por causa deste debate; pelo contrário, este debate deu-lhe força. O Tratado conferiu a este Parlamento um papel importante na designação da Comissão. O Parlamento tem todo o direito de rejeitar a Comissão proposta. Se o tivesse feito em resultado de uma votação, isso teria constituído uma manifestação de autoconsciência política.
Do mesmo modo, é positivo que o Senhor José Manuel Barroso, o Presidente indigitado, tenha extraído as lições políticas que lhe cabia extrair desse debate. Teve oportunidade de adaptar a sua Comissão de molde a recolher o maior apoio possível neste Parlamento. Deste modo, ele está a implantar uma base sólida para a cooperação entre o Parlamento e a Comissão.
Estou-lhe particularmente reconhecido, Senhor Presidente, pelas palavras de apoio e de solidariedade que dirigiu ao Governo dos Países Baixos e a toda a comunidade neerlandesa em 15 de Novembro. Permita-me que reaja a essas palavras na minha qualidade de governante do país.
Do ponto de vista do Conselho, o resultado também é positivo. O Conselho quer começar a trabalhar com o Parlamento e com a Comissão. Temos pela frente problemas e decisões importantes. Tenho grandes esperanças em que amanhã o Parlamento Europeu exprima a sua confiança na Comissão, para que depois possamos lançar mãos à obra.
Os Países Baixos orgulham-se da sua diversidade. Desde a Segunda Guerra Mundial que vimos recebendo grandes grupos de pessoas oriundas de muitos países – algumas porque eram perseguidas, outras porque podiam construir um futuro melhor entre nós -, que representaram um bem-vindo reforço para o nosso mercado de trabalho. O contributo dessas pessoas para a qualidade da nossa sociedade é enorme e é apreciado.
Hoje, essas pessoas e os seus familiares pertencem à nossa sociedade. Essa "pertença" exige, contudo, atenção e empenho de ambos os lados. A integração é uma questão complexa, que passa pela identidade, por normas e valores, e também pelo conhecimento e pela compreensão entre as pessoas. A integração exige, simultaneamente, o respeito e a observância das regras fundamentais da nossa sociedade: liberdade de opinião, liberdade religiosa e respeito pelo Estado de direito democrático, que deve oferecer aos indivíduos a protecção a que têm direito.
Da última vez que tive o privilégio de me dirigir a esta Assembleia, afirmei, a propósito da perspectiva de adesão da Turquia à União Europeia, que o problema não reside no Islão ou na religião. Volto a dizê-lo hoje. Na nossa sociedade europeia existem todas as condições para que as pessoas com diferentes convicções possam viver lado a lado, e umas com as outras. O que não é aceitável, porém, é utilizar a religião como pretexto para atacar pessoas, escolas, mesquitas ou igrejas. É isso que todos nós, em toda a Europa, temos de combater com convicção e ousadia.
Senhor Presidente, na sua manifestação de apoio da passada segunda-feira, V. Exa. realçou o significado de que os recentes acontecimentos nos Países Baixos se revestem para toda a sociedade europeia, e concordo consigo nesse ponto. Os Países Baixos estão convictos de que temos de colaborar de forma mais efectiva na luta contra o terrorismo. As violentas reacções e contra-reacções a que assistimos na sequência do assassínio de Theo van Gogh demonstram uma vez mais que existe uma tensão na composição da nossa sociedade. Também na Europa temos de aprender com as experiências uns dos outros no âmbito da integração das minorias. Passarei agora a examinar mais detalhadamente o programa plurianual em matéria de Justiça e Assuntos Internos, o chamado Programa de Haia, que prevê um aprofundamento em ambas as áreas."@pt17
"Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dames en heren, het is mij een genoegen u vandaag verslag te doen van de afgelopen Europese Raad op 4 en 5 november. De Europese Raad heeft een goede bijeenkomst gehad.
Vorige week vond in Nederland een ministeriële conferentie plaats waarop het onderwerp integratie al indringend werd besproken. Natuurlijk hebben we de afgelopen week direct gebruik gemaakt van het bestaande operationele instrumentarium. Ook hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzocht aanstaande vrijdag in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken met hun collega's de gebeurtenissen in Nederland te bespreken en over Europese aspecten daarvan te overleggen.
Ik keer terug naar mijn rol van Voorzitter van de Europese Raad en naar het eigenlijke onderwerp van dit debat. De Europese Raad stelt op 5 november het Haags programma vast. Het programma geeft de grote lijnen weer van onze samenwerking op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht voor de komende 5 jaar.
Het Haags programma is bovendien het eerste veelomvattende pakket van maatregelen waarover met 25 lidstaten is onderhandeld. Dat geeft aan dat we ook in een grotere Unie het eens kunnen worden over belangrijke, ingewikkelde beleidsvraagstukken. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
In een Europa zonder binnengrenzen moeten we de handen ineenslaan om problemen als georganiseerde misdaad, terrorisme en mensensmokkel aan te pakken. We moeten ook intensief samenwerken op het gebied van asiel en migratie. Asielzoekers en migranten hebben immers recht op duidelijkheid in Europa.
Het Haags programma bouwt voort op het programma van Tampere, dat in 1999 voor het eerst de samenwerking op dit terrein formuleerde. Het is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, de Commissie-evaluatie van Tampere en de aanbeveling van het Europees Parlement van 14 oktober dit jaar, met name voor wat betreft de besluitvormingsmethoden.
Het Haags programma geeft belangrijke nieuwe impulsen. Mazen tussen nationale systemen worden gedicht, waardoor fenomenen als grensoverschrijdende criminaliteit veel minder kansen krijgen. Er zal scherper worden toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van genomen maatregelen en de effectiviteit ervan zal regelmatig onder de loep worden genomen.
Wat houdt het Haags programma concreet in?
De Unie zal de informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten van de lidstaten makkelijker maken op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie.
Over terrorisme is afgesproken dat lidstaten verder gaan dan het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich ook zullen richten op het gehele grondgebied van de EU. Instellingen als Europol en Eurojust krijgen een centrale rol in de misdaadbestrijding.
We gaan krachtig verder werken aan een Europese rechtsruimte, waarin men zijn straf niet meer kan ontlopen door naar een andere EU-lidstaat uit te wijken.
Centraal stonden terreinen die voor burgers van groot belang zijn, zoals de economie, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Daarnaast gaan we toewerken naar een gemeenschappelijk asielstelsel in 2010, waarin in alle landen dezelfde procedures worden gevolgd. We willen één stelsel dat humaan, maar ook duidelijk is, zodat er een einde komt aan het ‘asielshoppen’.
Ook illegale immigratie zal beter worden aangepakt. Daarbij horen een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en betere grenscontroles.
We werken nu aan basisbeginselen voor integratie die zo mogelijk al tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen worden vastgesteld. Daarmee is een begin gemaakt tijdens een informele ministeriële conferentie in Groningen.
Een ander punt dat ik in het bijzonder wil noemen, is de invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het terrein van asiel en migratie, iets waarop u in uw aanbeveling van 14 november jongstleden heeft aangedrongen. We gaan, zoals u ons heeft gevraagd, de Unie slagvaardiger en democratischer maken op dit terrein. Per 1 april 2005 vindt deze invoering plaats. Er bestonden weliswaar bij enkele lidstaten sterke wensen om hierop diverse uitzonderingen te maken, maar uiteindelijk is dit beperkt gebleven tot de uitzondering van legale migratie.
Het is, Voorzitter, al met al een ambitieus en realistisch programma. De Europese Commissie zal daar volgend jaar een actieplan voor presenteren. De afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die daarin worden opgenomen, zullen u in de raadplegings- en medebeslissingsprocedure worden voorgelegd. Ik ben bijzonder blij dat nu tussen de lidstaten overeenstemming is bereikt over de doelstellingen en de weg waarlangs we die willen bereiken.
Een veiliger Europa voor vrije burgers van wie de grondrechten goed zijn beschermd. Dáár gaat het ons om.
Dan het andere belangrijke thema van de afgelopen Europese Raad; de Europese economie ofwel de voorbereiding van de
van de Lissabon-strategie.
Het jaar 2004 staat in het teken van een licht herstel van de economie in Europa. Dat herstel is echter geen vanzelfsprekendheid. Om ons Europese maatschappijmodel veilig te stellen, zullen we ons verder moeten aanpassen.
Het belangrijkste wapenfeit van het verslag Kok, Voorzitter, is dat het de relevantie, meer nog, de noodzaak van de Lissabon-strategie helder aantoont. De hoofddoelstelling van de strategie staat volledig overeind. Er is geen alternatief.
De wereld om ons heen verandert omdat naast de VS ook economieën als China en India niet alleen maar op loonkosten, maar ook steeds meer op kwaliteit en innovatie concurreren. Maar Europa zelf verandert ook: de vergrijzing neemt toe, met alle gevolgen voor de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van pensioenstelsels en de gezondheidszorg.
Voorts hebben we gesproken over
over de verbetering van communicatie en interactie tussen politici en burgers over Europa. Tenslotte hebben wij een aantal actuele externe dossiers besproken, waaronder met name Irak.
Toch is de weg duidelijk: alleen door de uitdaging van de toekomst aan te gaan, kunnen wij de verworvenheden van het heden behouden. Kennis, innovatie en concurrentievermogen moeten de pijlers zijn onder het aanpassingvermogen van de Europese economie. Europa moet zijn sterke kanten verder ontwikkelen. Vanuit een breed en hoog opgeleide bevolking, flexibele arbeidsmarkten, activerende sociale stelsels en innovatieve ecologie zal Europa de mondiale uitdaging kunnen aangaan.
Het verslag Kok laat dus glashelder zien dat de Lissabon-strategie met kracht moet worden voortgezet. In een aantal opzichten is vooruitgang en voortgang geboekt. Op het gebied van de arbeidsparticipatie, op het gebied van de interne markt en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en huishoudens. Maar, laten we onszelf geen rad voor de ogen draaien, tegelijkertijd geeft Kok aan dat de inspanningen, vooral door de lidstaten zelf, omhoog moeten. Anders halen wij de doelstellingen zeker niet.
Juist over dit proces, het doorvoeren van structurele verandering met behoud van publiek draagvlak, heb ik tijdens de afgelopen Europese Raad een zeer levendige discussie informeel met mijn collega's gevoerd. Praktijkervaringen werden uitgewisseld, toekomstvisies geschetst. Het was een goede discussie, juist omdat het verslag Kok naar de lidstaten zelf verwijst.
Wat mij bij die informele discussie opviel, was de eensgezindheid over de noodzaak van hervormingen en over de noodzaak hierover goed te communiceren met de samenleving en het maatschappelijk middenveld.
Daarnaast waren de regeringsleiders eensgezind in hun bereidheid de politieke verantwoordelijkheid voor de Lissabon-strategie op zich te nemen, op Europees niveau, maar ook thuis, in eigen land. Verheugend daarbij was ook dat de beoogde voorzitter van de nieuwe Europese Commissie, de heer Barroso, bevestigde dat hij de Lissabon-strategie als kern ziet van zijn beleid en dat hij binnen de Commissie zelf hiervoor de verantwoordelijkheid zal nemen.
Ik heb nu gesproken over de rollen die de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten moeten spelen. Maar het verslag Kok richt zich ook rechtstreeks tot het Europees Parlement, dat meer bij deze strategie betrokken zou moeten worden. Zo bevat het een suggestie dat u een vaste parlementaire commissie instelt die zich richt op de Lissabon-strategie en groei en werkgelegenheid. Ik ben uiteraard geïnteresseerd te vernemen wat u met deze aanbeveling zal gaan doen.
Voorzitter, dan wil ik ingaan op het andere thema
. U heeft daar zelf ook met ons over gesproken. Het besef dat met onze burgers beter moet worden gecommuniceerd over wat Europa is en doet, vergt voortdurende aandacht. Ik acht het positief dat toekomstige voorzitterschappen hebben aangegeven de besprekingen hierover voort te zullen zetten.
De ratificatie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is een belangrijke gelegenheid om de communicatie met burgers verder te verbeteren. De burgers van Europa delen essentiële waarden en het is aan politici, aan u en aan mij, om het Europees project van Europa over te brengen. Zorgen voor een echt open debat vereist samenspel tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik verwelkom dan ook het voornemen van beoogd Commissievoorzitter Barroso om een vice-voorzitter te belasten met de portefeuille communicatie. Wij zien uit naar de aangekondigde communicatiestrategie, die nog voor de Europese Raad van juni zal worden voorgelegd.
Voorzitter, ik ben nu aangekomen bij de behandelde kwesties van extern beleid. Allereerst Irak. De Europese Raad heeft overeenstemming kunnen bereiken over een pakket van ondersteuningsmaatregelen voor Irak voor de korte termijn. Dat pakket hebben we tijdens de lunch op 5 november aan de Iraakse premier Allawi, die wij hiervoor speciaal hadden uitgenodigd, aangeboden. Bovendien hebben we Irak toen uitzicht op samenwerking en dialoog voor de lange termijn geboden. Allawi heeft ons bedankt voor de steun aan het Iraakse wederopbouwproces. In dit proces spelen de verkiezingen een belangrijke rol. Ik hecht dan ook groot belang aan de mededeling van premier Allawi dat deze verkiezingen, ondanks de aanhoudende veiligheidsproblemen, uiterlijk in januari zullen plaatsvinden.
Onze ontmoeting met Allawi en het hulppakket dat wij hebben aangeboden, tonen aan dat de Europese Unie bereid en in staat is om een grotere rol te spelen bij de concrete ondersteuning van het politieke en economische wederopbouwproces in Irak. Bovendien werd zo een signaal gegeven van eensgezindheid binnen de Unie ten aanzien van Irak.
Mijnheer de Voorzitter, de recente ontwikkelingen in mijn eigen land laten mij geen andere keuze dan te beginnen met het thema vrijheid, veiligheid en recht. Die ontwikkelingen vormen een wrang maar krachtig bewijs dat een verdere stap in de samenwerking op die terreinen onontbeerlijk is.
Een tweede punt van extern beleid waarover de Europese Raad zich uitsprak, is Iran. Laat ik helder zijn: wij willen volledige en duurzame opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten door Iran, op vrijwillige basis. Alleen dan kan de Europese Unie Iran uitzicht bieden op besprekingen over een samenwerking op lange termijn, die voor zowel de Europese Unie als Iran voordelen zal bieden. Het akkoord dat in het weekend met Teheran is bereikt, is een stap in de goede richting. We moeten er ons wel eerst van overtuigen dat de opschorting door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie snel kan worden vastgesteld. Wanneer ook deze poging mislukt, lijkt slechts één mogelijkheid te resteren, en dat is een gang naar de VN-Veiligheidsraad.
Voorzitter, dit brengt me bij het Midden-Oosten. Er lijkt voor het vredesproces in het Midden-Oosten een nieuwe
te ontstaan. Het Israëlische besluit zich uit de Gazastrook terug te trekken biedt hopelijk een nieuwe mogelijkheid voor het uitvoeren van de
. De Europese Raad heeft hierop willen inspelen. Wij hebben nu op voorstel van Javier Solana een actieprogramma op korte termijn vastgesteld ter ondersteuning van de Palestijnen op de terreinen van veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economisch ontwikkeling. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit programma is uiteraard de medewerking nodig van zowel de Palestijnen als de Israëli's. Nu wordt gerouwd om de dood van president Arafat. Ik hoop echter dat de Palestijnse Autoriteit, wanneer in januari een nieuwe President zal zijn gekozen, snel en daadkrachtig een nieuwe start zal maken.
De situatie in Sudan blijft buitengewoon moeilijk. De Europese Raad heeft de regering van Sudan en alle andere partijen opgeroepen aan de internationale eisen te voldoen. Wij hebben hierbij een duidelijke
namelijk de mogelijkheid om zonodig sancties in te stellen. Indien dat echt noodzakelijk is, dan zullen wij dat ook doen.
Voorzitter, drie weken geleden heeft het Europees Parlement met de Raad een debat gevoerd over Oekraïne. Ik hoop dat het signaal dat de Europese Raad heeft gegeven door de Oekraïense autoriteiten goed wordt begrepen. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen vindt aanstaande zondag plaats. Deze ronde zal democratischer moeten zijn dan de eerste. Zo niet, dan moeten wij ons beraden over de gevolgen die wij daaraan willen verbinden.
Zoals uit de conclusies blijkt, Voorzitter, heeft de Europese Raad niet gesproken over de uitbreiding van de Unie. Dat zullen wij in december doen. Wij zullen dan de uitkomst kennen van het debat dat het Parlement hieraan zal wijden. De beslissingen waarvoor wij aangaande de vier kandidaat-lidstaten staan, kunnen de Unie ingrijpend veranderen. Om met vertrouwen de besluitvorming en de uitvoering van de besluiten tegemoet te kunnen zien, is een duidelijke, positieve en toekomstgerichte visie van het Parlement van groot belang. Ik hoop dat dit het resultaat zal zijn op 2 december.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, enkele woorden over het Parlement zelf en over de Commissie.
Allereerst: ik deel uw wil om de slepende kwestie van het statuut van de leden van dit Parlement op te lossen. Transparante en eenduidige afspraken over het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden van de leden van uw parlement, voorkomen percepties die het vertrouwen in de instellingen en de Unie als geheel ondergraven. Het voorzitterschap, in de persoon van de minister voor Europese Zaken Nicolaï, zal in de komende periode onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om over deze al te lang onopgeloste kwestie overeenstemming te bereiken. Hierover zal deze dagen ook met u, mijnheer de Voorzitter, worden overlegd.
Strikt genomen stond de uitkomst van het debat dat dit parlement drie weken geleden voerde over de voorgestelde Commissie niet op de agenda van de Europese Raad. Terecht hebt U, Mijnheer de Voorzitter, er in Uw bijdrage in de Europese Raad niettemin aandacht aan besteed. Ik wil dat nu ook doen.
De Unie is niet in een crisis geraakt door dit debat, integendeel, zij is erdoor versterkt. Aan het Parlement is in het Verdrag een belangrijke rol toegewezen bij de benoeming van de Commissie. Het is het volste recht van het Parlement een voorgestelde Commissie af te wijzen. Dat het Parlement, als de Commissie in stemming zou zijn gebracht, dat zou hebben gedaan, is een uiting van politiek zelfbewustzijn.
Evenzeer is het goed dat beoogd voorzitter Barroso de politieke lessen heeft getrokken uit het debat die hij moest trekken. Hij heeft zijn Commissie kunnen bijstellen opdat hij een zo breed mogelijke steun krijgt in dit Parlement. Hij legt zo een sterke basis voor samenspel tussen Parlement en Commissie.
Mijnheer de voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk voor de woorden van steun en solidariteit aan de Nederlandse regering en de gehele Nederlandse samenleving die u uitsprak op 15 november. Sta mij toe om daar in mijn nationale hoedanigheid op te reageren.
Vanuit de Raad bezien, is de uitkomst eveneens positief. De Raad wil snel aan de slag, met Parlement en Commissie. Er wachten ons belangrijke vraagstukken en belangrijke keuzes. Ik heb goede hoop dat het Europees Parlement morgen zijn vertrouwen in de Commissie zal uitspreken en dat wij daarna gezamenlijk aan het werk gaan.
Nederland is trots op zijn diversiteit. Wij hebben sinds de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen opgenomen uit vele landen. Sommigen omdat zij werden vervolgd, anderen omdat zij een betere toekomst bij ons konden opbouwen en welkome versterkingen vormden op onze arbeidsmarkt. De bijdrage van deze mensen aan de kwaliteit van onze samenleving is groot en wordt gewaardeerd.
Nu horen zij bij ons, zij en hun familieleden. Dat 'erbij horen' vraagt evenwel aandacht en inspanningen, van beide kanten. Integratie is een complex vraagstuk, dat raakt aan identiteit, normen en waarden en elkaar leren kennen en begrijpen. Tegelijk vereist integratie ook het respecteren en naleven van de fundamentele spelregels van onze samenleving: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving, respect voor de democratische rechtsstaat die individuen de bescherming moet bieden waarop zij recht hebben.
De vorige keer dat ik dit Parlement mocht toespreken heb ik gezegd, sprekend over het perspectief van de Turkse toetreding tot de Unie, dat islam of religie niet het onderwerp is. Ik herhaal dat vandaag. In onze Europese samenleving kunnen mensen met verschillende geloofsovertuigingen uitstekend naast, en met elkaar leven. Wat niet kan, is geloof misbruiken als voorwendsel om aanslagen te plegen op mensen, scholen, moskeeën of kerken. Daar moeten wij ons allemaal, in heel Europa, met overtuiging en daadkracht tegen verzetten.
Mijnheer de Voorzitter, in uw steunbetuiging van afgelopen maandag wees u op de betekenis van recente gebeurtenissen in Nederland voor de gehele Europese samenleving. Ik geef u daarin gelijk. Nederland is ervan overtuigd dat we beter moeten samenwerken bij terrorismebestrijding. De felle reacties en tegenreacties na de moord op Van Gogh lieten nogmaals zien dat er spanning zit in de samenhang in onze samenleving. Ook in Europa moeten we van elkaar leren op het terrein van de integratie van minderheden. Ik ga zodadelijk nader in op het meerjarenprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het Haags Programma, dat in een verdieping op beide terreinen voorziet."@sk18
"Voorzitter, leden van het Europees Parlement, dames en heren, het is mij een genoegen u vandaag verslag te doen van de afgelopen Europese Raad op 4 en 5 november. De Europese Raad heeft een goede bijeenkomst gehad.
Vorige week vond in Nederland een ministeriële conferentie plaats waarop het onderwerp integratie al indringend werd besproken. Natuurlijk hebben we de afgelopen week direct gebruik gemaakt van het bestaande operationele instrumentarium. Ook hebben de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken verzocht aanstaande vrijdag in de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken met hun collega's de gebeurtenissen in Nederland te bespreken en over Europese aspecten daarvan te overleggen.
Ik keer terug naar mijn rol van Voorzitter van de Europese Raad en naar het eigenlijke onderwerp van dit debat. De Europese Raad stelt op 5 november het Haags programma vast. Het programma geeft de grote lijnen weer van onze samenwerking op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en recht voor de komende 5 jaar.
Het Haags programma is bovendien het eerste veelomvattende pakket van maatregelen waarover met 25 lidstaten is onderhandeld. Dat geeft aan dat we ook in een grotere Unie het eens kunnen worden over belangrijke, ingewikkelde beleidsvraagstukken. Dat geeft vertrouwen voor de toekomst.
In een Europa zonder binnengrenzen moeten we de handen ineenslaan om problemen als georganiseerde misdaad, terrorisme en mensensmokkel aan te pakken. We moeten ook intensief samenwerken op het gebied van asiel en migratie. Asielzoekers en migranten hebben immers recht op duidelijkheid in Europa.
Het Haags programma bouwt voort op het programma van Tampere, dat in 1999 voor het eerst de samenwerking op dit terrein formuleerde. Het is gebaseerd op bijdragen van de lidstaten, de Commissie-evaluatie van Tampere en de aanbeveling van het Europees Parlement van 14 oktober dit jaar, met name voor wat betreft de besluitvormingsmethoden.
Het Haags programma geeft belangrijke nieuwe impulsen. Mazen tussen nationale systemen worden gedicht, waardoor fenomenen als grensoverschrijdende criminaliteit veel minder kansen krijgen. Er zal scherper worden toegezien op een deugdelijke tenuitvoerlegging van genomen maatregelen en de effectiviteit ervan zal regelmatig onder de loep worden genomen.
Wat houdt het Haags programma concreet in?
De Unie zal de informatie-uitwisseling tussen politie, justitie en inlichtingendiensten van de lidstaten makkelijker maken op basis van het beginsel van beschikbaarheid van informatie.
Over terrorisme is afgesproken dat lidstaten verder gaan dan het handhaven van hun eigen veiligheid, maar zich ook zullen richten op het gehele grondgebied van de EU. Instellingen als Europol en Eurojust krijgen een centrale rol in de misdaadbestrijding.
We gaan krachtig verder werken aan een Europese rechtsruimte, waarin men zijn straf niet meer kan ontlopen door naar een andere EU-lidstaat uit te wijken.
Centraal stonden terreinen die voor burgers van groot belang zijn, zoals de economie, en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.
Daarnaast gaan we toewerken naar een gemeenschappelijk asielstelsel in 2010, waarin in alle landen dezelfde procedures worden gevolgd. We willen één stelsel dat humaan, maar ook duidelijk is, zodat er een einde komt aan het ‘asielshoppen’.
Ook illegale immigratie zal beter worden aangepakt. Daarbij horen een gemeenschappelijk terugkeerbeleid en betere grenscontroles.
We werken nu aan basisbeginselen voor integratie die zo mogelijk al tijdens het Nederlandse voorzitterschap zullen worden vastgesteld. Daarmee is een begin gemaakt tijdens een informele ministeriële conferentie in Groningen.
Een ander punt dat ik in het bijzonder wil noemen, is de invoering van besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid en medebeslissing op het terrein van asiel en migratie, iets waarop u in uw aanbeveling van 14 november jongstleden heeft aangedrongen. We gaan, zoals u ons heeft gevraagd, de Unie slagvaardiger en democratischer maken op dit terrein. Per 1 april 2005 vindt deze invoering plaats. Er bestonden weliswaar bij enkele lidstaten sterke wensen om hierop diverse uitzonderingen te maken, maar uiteindelijk is dit beperkt gebleven tot de uitzondering van legale migratie.
Het is, Voorzitter, al met al een ambitieus en realistisch programma. De Europese Commissie zal daar volgend jaar een actieplan voor presenteren. De afzonderlijke wetgevingsvoorstellen die daarin worden opgenomen, zullen u in de raadplegings- en medebeslissingsprocedure worden voorgelegd. Ik ben bijzonder blij dat nu tussen de lidstaten overeenstemming is bereikt over de doelstellingen en de weg waarlangs we die willen bereiken.
Een veiliger Europa voor vrije burgers van wie de grondrechten goed zijn beschermd. Dáár gaat het ons om.
Dan het andere belangrijke thema van de afgelopen Europese Raad; de Europese economie ofwel de voorbereiding van de
van de Lissabon-strategie.
Het jaar 2004 staat in het teken van een licht herstel van de economie in Europa. Dat herstel is echter geen vanzelfsprekendheid. Om ons Europese maatschappijmodel veilig te stellen, zullen we ons verder moeten aanpassen.
Het belangrijkste wapenfeit van het verslag Kok, Voorzitter, is dat het de relevantie, meer nog, de noodzaak van de Lissabon-strategie helder aantoont. De hoofddoelstelling van de strategie staat volledig overeind. Er is geen alternatief.
De wereld om ons heen verandert omdat naast de VS ook economieën als China en India niet alleen maar op loonkosten, maar ook steeds meer op kwaliteit en innovatie concurreren. Maar Europa zelf verandert ook: de vergrijzing neemt toe, met alle gevolgen voor de arbeidsparticipatie en de houdbaarheid van pensioenstelsels en de gezondheidszorg.
Voorts hebben we gesproken over
over de verbetering van communicatie en interactie tussen politici en burgers over Europa. Tenslotte hebben wij een aantal actuele externe dossiers besproken, waaronder met name Irak.
Toch is de weg duidelijk: alleen door de uitdaging van de toekomst aan te gaan, kunnen wij de verworvenheden van het heden behouden. Kennis, innovatie en concurrentievermogen moeten de pijlers zijn onder het aanpassingvermogen van de Europese economie. Europa moet zijn sterke kanten verder ontwikkelen. Vanuit een breed en hoog opgeleide bevolking, flexibele arbeidsmarkten, activerende sociale stelsels en innovatieve ecologie zal Europa de mondiale uitdaging kunnen aangaan.
Het verslag Kok laat dus glashelder zien dat de Lissabon-strategie met kracht moet worden voortgezet. In een aantal opzichten is vooruitgang en voortgang geboekt. Op het gebied van de arbeidsparticipatie, op het gebied van de interne markt en de verspreiding van ICT en internet in scholen, universiteiten, overheden en huishoudens. Maar, laten we onszelf geen rad voor de ogen draaien, tegelijkertijd geeft Kok aan dat de inspanningen, vooral door de lidstaten zelf, omhoog moeten. Anders halen wij de doelstellingen zeker niet.
Juist over dit proces, het doorvoeren van structurele verandering met behoud van publiek draagvlak, heb ik tijdens de afgelopen Europese Raad een zeer levendige discussie informeel met mijn collega's gevoerd. Praktijkervaringen werden uitgewisseld, toekomstvisies geschetst. Het was een goede discussie, juist omdat het verslag Kok naar de lidstaten zelf verwijst.
Wat mij bij die informele discussie opviel, was de eensgezindheid over de noodzaak van hervormingen en over de noodzaak hierover goed te communiceren met de samenleving en het maatschappelijk middenveld.
Daarnaast waren de regeringsleiders eensgezind in hun bereidheid de politieke verantwoordelijkheid voor de Lissabon-strategie op zich te nemen, op Europees niveau, maar ook thuis, in eigen land. Verheugend daarbij was ook dat de beoogde voorzitter van de nieuwe Europese Commissie, de heer Barroso, bevestigde dat hij de Lissabon-strategie als kern ziet van zijn beleid en dat hij binnen de Commissie zelf hiervoor de verantwoordelijkheid zal nemen.
Ik heb nu gesproken over de rollen die de Europese Raad, de Commissie en de lidstaten moeten spelen. Maar het verslag Kok richt zich ook rechtstreeks tot het Europees Parlement, dat meer bij deze strategie betrokken zou moeten worden. Zo bevat het een suggestie dat u een vaste parlementaire commissie instelt die zich richt op de Lissabon-strategie en groei en werkgelegenheid. Ik ben uiteraard geïnteresseerd te vernemen wat u met deze aanbeveling zal gaan doen.
Voorzitter, dan wil ik ingaan op het andere thema
. U heeft daar zelf ook met ons over gesproken. Het besef dat met onze burgers beter moet worden gecommuniceerd over wat Europa is en doet, vergt voortdurende aandacht. Ik acht het positief dat toekomstige voorzitterschappen hebben aangegeven de besprekingen hierover voort te zullen zetten.
De ratificatie van het verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa is een belangrijke gelegenheid om de communicatie met burgers verder te verbeteren. De burgers van Europa delen essentiële waarden en het is aan politici, aan u en aan mij, om het Europees project van Europa over te brengen. Zorgen voor een echt open debat vereist samenspel tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Ik verwelkom dan ook het voornemen van beoogd Commissievoorzitter Barroso om een vice-voorzitter te belasten met de portefeuille communicatie. Wij zien uit naar de aangekondigde communicatiestrategie, die nog voor de Europese Raad van juni zal worden voorgelegd.
Voorzitter, ik ben nu aangekomen bij de behandelde kwesties van extern beleid. Allereerst Irak. De Europese Raad heeft overeenstemming kunnen bereiken over een pakket van ondersteuningsmaatregelen voor Irak voor de korte termijn. Dat pakket hebben we tijdens de lunch op 5 november aan de Iraakse premier Allawi, die wij hiervoor speciaal hadden uitgenodigd, aangeboden. Bovendien hebben we Irak toen uitzicht op samenwerking en dialoog voor de lange termijn geboden. Allawi heeft ons bedankt voor de steun aan het Iraakse wederopbouwproces. In dit proces spelen de verkiezingen een belangrijke rol. Ik hecht dan ook groot belang aan de mededeling van premier Allawi dat deze verkiezingen, ondanks de aanhoudende veiligheidsproblemen, uiterlijk in januari zullen plaatsvinden.
Onze ontmoeting met Allawi en het hulppakket dat wij hebben aangeboden, tonen aan dat de Europese Unie bereid en in staat is om een grotere rol te spelen bij de concrete ondersteuning van het politieke en economische wederopbouwproces in Irak. Bovendien werd zo een signaal gegeven van eensgezindheid binnen de Unie ten aanzien van Irak.
Mijnheer de Voorzitter, de recente ontwikkelingen in mijn eigen land laten mij geen andere keuze dan te beginnen met het thema vrijheid, veiligheid en recht. Die ontwikkelingen vormen een wrang maar krachtig bewijs dat een verdere stap in de samenwerking op die terreinen onontbeerlijk is.
Een tweede punt van extern beleid waarover de Europese Raad zich uitsprak, is Iran. Laat ik helder zijn: wij willen volledige en duurzame opschorting van alle verrijkings- en opwerkingsactiviteiten door Iran, op vrijwillige basis. Alleen dan kan de Europese Unie Iran uitzicht bieden op besprekingen over een samenwerking op lange termijn, die voor zowel de Europese Unie als Iran voordelen zal bieden. Het akkoord dat in het weekend met Teheran is bereikt, is een stap in de goede richting. We moeten er ons wel eerst van overtuigen dat de opschorting door de Internationale Organisatie voor Atoomenergie snel kan worden vastgesteld. Wanneer ook deze poging mislukt, lijkt slechts één mogelijkheid te resteren, en dat is een gang naar de VN-Veiligheidsraad.
Voorzitter, dit brengt me bij het Midden-Oosten. Er lijkt voor het vredesproces in het Midden-Oosten een nieuwe
te ontstaan. Het Israëlische besluit zich uit de Gazastrook terug te trekken biedt hopelijk een nieuwe mogelijkheid voor het uitvoeren van de
. De Europese Raad heeft hierop willen inspelen. Wij hebben nu op voorstel van Javier Solana een actieprogramma op korte termijn vastgesteld ter ondersteuning van de Palestijnen op de terreinen van veiligheid, hervormingen, verkiezingen en economisch ontwikkeling. Voor de succesvolle tenuitvoerlegging van dit programma is uiteraard de medewerking nodig van zowel de Palestijnen als de Israëli's. Nu wordt gerouwd om de dood van president Arafat. Ik hoop echter dat de Palestijnse Autoriteit, wanneer in januari een nieuwe President zal zijn gekozen, snel en daadkrachtig een nieuwe start zal maken.
De situatie in Sudan blijft buitengewoon moeilijk. De Europese Raad heeft de regering van Sudan en alle andere partijen opgeroepen aan de internationale eisen te voldoen. Wij hebben hierbij een duidelijke
namelijk de mogelijkheid om zonodig sancties in te stellen. Indien dat echt noodzakelijk is, dan zullen wij dat ook doen.
Voorzitter, drie weken geleden heeft het Europees Parlement met de Raad een debat gevoerd over Oekraïne. Ik hoop dat het signaal dat de Europese Raad heeft gegeven door de Oekraïense autoriteiten goed wordt begrepen. De tweede ronde van de presidentsverkiezingen vindt aanstaande zondag plaats. Deze ronde zal democratischer moeten zijn dan de eerste. Zo niet, dan moeten wij ons beraden over de gevolgen die wij daaraan willen verbinden.
Zoals uit de conclusies blijkt, Voorzitter, heeft de Europese Raad niet gesproken over de uitbreiding van de Unie. Dat zullen wij in december doen. Wij zullen dan de uitkomst kennen van het debat dat het Parlement hieraan zal wijden. De beslissingen waarvoor wij aangaande de vier kandidaat-lidstaten staan, kunnen de Unie ingrijpend veranderen. Om met vertrouwen de besluitvorming en de uitvoering van de besluiten tegemoet te kunnen zien, is een duidelijke, positieve en toekomstgerichte visie van het Parlement van groot belang. Ik hoop dat dit het resultaat zal zijn op 2 december.
Tot slot, Mijnheer de Voorzitter, enkele woorden over het Parlement zelf en over de Commissie.
Allereerst: ik deel uw wil om de slepende kwestie van het statuut van de leden van dit Parlement op te lossen. Transparante en eenduidige afspraken over het salaris en de andere arbeidsvoorwaarden van de leden van uw parlement, voorkomen percepties die het vertrouwen in de instellingen en de Unie als geheel ondergraven. Het voorzitterschap, in de persoon van de minister voor Europese Zaken Nicolaï, zal in de komende periode onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om over deze al te lang onopgeloste kwestie overeenstemming te bereiken. Hierover zal deze dagen ook met u, mijnheer de Voorzitter, worden overlegd.
Strikt genomen stond de uitkomst van het debat dat dit parlement drie weken geleden voerde over de voorgestelde Commissie niet op de agenda van de Europese Raad. Terecht hebt U, Mijnheer de Voorzitter, er in Uw bijdrage in de Europese Raad niettemin aandacht aan besteed. Ik wil dat nu ook doen.
De Unie is niet in een crisis geraakt door dit debat, integendeel, zij is erdoor versterkt. Aan het Parlement is in het Verdrag een belangrijke rol toegewezen bij de benoeming van de Commissie. Het is het volste recht van het Parlement een voorgestelde Commissie af te wijzen. Dat het Parlement, als de Commissie in stemming zou zijn gebracht, dat zou hebben gedaan, is een uiting van politiek zelfbewustzijn.
Evenzeer is het goed dat beoogd voorzitter Barroso de politieke lessen heeft getrokken uit het debat die hij moest trekken. Hij heeft zijn Commissie kunnen bijstellen opdat hij een zo breed mogelijke steun krijgt in dit Parlement. Hij legt zo een sterke basis voor samenspel tussen Parlement en Commissie.
Mijnheer de voorzitter, ik ben u zeer erkentelijk voor de woorden van steun en solidariteit aan de Nederlandse regering en de gehele Nederlandse samenleving die u uitsprak op 15 november. Sta mij toe om daar in mijn nationale hoedanigheid op te reageren.
Vanuit de Raad bezien, is de uitkomst eveneens positief. De Raad wil snel aan de slag, met Parlement en Commissie. Er wachten ons belangrijke vraagstukken en belangrijke keuzes. Ik heb goede hoop dat het Europees Parlement morgen zijn vertrouwen in de Commissie zal uitspreken en dat wij daarna gezamenlijk aan het werk gaan.
Nederland is trots op zijn diversiteit. Wij hebben sinds de Tweede Wereldoorlog grote groepen mensen opgenomen uit vele landen. Sommigen omdat zij werden vervolgd, anderen omdat zij een betere toekomst bij ons konden opbouwen en welkome versterkingen vormden op onze arbeidsmarkt. De bijdrage van deze mensen aan de kwaliteit van onze samenleving is groot en wordt gewaardeerd.
Nu horen zij bij ons, zij en hun familieleden. Dat 'erbij horen' vraagt evenwel aandacht en inspanningen, van beide kanten. Integratie is een complex vraagstuk, dat raakt aan identiteit, normen en waarden en elkaar leren kennen en begrijpen. Tegelijk vereist integratie ook het respecteren en naleven van de fundamentele spelregels van onze samenleving: vrijheid van meningsuiting, vrijheid van geloofsbeleving, respect voor de democratische rechtsstaat die individuen de bescherming moet bieden waarop zij recht hebben.
De vorige keer dat ik dit Parlement mocht toespreken heb ik gezegd, sprekend over het perspectief van de Turkse toetreding tot de Unie, dat islam of religie niet het onderwerp is. Ik herhaal dat vandaag. In onze Europese samenleving kunnen mensen met verschillende geloofsovertuigingen uitstekend naast, en met elkaar leven. Wat niet kan, is geloof misbruiken als voorwendsel om aanslagen te plegen op mensen, scholen, moskeeën of kerken. Daar moeten wij ons allemaal, in heel Europa, met overtuiging en daadkracht tegen verzetten.
Mijnheer de Voorzitter, in uw steunbetuiging van afgelopen maandag wees u op de betekenis van recente gebeurtenissen in Nederland voor de gehele Europese samenleving. Ik geef u daarin gelijk. Nederland is ervan overtuigd dat we beter moeten samenwerken bij terrorismebestrijding. De felle reacties en tegenreacties na de moord op Van Gogh lieten nogmaals zien dat er spanning zit in de samenhang in onze samenleving. Ook in Europa moeten we van elkaar leren op het terrein van de integratie van minderheden. Ik ga zodadelijk nader in op het meerjarenprogramma voor Justitie en Binnenlandse Zaken, het Haags Programma, dat in een verdieping op beide terreinen voorziet."@sl19
".
Herr talman, ärade ledamöter, mina damer och herrar! Det gläder mig att inför er kunna redogöra för Europeiska rådets möte den 4 och 5 november, som blev produktivt.
I förra veckan hölls en ministerkonferens, där integrationsfrågan diskuterades ingående. Naturligtvis tillgrep vi den gångna veckan omedelbart de befintliga operativa instrumenten. Dessutom har ministrarna för rättsliga och inrikes frågor bett att få diskutera händelserna i Nederländerna och de europeiska aspekterna av dessa händelser med sina kolleger vid mötet i rådet (inrikes och rättsliga frågor) på fredag.
Låt mig nu återvända till min roll som rådets ordförande och till det faktiska ämnet för debatten. Europeiska rådet fastställde Haagprogrammet den 5 november. Programmet anger huvuddragen i vårt samarbete på området frihet, säkerhet och rättvisa under de kommande fem åren.
Vidare är Haagprogrammet det första omfattande åtgärdspaket som har blivit föremål för förhandlingar där 25 medlemsstater deltagit. Detta visar att vi i en utvidgad union även kan komma överens om viktiga och komplexa frågor, vilket bådar gott för framtiden.
I ett Europa utan inre gränser måste vi angripa problem såsom organiserad brottslighet, terrorism och människohandel gemensamt. Dessutom måste vi arbeta nära tillsammans på områdena asyl och invandring. När allt kommer omkring har asylsökande och invandrare rätt att få veta sin ställning i Europa.
Haagprogrammet bygger på Tammerforsprogrammet, som 1999 blev det första program i vilket man formulerade samarbetet på detta område. Det grundar sig på medlemsstaternas bidrag, kommissionens utvärdering av Tammerforsprogrammet och Europaparlamentets rekommendation av den 14 oktober i år, särskilt när det gäller metoder för beslutsfattande.
Haagprogrammet ger viktiga nya impulser. Kryphål i nationella system täpps till, vilket leder till att företeelser som gränsöverskridande brottslighet ges långt färre möjligheter. Större uppmärksamhet kommer att ägnas åt att se till att de vidtagna åtgärderna genomförs riktigt, och deras effektivitet kommer att undersökas regelbundet.
Vad betyder Haagprogrammet mer bestämt?
Unionen kommer att göra det lättare för medlemsstaternas polis, rättsväsende och underrättelsetjänster att utbyta information på grundval av principen om informationens tillgänglighet.
När det gäller terrorism har man enats om att medlemsstaterna skall gå längre än till att upprätthålla sin egen säkerhet; de skall även vidga sitt perspektiv till EU:s hela territorium. Institutioner såsom Europol och Eurojust kommer att ges en central roll i kampen mot brottslighet.
Vi kommer att fortsätta att arbeta hårt med ett europeiskt rättsligt område där det inte längre är möjligt att undfly sitt straff genom att flytta till en annan EU-medlemsstat.
Centrala punkter på mötet var områden som är av stor vikt för allmänheten, såsom ekonomin och området med frihet, säkerhet och rättvisa.
Vid sidan av detta kommer vi att arbeta för ett gemensamt asylsystem till 2010, i vilket samma förfaranden kommer att följas i alla länder. Vi vill se ett enda system som är humant, men även otvetydigt, så att ”asylluffning” blir något som hör till det förgångna.
Olaglig invandring kommer också att angripas effektivare. Detta innebär en gemensam politik för återsändande och bättre gränskontroll.
Vi arbetar nu med grundprinciperna för integration, vilka om möjligt kommer att fastställas under det nederländska ordförandeskapet. Arbetet påbörjades under en informell ministerkonferens i Groningen.
En annan sak jag skulle vilja nämna särskilt är införandet av omröstning med kvalificerad majoritet och av medbeslutande på områdena asyl och invandring, något ni insisterade på i er rekommendation av den 14 november. Vi kommer att uppfylla er begäran genom att göra unionen mer beslutsam och demokratisk i detta hänseende. Detta gäller från den 1 april 2005. Även om några medlemsstater framhärdade i att olika undantag skulle göras, förblev dessa i slutändan begränsade till undantaget av laglig invandring.
Allt som allt är det ett ambitiöst och realistiskt program, för vilket Europeiska kommissionen nästa år kommer att lägga fram en handlingsplan. De separata lagstiftningsförslag som det omfattar kommer att föreläggas er i enlighet med samråds- och medbeslutandeförfarandena. Jag är särskilt glad över att medlemsstaterna nu har kommit överens om målen och hur vi skall nå dem.
Ett säkrare Europa för fria medborgare vars konstitutionella rättigheter skyddas effektivt. Det är vad detta handlar om.
Jag skulle nu vilja övergå till det andra viktiga ämnet vid Europeiska rådets senaste möte, nämligen den europeiska ekonomin, med andra ord förberedelserna för halvtidsöversynen av Lissabonstrategin.
År 2004 präglas av en svag återhämtning i den europeiska ekonomin. Återhämtningen är dock inte självklar. För att skydda vår europeiska sociala modell behöver vi göra ytterligare justeringar.
Kokrapportens största förtjänst är att den tydligt visar Lissabonstrategins betydelse, om inte nödvändighet. Strategins centrala mål är alltjämt i högsta grad levande. Det finns inget alternativ.
Världen omkring oss förändras, eftersom det förutom USA finns ekonomier, däribland Kina och Indien, som inte bara konkurrerar med arbetskostnaderna utan även alltmer med kvalitet och innovation. Men även Europa förändras: befolkningen blir äldre, med allt vad detta innebär för arbetsmarknadsdeltagandet och för pensionssystemens och sjuk- och hälsovårdens hållbarhet.
Vi diskuterade även frågan om att ”förmedla Europa till medborgarna”, det vill säga att förbättra kommunikationen och samspelet mellan politiker och medborgare runtom i Europa. Slutligen avhandlade vi ett antal aktuella utrikespolitiska frågor, däribland Irak.
Trots detta är vägen framåt tydlig: endast genom att anta framtidens utmaningar kan vi bevara dagens landvinningar. Kunskap, innovation och konkurrenskraft måste vara de pelare som bär upp den europeiska ekonomins anpassningsförmåga. Europa måste vidareutveckla sina starka sidor. På grundval av en högutbildad befolkning med bred bas, flexibla arbetsmarknader, aktiverande socialsystem och innovativ ekologi, kommer Europa att kunna möta den globala utmaningen.
Kokrapporten visar således tydligt att Lissabonstrategin måste följas med kraft. Framsteg har gjorts på ett antal punkter: på områdena arbetsmarknadsdeltagande, den inre marknaden och spridning av informations- och kommunikationsteknik samt Internet i skolor, på universitet, i myndigheter och i hushåll. Men vi får inte lura oss själva. Wim Kok antyder samtidigt att ansträngningarna, särskilt av medlemsstaterna själva, måste intensifieras. Annars kommer vi garanterat inte att nå målen.
Det var just denna process, där strukturförändringar genomförs samtidigt som stödet från allmänheten bevaras, som blev föremål för en mycket livlig diskussion mellan mig själv och mina kolleger under Europeiska rådets möte. Vi utbytte praktiska erfarenheter och formulerade framtidsperspektiv. Det var en sund diskussion, särskilt eftersom Kokrapporten nämner medlemsstaterna själva.
Vad som slog mig under denna upplysande diskussion var enigheten om behovet av reformer och om behovet av bra kommunikation om detta med allmänheten och det civila samhället.
Dessutom var regeringscheferna eniga i sin beredvillighet att påta sig politiskt ansvar för Lissabonstrategin på EU-nivå, men även där hemma, i sina egna länder. I det avseendet var det glädjande att den nya europeiska kommissionens blivande ordförande, José Manuel Barroso, också bekräftade att han betraktar Lissabonstrategin som en central del i sin politik och att han personligen kommer att ansvara för detta i kommissionen.
Jag har tagit upp de roller som Europeiska rådet, kommissionen och medlemsstaterna måste spela. Kokrapporten vänder sig dock även direkt till Europaparlamentet, som bör bli mer delaktigt i strategin. Till exempel föreslås i rapporten att ni skall inrätta ett ständigt parlamentsutskott med Lissabonstrategin, tillväxt och sysselsättning som arbetsområde. Jag tycker naturligtvis att det skall bli intressant att få veta hur ni svarar på denna rekommendation.
Herr talman! Jag skulle nu vilja övergå till ett annat ämne, ett ämne som ni själv har diskuterat med oss, nämligen att ”förmedla Europa till medborgarna”. Medvetenheten om att vi måste kommunicera effektivare med allmänheten om vad Europa är och vad det gör kräver ständig uppmärksamhet. Jag anser att det är positivt att framtida ordförandeskap har antytt att de kommer att fortsätta diskussionerna om denna fråga.
Ratificeringen av fördraget om upprättande av en konstitution för Europa är ett viktigt tillfälle att ytterligare förbättra kommunikationen med allmänheten. Europas medborgare delar väsentliga värderingar, och det är upp till politikerna – er och mig – att förmedla det europeiska projektet. För att skapa en verkligt öppen debatt krävs lagarbete mellan rådet, Europaparlamentet och Europeiska kommissionen. Jag välkomnar därför att kommissionens blivande ordförande, José Manuel Barroso, har uttryckt avsikten att ge en vice talman ansvar för kommunikationsfrågorna. Vi ser fram emot den aviserade kommunikationsstrategin, som kommer att läggas fram redan före Europeiska rådets möte i juni.
Jag har nu kommit till de utrikespolitiska områden som varit föremål för diskussion. Allra först Irak. Europeiska rådet lyckades komma överens om ett paket stödåtgärder för Irak på kort sikt. Vi lade fram paketet för den irakiske premiärministern, Iyad Allawi, som vi hade bjudit in särskilt för tillfället, under ett lunchmöte den 5 november. Vidare erbjöd vi Irak möjligheter till samarbete och dialog på lång sikt. Allawi tackade oss för stödet för den irakiska återuppbyggnadsprocessen. I denna process spelar valet en viktig roll. Jag sätter därför stort värde på premiärminister Allawis ord om att valet, trots ihållande säkerhetsproblem, kommer att äga rum senast i januari.
Vårt möte med Allawi och det biståndspaket vi lade fram för honom visar att Europeiska unionen vill och kan spela en mer framträdande roll i givandet av konkret stöd till den politiska och ekonomiska återuppbyggnadsprocessen i Irak. Dessutom har en liknande signal om enighet getts inom unionen när det gäller Irak.
Den senaste utvecklingen i mitt eget land ger mig inget annat val än att börja med ämnet frihet, säkerhet och rättvisa. Denna utveckling belyser på ett obehagligt men tydligt sätt att samarbetet på dessa områden måste föras ytterligare framåt.
En andra utrikespolitisk punkt där Europeiska rådet uttryckte sin åsikt var Iran. Låt mig göra en sak helt klar: vi vill att Iran skall avbryta all anriknings- och upparbetningsverksamhet fullständigt och varaktigt på frivillig grund. Endast då kan Europeiska unionen erbjuda Iran utsikter till diskussioner om ett långsiktigt samarbete som skulle gagna både Europeiska unionen och Iran. Även om den överenskommelse som nåddes med Teheran i helgen är ett steg i rätt riktning, bör vi först förvissa oss om att Internationella atomenergiorganet (IAEA) snabbt kan slå fast att verksamheten har avbrutits. Om även det försöket misslyckas, då tycks vi inte ha något annat val än att vända oss till FN:s säkerhetsråd.
Detta för mig till Mellanöstern, där det tycks finnas nya utsikter för fredsprocessen. Vi kan hoppas att Israels beslut att dra sig tillbaka från Gazaremsan kommer att innebära ett nytt tillfälle att genomföra färdplanen. Europeiska rådet har försökt att utnyttja detta. På Javier Solanas förslag har vi nu utarbetat ett omedelbart åtgärdsprogram för att stödja palestinierna på områdena säkerhet, reformer, val och ekonomisk utveckling. Det behöver inte sägas att både palestinierna och israelerna måste visa samarbetsvilja för att programmet skall bli framgångsrikt. Även om man för närvarande sörjer president Yassir Arafats död, hoppas jag att den palestinska myndigheten, när en ny president är vald i januari, kommer att starta om snabbt och beslutsamt.
Situationen i Sudan förblir oerhört svår. Europeiska rådet har uppmanat Sudans regering och övriga parter att uppfylla de internationella kraven. I detta avseende har vi en självklar piska, nämligen möjligheten att tillgripa sanktioner, om så behövs. Om det är vad som krävs, är det vad vi kommer att göra.
För tre veckor sedan höll Europaparlamentet en debatt om Ukraina med rådet. Jag hoppas att det budskap Europeiska rådet sände uppfattas riktigt av de ukrainska myndigheterna. Den andra omgången av presidentvalet äger rum på söndag. Denna omgång måste bli mer demokratisk än den första. Om så inte blir fallet, blir vi tvungna att överväga hur vi skall tolka det.
Som framgår av slutsatserna diskuterade Europeiska rådet inte unionens utvidgning. Det kommer vi att göra i december. Vi kommer då att veta hur den debatt som parlamentet kommer att ägna frågan har utfallit. De beslut vi står inför när det gäller de fyra kandidatländerna kan förändra unionen drastiskt. För att vi skall kunna se beslutsfattandet och genomförandet av besluten an med tillförsikt är det avgörande att parlamentets ståndpunkt är tydlig, positiv och framtidsinriktad. Jag hoppas att detta kommer att bli resultatet den 2 december.
Låt mig slutligen säga några ord om parlamentet självt och om kommissionen.
Först och främst delar jag er önskan att lösa den gamla frågan om stadgan för parlamentets ledamöter. Genom genomblickbara och otvetydiga överenskommelser om ledamöternas lön och andra arbetsvillkor undviks uppfattningar som undergräver förtroendet för institutionerna och unionen som helhet. Under de närmaste veckorna kommer ordförandeskapet genom Atzo Nicolaï, statssekreterare för europeiska frågor, att undersöka de möjligheter som finns att komma överens i denna fråga, som har förblivit olöst alltför länge. Herr talman! Även ni kommer att rådfrågas i ärendet inom de närmaste dagarna.
Egentligen stod utgången av den debatt som parlamentet höll för tre veckor sedan om den föreslagna kommissionen inte på Europeiska rådets dagordning. Herr talman! Ni gjorde likväl rätt i att uppmärksamma saken i ert tal till Europeiska rådet. Jag skulle nu vilja göra detsamma.
Unionen försattes inte i kris på grund av den debatten; tvärtom hämtade unionen styrka från den. Enligt fördraget har parlamentet tilldelats en viktig uppgift vid tillsättningen av kommissionen. Parlamentet är i sin fulla rätt att förkasta den föreslagna kommissionen. Om parlamentet hade gjort så till följd av en omröstning, skulle det ha varit ett uttryck för politisk självmedvetenhet.
På liknande sätt är det bra att José Manuel Barroso, den nominerade ordföranden, har dragit den politiska lärdom han behövde dra av debatten. Han har kunnat anpassa kommissionen så att den skall få bredast möjliga stöd i parlamentet. Han lägger härigenom en stadig grund för samarbetet mellan parlamentet och kommissionen.
Jag står i stor tacksamhetsskuld till er, herr talman, för de ord av stöd och solidaritet som ni den 15 november riktade till den nederländska regeringen och hela det nederländska folket. Tillåt mig att besvara dessa ord i min egenskap av nationell företrädare.
Ur rådets synvinkel är utgången också positiv. Rådet vill skrida till verket med parlamentet och kommissionen. Vi står inför viktiga frågor och viktiga vägval. Jag har stora förhoppningar om att Europaparlamentet i morgon kommer att uttrycka sitt förtroende för kommissionen, och vi kommer därefter att kunna kavla upp skjortärmarna.
Nederländerna är stolt över sin mångfald. Sedan andra världskriget har vi tagit emot stora grupper av människor från många länder – några därför att de var förföljda, andra därför att de kunde bygga sig en bättre framtid med oss och var välkomna förstärkningar på vår arbetsmarknad. Dessa människors bidrag till vårt samhälles kvalitet är enormt och uppskattat.
I dag hör de och deras släktingar hemma bland oss, ett ”hemmahörande” som kräver hänsynstagande och ansträngning från båda parter. Integration är en komplex fråga som berör såväl identitet, normer och värderingar som viljan att lära känna och förstå varandra. Samtidigt kräver integration även att de grundläggande reglerna i vårt samhälle respekteras och följs: åsiktsfrihet, religionsfrihet och respekt för den demokratiska rättsstatsprincipen, som måste erbjuda enskilda det skydd som de har rätt till.
Förra gången jag hade förmånen att tala inför parlamentet sade jag, om Turkiets utsikter att ansluta sig till unionen, att det inte handlar om islam eller religion. Jag skulle vilja upprepa det i dag. I vårt europeiska samhälle finns alla förutsättningar för att människor med olika tro skall kunna leva vid sidan av och tillsammans med varandra. Vad som inte kan godtas är att religion används som förevändning att angripa människor, skolor, moskéer eller kyrkor. Detta är något vi alla, i hela Europa, måste bekämpa med övertygelse och beslutsamhet.
Herr talman! När ni i måndags uttryckte ert stöd underströk ni den betydelse de nyligen inträffade händelserna i Nederländerna har för hela det europeiska samhället, och jag håller med er om det. I Nederländerna är man övertygad om att vi måste arbeta effektivare tillsammans i kampen mot terrorismen. De våldsamma reaktionerna och motreaktionerna efter mordet på Theo Van Gogh har återigen visat att det finns spänningar i vårt samhälles struktur. Även i Europa måste vi lära av varandra när det gäller att integrera minoriteter. Jag skall strax mer i detalj gå in på det fleråriga programmet för rättsliga och inrikes frågor, Haagprogrammet, som syftar till en fördjupning på båda områdena."@sv21
|
lpv:unclassifiedMetadata |
"Balkenende,"5,19,15,1,18,14,16,11,3,13
"Communicating Europe"5,19,15,1,18,14,16,11,3,2,13
"Communicating Europe,"5,19,15,1,18,14,16,11,3,13
"Fungerend voorzitter Raad"5,19,15,1,18,14,16,11,13
"a window of opportunity"2
"islam"12
"mid-term review"5,19,15,1,18,14,16,11,3,13
"roadmap"5,19,15,1,18,14,16,11,3,13
"stick"5,19,15,1,18,14,16,11,2,13,3
"window of opportunity"5,19,15,1,18,14,16,11,3,13
|
Named graphs describing this resource:
The resource appears as object in 2 triples